Nivellering
Yezkilim
Vroeger was een leraar iemand die op een middelbare school les gaf en aan een universiteit had gestudeerd, later mocht dit ook een lerarenopleiding zijn. Weer later werden én het niveau van de lerarenopleiding én de bijbehorende eisen voor de vooropleiding drastisch verlaagd, zodat het steeds vaker voorkomt dat scholen met slimme leerlingen moeite hebben om even slimme leraren te vinden. Nog weer later werden ook onderwijzers, gevolgd door alle anderen die lesgeven tot leraar bevorderd. Binnenkort zijn ongetwijfeld de crècheleidsters m/v aan de beurt.
Ooit was je student als je aan een universiteit studeerde. Toen gingen ook de HBO-ers zich zo noemen, gevolgd door de MBO-ers. Het is een kwestie van afwachten tot ook de VO-leerlingen zich studenten gaan noemen. Waarna uiteraard de basisschoolleerlingen zullen volgen. En ook de term afstuderen is niet meer voorbehouden aan studenten: ook MBO-ers en zelfs VMBO-ers zeggen steeds vaker dat ze aan het afstuderen zijn.
Tot zover de nivellering in de naamgeving. Maar er is meer aan de hand. De leerlingen kunnen en weten steeds minder en worden steeds minder slim. Steeds meer leraren durven dit hardop te zeggen. Want zelfs wanneer ze precies dezelfde uitleg en precies dezelfde proefwerken geven als vroeger, krijgen ze véél lagere gemiddelde resultaten. De kinderen overhalen om (nog?) harder te werken, heeft geen effect en dus passen ze, om niemand aan het schrikken te maken, de normen voor de proefwerken aan.
Ook de overgangsnormen worden aangepast als er teveel kinderen dreigen te blijven zitten, zie bijvoorbeeld een oproep in de wiskundE-brief nr. 518 van 7 februari. En een leraar die niet mee wil doen, die voet bij stuk houdt en gewoon driekwart van de klas een keiharde onvoldoende geeft of de halve klas wil laten doubleren, krijgt het flink aan de stok met zijn of haar collega’s.
Ze moeten natuurlijk wel examen doen, straks. Maar ook daar is niemand bang voor. Want over de ene helft van het examencijfer gaat de school zelf, die zelf de normen bepaalt, en over de andere helft gaat een landelijke commissie, die een heel speciale werkwijze heeft: ze laat geen examens-met-normeringen samenstellen, maar laat de normering pas bepalen wanneer het examen afgenomen is en alle behaalde puntenaantallen in het landelijke examencomputersysteem staan, omdat de normering elk jaar opnieuw bepaald moet worden aan de hand van weer een andere norm: het percentage voldoendes dat er voor het betreffende vak nodig is het gewenste percentage geslaagde examenkandidaten te bereiken.
Twee voorbeelden.
1) Normaal gesproken wordt bij open vragen de volgende normering gebruikt: cijfer = (jouw score) ÷ (maximale score) x 9 + 1, zodat je met alles goed een 10 hebt, met de helft goed een 5.5 (nog net een voldoende) en met alles fout een 1. Maar moet de norm worden aangepast om genoeg leerlingen een voldoende te geven, dan wordt de normering bijvoorbeeld: cijfer = (jouw score) ÷ (maximale score) x 6 + 4. Dan heb je met alles fout nog steeds een 4 en met maar een kwart goed nog steeds een voldoende.
2) Bij multiple-choice vragen ligt het anders. Bij honderd vierkeuzevragen bijvoorbeeld, is een eerlijke berekening, na een verhoging van scores onder de 25 (de gokdrempel voor honderd vierkeuzevragen) naar 25: cijfer = (jouw score – 25) ÷ 75 x 9 + 1. Maar ook hier kun je x 9 + 1 vervangen door, bijvoorbeeld, x 6 + 4.
En dan nu een mogelijke oorzaak van de ‘noodzaak’ tot nivellering. Misschien wist of raadt u het al: ook met de CITO-toets uitslagen (waarover ik al eerder schreef, in Musical) is er van alles aan de hand.
Ten eerste is er het verschijnsel dat ambitieuze ouders hun kinderen steeds vaker naar trainingen sturen waar tot vervelens toe losse vragen, uit de context dus, uit oude CITO-toetsen worden geoefend.
Ten tweede wordt ook voor de CITO-toets de normering voortdurend aangepast, maar hier is het doel niet zozeer het voorkómen van teveel lage scores, maar meer het zorgen voor voldoende hoge scores. De norm is hier dat elk jaar opnieuw pakweg één procent van de deelnemers de maximum score moet behalen en pakweg tien procent een gymnasium- of VO-score. En daarom moet elk jaar opnieuw niet alleen de formule voor de cijferberekening voor de circa 300 vier- en vijfkeuzevragen worden aangepast, maar ook het aantal fouten dat je mag hebben om nog steeds de maximale score van 550 te krijgen!
Het zou dus best wel eens zo kunnen zijn, dat, elk jaar opnieuw, het gemiddelde kind met een gymnasium-CITO-score een lagere score zou hebben dan de kinderen met dezelfde score van het vorige jaar wanneer de normen niet jaarlijks zouden worden aangepast en wanneer er niet steeds vaker geoefend zou worden met het domweg uit je hoofd leren van oude CITO-antwoorden. En dan zou het óók best wel eens hierdoor kunnen komen dat de gemiddelde gymnasiast inderdaad elk jaar minder kan en weet en minder slim is.
Yezkilim is een full-time allround compulsief obsessief probleemoplosser, met als specialiteit radicale onderwijshervormingen. Daarnaast is ze wiskundeleraar.
Yezkilim, 15.02.2010 @ 16:14
30 Reacties
op 15 02 2010 at 16:34 schreef Max J. Molovich:
Een groot probleem, inderdaad, het aanpassen van de normering aan het niveau van de leerlingen zodat er genoeg leerlingen slagen. Overigens heb ik ook op de universiteit gezien dat er bijvoorbeeld voor hele slechte eindscripties geen onvoldoendes gegeven worden. Want het zou toch niet zo zijn dat iemand in vier of vijf jaar een hele studie heeft doorlopen en niks blijkt te hebben geleerd.
Er moet een soort systeem komen, een keurmerk of zo, dat aangeeft welke eisen een school of universiteit aan haar leerlingen stelt.
In het verlengde hiervan: ik hoorde laatst dat docenten op een niet nader te noemen hogeschool te Amsterdam te horen krijgen dat leerlingen niet langer dan 15 minuten hun aandacht kunnen vasthouden. In plaats van de leerlingen te stimuleren toch een heel uur geconcentreerd te blijven, moeten leraren het verhaal dat ze normaliter in een uur zouden vertellen, tot een kwartier terugbrengen en dat dan vier keer vertellen.
op 15 02 2010 at 16:35 schreef Benech:
Klopt, het onderwijs is stuitend. Ik heb eens vergeleken welke bewerkingen ik moest kunnen aan het eind van mijn VWO (rond 2000) en wat tegenwoordig een Havist lichting 2008 moest kunnen. Ik verbaasde me er over. De jongen van 8 jaar jonger dan ik kon niet twee getallen van twee cijfers vermenigvuldigen uit zijn hoofd, kon geen staartdelingen maken, beheerste geen enkele vorm van functieanalyse, beheerste geen abc-formule enz enz. Nu kan je wel zeggen: “dat heb je allemaal niet nodig als je geen beta- bent”, maar ondanks dat die jongen geen beta-kant op is gegaan, is hij wel toegelaten tot een economische opleiding.
op 15 02 2010 at 16:53 schreef yurp:
Ik verbaas me over het niveau van het HBO waar ik nu part-time scholier (is dat beter Yezkilim?). Zonder al teveel moeite rol je daar doorheen. Een voldoende is al snel behaalt. Is dat nu hoger onderwijs?
op 15 02 2010 at 16:56 schreef yurp:
Benech, zaken uit je hoofd kunnen uitrekenen is in de tijd van computers en rekenmachines ook niet meer een echt benodigde vaardigheid. Als je maar ongeveer weet wat eruit moet komen zodat je ziet of je de berekening foutief hebt ingetypt op je rekenmachine. De rest is dan vrij overbodig.
op 15 02 2010 at 17:07 schreef Benech:
Ben ik om meerdere redenen niet met je eens. Allereerst is het een goede vaardigheid om een goed getalsinzicht te krijgen om te beoordelen of je het allemaal wel goed hebt ingetoetst. Dat beoordelingsvermogen verlies je als je alles vanaf de eerste klas op je tegentuig moest doen. Ten tweede is het van belang omdat je als normaal zinnig mens niet wil hoeven vertrouwen op electronica. Je maakt je daarmee enorm afhankelijk. Ten derde is een rekenmachine vaak overbodig.
Bij mij op de middelbare school was een rekenmachine in de 1e klas verboden materiaal bij alle vakken. In de tweede klas werd het bij wiskunde toegestaan, maar was het nog steeds bij natuurkunde verboden. Pas vanaf de derde klas is het bij natuur-, wis- als scheikunde toegestaan. Toen mijn wiskundeleraar in 4VWO vertelde dat je na 4VWO voor wiskunde B geen rekenmachine nodig had, geloofde ik er geen barst van maar heb toch regelmatig mijn rekenmachine thuisgelaten. Na enige oefening was ik zelfs zo ver dat ik mijn eindexamen wiskunde B zonder rekenmachine kon maken. Niet omdat ik zo’n held was in wiskunde, maar omdat ik kon vertrouwen op mijn vaardigheden.
Terug weer naar die jongen waar ik het over had: zodra hij een opgave voor zijn neus kreeg, begon hij met intoetsen op zijn rekenmachine. Moet hij vooral doen, maar bij mij was een rekenmachine vaak alleen nog voor de laatste rekenstap of de laatste controle. Meer zou het ook niet moeten zijn.
op 15 02 2010 at 17:33 schreef yurp:
Ik hoorde laatst dat scholieren niet meer leren staartdelen maar nog slechts schatten van de uitkomst. Eerst vond ik dit ook waanzin totdat ik me besefte dat schatten veel sneller gaat en ook kunt beoordelen of je het wel goed hebt ingetoetst. Je andere argument is natuurlijk wel valide. Zo worden leerlingen door de spellings-checker ook bizar slechte spellers. Het juiste gebruik van ‘grote’ en ‘grootte’ kun je niet uit de checker halen en daar gaan ze bijna allemaal nat. Gedeeltelijk ben ik het dus wel met je eens. Eerst de basis kennen en dan electronische hulpmiddelen gebruiken.
op 15 02 2010 at 18:28 schreef Benech:
yurp: In de functieanalyse is staartdelen ook nog steeds nuttig. Nuttiger dan schatten. [beta-alert] Je kan bijv. assymptoten uit rekenen dmv staartdelen van functies. [/beta-alert]
op 15 02 2010 at 21:44 schreef herman van der helm:
“De leerlingen kunnen en weten steeds minder en worden steeds minder slim.”
Het eerste heeft iets te maken met het lesgeven en de criteria hiervoor, maar het tweede ligt volkomen aan het individu. Er zijn ontzettend slimme mensen, die geen of nauwelijks scholing hebben gehad. Er zijn ook veel niet slimme mensen met een hoge opleiding.
op 15 02 2010 at 22:29 schreef Yezkilim:
Herman,
Het gaat hier over kinderen van 11 of 12 jaar. Die zijn nog geen van allen hoog opgeleid.
De CITO-score die je behaalt hangt af van hoeveel je kunt en weet en van factoren als faalangst enzo.
Maar uit een hoge CITO-score blijkt ook dat je een stuk slimmer bent dan gemiddeld. (Het omgekeerde geldt uiteraard niet per se.) Want, een bewijs uit het ongerijmde, als je niet slim bent, zal het je niet lukken om op tijd genoeg kennis en kunde op te doen om een hoge CITO-score te behalen.
Wordt er geknoeid met de CITO-score, dan vervuil je dus niet alleen het beeld van de kennis en kunde van de kandidaatjes, maar ook dat van hun intelligentie.
op 15 02 2010 at 22:43 schreef colliding positron:
Benech, dat moet je eens uitleggen: staartdelen van functies om asymptoten te berekenen?
Volgens mij hebben we daar differentiaalrekening voor. Ik hoop dat differentiaal- en integraalrekening niet uit het middelbare-schoolcurriculum geschrapt zijn (Yezkilim?)
op 15 02 2010 at 23:42 schreef herman van der helm:
“Het gaat hier over kinderen van 11 of 12 jaar. Die zijn nog geen van allen hoog opgeleid.”
ik ben misschien niet slim, maar ik kan nergens in jouw openingsbijdrage ontdekken dat het over deze leeftijdsgroep gaat.
Het citaat: “De leerlingen kunnen en weten steeds minder en worden steeds minder slim.” komt uit de derde alinea.
Slim en CITO score hebben niet zoveel met elkaar te maken. Mijn zoon die behoorlijk dyslectisch is, heeft een hele lage CITOscore,omdat hij niet wilde laten zien waar hij slecht in was. Hij heeft bijna niets ingevuld. Nadat hij de kopklas heeft gedaan zit hij nu met succes op de HAVO. Opmerkingen die hij maakt en inzichten die hij heeft geven mij het idee dat ik met een zeer schrander persoon heb te maken. Wordt ook erkend door de leerkrachten. Zijn cijfers houdt hij bewust laag, om niet uit de gezellige groep waar hij nu inzit te hoeven. Leerkrachten geven aan dat hij met gemak VWO zou kunnen doen met zijn dyslectische hulpmiddelen. Hij voelt zich echter prima in zijn klas.
op 15 02 2010 at 23:51 schreef MNb:
Om te weten hoe het werkelijk staat met het Nederlandse onderwijs moet men over de grens kijken – naar de voormalige kolonie Suriname om precies te zijn. Het onderwijs alhier was in 1970, dus voor de Mammoetwet, precies hetzelfde als daar in Nederland.
Suriname heeft ook enige onderwijsveranderingen meegemaakt, maar bepaald niet die van Nederland. Nou kan ik alleen oordelen over mijn eigen vakken, wiskunde en natuurkunde. Eén voorbeeld volstaat. De kinderen hier in Sur. krijgen de cosinusregel in MULO-4, dwz op 15-jarige leeftijd, zoals mijn zoon. Jullie kinderen krijgen hem in VWO-5, dwz 1 tot 2 jaar later …
De oorzaak is eenvoudig en daarmee heeft Max meteen zijn antwoord. Suriname heeft voor elke opleiding eindtermen vastgesteld, dwz wat de studenten moeten kennen en kunnen om een diploma te halen. Aan die eindtermen is nooit gemorreld zoals in Nl. Elke leraar (m/v) weet dus precies welk niveau bereikt moet worden.
Nou hebben Surinaamse leraren (m/v) dezelfde ondeugden als de Nederlandse en misschien nog wel een paar meer. Het komt dus voor dat ll slagen met een 8 gemiddeld voor het gemiddelde schoolonderzoek en een 3 tot 4 voor het centraal examen. Dat komt de betreffende leraar en eventueel school op een bezoek van de inspectie te staan. Geloof me, dat is niet leuk. De inspecteurs (m/v) zijn geen watjes zoals die in Nl. Eén van hun hoofdtaken is de bewaking van de kwaliteit van het onderwijs en dat doen ze met enthousiasme.
Er is in het Surinaams onderwijs ook het één en ander mis, zeer zeker. Het slagingspercentage op mijn school is af en toe dramatisch laag. Maar wat we afleveren heeft kwaliteit. Slimme leerlingen – die hebben we ook – komen dan ook volop aan bod.
Elk jaar doen op de Nederlandse ambassade een aantal Surinaamse leerlingen het Nederlands staatsexamen. Is er nog iemand verbaasd dat dat slagingspercentage 95% bedraagt? Ik heb besloten – ook om andere redenen – dat mijn zoon die route gaat volgen.
op 16 02 2010 at 00:02 schreef Benech:
Colliding positron:
f(x)=(x^2+2x+2)/(x+1)=
x+1/x^2+2x+1\x+1+1/(x+1)
… x^2+x
… ——–
……. x+2
……. x+1
……. ——
………..1
Schuine asymptoot is dan 1/x+1
Andere asymptoot is dan de limiet voor x -> oneindig
op 16 02 2010 at 00:03 schreef Benech:
Klein rekenfoutje, breuk in staartdeling moet +2 zijn. Sorry Peter.
op 16 02 2010 at 02:31 schreef hj:
De norm is hier dat elk jaar opnieuw pakweg één procent van de deelnemers de maximum score moet behalen en pakweg tien procent een gymnasium- of VO-score. En daarom moet elk jaar opnieuw niet alleen de formule voor de cijferberekening voor de circa 300 vier- en vijfkeuzevragen worden aangepast, maar ook het aantal fouten dat je mag hebben om nog steeds de maximale score van 550 te krijgen!
Dat vind ik nog niet zo’n gek systeem. Het is namelijk meer voor de hand liggend dat het aantal kinderen met een bepaald intelligentieniveau in zo’n grote groep ieder jaar gelijk is, dan dat de CITO-toets precies hetzelfde niveau heeft.
Verder ben ik het wel eens met de stelling dat het onderwijs er niet echt op vooruit is gegaan. De oude stijl-examens Economie die wij maakten bij wijze van examentraining waren een heel stuk pittiger dan ons VWO-examen in 2001 (eerste lichting studiehuis).
op 16 02 2010 at 10:11 schreef colliding positron:
Benech, je gebruikt die staartdeling alleen maar om de functie hapklaar te maken voor de limietbenadering.
Overigens moet het volgens mij zijn: schuine asymptoot volgt uit x->oneindig, d.w.z. 1/(x+1)->0,
waardoor voor de asymptoot geldt: fx->x+1
De andere asymptoot volgt uit x -> -1
Een algemenere methode voor minder doorzichtige functies is gewoon de limieten van de afgeleide bepalen. Je krijgt dan de helling van de asymptoot. In jouw geval:
f’x -> 1/(x+1) {2x + 2 – x/(x+1)*(x+2)}
voor x -> oneindig: f’x -> 1
Hoe je dan de y-offset bepaalt weet ik zo even niet. Maar dat weet Yezkilim vast wel.
op 16 02 2010 at 11:10 schreef Benech:
Klopt, ik was vreselijk moe en merkte in bed gisteravond al dat er een fikse rekenfout in zat maar ik was te moe om de computer aan te zetten en ‘m eruit te halen. Maar dat ‘hapklaar maken’ zoals je het noemt, werkt stukken sneller en overzichtelijker dan direct met limieten te frutselen.
De y-offset bepaal je als volgt: vul je limiet van x-> 0 in de afgeleide functie en dan heb je volgens mij de richtingscoefficient van je asymptoot. Althans, ik zeg dit even tussen een DVDtje van The X-files door uit het hoofd.
op 16 02 2010 at 11:32 schreef yurp:
Beta-alert indeed ;) Mijn hoofd tolt al als ik alleen maar naar de discussie tussen jullie kíjk…
op 16 02 2010 at 11:45 schreef Benech:
Daarom stel ik resoluut voor deze interne discussie over wiskunde te stoppen. Hebben, afgezien van CP en ik en heel misschien Yezkilim niemand wat aan. De rest, sorry voor de overlast, dit soort huiswerkvraagjes stelt CP maar vrolijk verder op het wetenschapsforum oid wat mij betreft.
op 16 02 2010 at 12:02 schreef colliding positron:
(alfa alert) Wel heb ik het gevoel dat jouw functie naast de onmiskenbare schoonheid van al die sterretjes, deelstreepjes haakjes en plusjes, verwijst naar een hogere macht van asymptotische ongrijpbaarheid(/alfa alert)
op 16 02 2010 at 13:30 schreef Yezkilim:
Ik geniet met volle teugen, maar bemoei me lekker niet met jullie wiskussie.
Mijn specialiteiten zijn overigens de onderbouw, de aansluiting van de basisschool op het voortgezet onderwijs en, dat gaat goed als je een talige beta bent, leuke alternatieve uitlegjes bedenken en verwoorden.
Ik hoop trouwens dat Peter, na mijn stukje ‘Pythagoras’ van destijds, ook het nieuwe wiskundestukje dat ik hem stuurde gaat plaatsen.
op 16 02 2010 at 13:36 schreef colliding positron:
Yezkilim: Wat vind je van het PISA onderzoek uit 2003? Daaruit bleek toch dat de Nederlandse jeugd van rond de 15 jaar het internationaal gezien niet zo slecht deed.
op 16 02 2010 at 14:09 schreef Yezkilim:
Dat onderzoek zegt niet per se iets goeds over Nederland, want in het algemeen, en dus ook voor PISA, geldt: als iemand of een groep het beter doet dan iemand anders of een andere groep, betekent dit echt niet per se dat wie het beter doet, het goed doet: het zou ook wel eens kunnen zijn dat de ander of de anderen het gewoon nog slechter doen!
Overigens rekenen ze momenteel in China stukken beter dan hier, maar wat wil je, daar hebben ze op de basisschool iedere dag twee uur rekenen, terwijl wij daar helaas, helaas, maar drie kwartier tot een uur per dag voor uit willen trekken.
op 16 02 2010 at 14:23 schreef colliding positron:
Het moet toch niet moeilijk zijn om een standaardtest te maken en die over meerdere jaren voor te leggen aan een representatieve steekproef uit een bepaalde leeftijdsgroep. Als de test steeds onaangekondigd afgenomen wordt kunnen de kinderen zich niet voorbereiden, en krijg je een beeld over de ontwikkeling van het absolute kennisniveau.
op 16 02 2010 at 15:01 schreef Yezkilim:
Natuurlijk is dat niet moeilijk, dat soort tests zijn er ook genoeg, CITO’s, eindexamens, maar ja, vind maar eens uit wat de werkelijke uitslag is, zodat je kunt vergelijken, wanneer ze de normen elk jaar aanpassen.
Jouw prima idee van een nieuwe, extra, onverwachte en WEL vergelijkende toets, met VASTE normen, is misschien iets voor een commercieel onderzoekbureau? Als je de scholen beloont en de resultaten anoniem publiceert, doen ze vast allemaal mee. Alleen heb ik zomaar het gevoel dat de politiek hier niet alleen niet voor zal willen betalen, maar het ook nog eens zal proberen te verbieden…
Vergis je trouwens niet in het realiseren van de relevante steekproef die je voorstelt. Dat is zo makkelijk nog niet. Die moet heel groot zijn, en elk jaar hetzelfde, want er zijn scholen in steden, in dorpen, zwarte en witte scholen, scholen met een hoge eigen bijdrage en met een lage, Montessori- en Daltonscholen, enzovoorts en die zullen allemaal andere resultaten geven!
op 16 02 2010 at 18:10 schreef Elin:
Ik heb die staartdelingen ook nooit gehad. (Wel gewoon leren rekenen, niet schatten.) Op mijn basisschool zeiden ze dat dat niet meer nodig was. Volgens mij kan ik daardoor sneller hoofdrekenen. Alleen staartdelen bleek dus idd wel van pas te komen bij differentiaalvergelijkingen, zoals hierboven al uitgelegd… Maar het hoeft daarbij idd niet per se.
Anyway, de kennis van Frans en Duits gaat volgens mij ook flink achteruit. Da’s niet goed voor Nederlands internationale handelspositie. De nadruk ligt erg op praktisch spreken en luisteren tegenwoordig. Maar als je de grammaticale regels er niet stevig inramt, dan leert men die doorgaans nooit meer.
De Duitse naamvallen heb ik zo’n beetje zelf geleerd (door zo’n schema als bureaubladachtergrond in te stellen) – op school toentertijd niet, want de naamvallen waren altijd maar een kleiner onderdeel van één toets. Als je die naamvallen dan gokte (zeg 30% goed), en de rest van de toets goed maakte, had je toch wel een 8.
Wat ik hiermee wil zeggen is, ze kunnen een bepaald (moeilijk) onderwerp wel behandelen, maar als ze het “uitsmeren” over toetsen, zeggen hoge cijfers voor al die toetsen bar weinig over één zo’n onderwerp.
op 17 02 2010 at 20:06 schreef p.wielaard:
Zo bluffers ! Wie pist er nu het verst was toch niet zo’n heel erg vreemde analyse laatst. @Yurp: op mijn atheneum was het voltooid deelwoord “behaald” met een d op het eind.
op 18 02 2010 at 15:11 schreef Daan:
Yezkilim, heb jij wiskunde gestudeerd of heb je HBO-Lerarenopleiding Wiskunde gedaan? Want dat zou echt wack zijn.
op 18 02 2010 at 23:07 schreef mariska:
De basisschool van mijn zoontje heeft evenveel kinderen als mijn basisschool vroeger. Toen had iedere klas één leerkracht, de leraar van klas 6 was ook nog directeur en er was 8 uur een handwerkjuf. Verder niets.
Nu is er een full time directeur, twee remidial teachers, 14 uur per week een soort maatschappelijk werkster, 3 leerkrachten zijn ook nog bouwcoordinator, twee leerkrachten schrijven handelplannen van de zorgteams die ze voorzitten, er is 8 uur een leerkracht voor de plusklas voor kinderen die meer aankunnen. Leerkrachten zitten in werkgroepen voor bijvoorbeeld creatieve projekten, uitjes, sportdag. Tevens lopen er veel ouders rond die computerles en handwerkles geven, een ouderraad en een medezeggenschapsraad. En er komt 3 dagen per week iemand die als ouders € 60,= per week extra betalen dyslectische kinderen apart onder handen neemt. Ook komt de logopediste en de schoolbegeleidingsdienst langs voor onderzoek van kinderen. De leerlingen vullen evaluaties in over hoe zij zich op school voelen en daar maakt die dienst uitdraaien van die ze met de leerkracht bespreken.
Vandaag een gesprekje met de kleuterjuf die al zo’n 30 jaar meeloopt. Alle kinderen, ook de kleuters doen regelmatig cito toetsen. Alle vorderingen moeten worden geregistreerd. Er zijn een paar kinderen die continu om grenzen vragen of op schoot moeten zitten om ze rustig te houden. Het gaat er soms hard aan toe. Gestreste ouders of hun kind wel voldoende uitdaging heeft. Kinderen die extreem mondig zijn. Ze ging vroeger na schooltijd gelijk naar huis, nu zit ze nog uren op school. Veel voorbereiden en vergaderen. “Dit is een heel andere tijd.”
En toch kunnen die kinderen minder?
op 20 02 2010 at 00:04 schreef Yezkilim:
Daan, zullen we voor prive dingen even apart gaan in plaats van iedereen er mee lastig te vallen? Mail je me via mijn website?
Mariska, misschien komt dit mede DOOR al die dingen, in plaats van ondanks… maar eigenlijk gaat mijn verhaal over kinderen met hetzelfde toetsresultaat die toch minder kunnen omdat de toetsen steeds soepeler worden nagekeken.