Wonen of niet wonen
Louis Couperus
Illustratie: Yana Frank
‘Wonen of niet wonen’, ik heb er indertijd een suggestief feuilleton over geschreven; het was jaren geleden en – ik herinner het mij nog heel goed – het was in Genève en wij woonden niet en ik somde in mijn feuilleton op alle goede dingen, die wonen inhield en alle – misschien – betere dingen, die des niet-wonens waren.
O, ik herinner het mij heel goed: het was in den jare ’11 en wij zwierven de wereld rond met 250 k.g. bagage en het was toch zoo luchtig en prettig in me en om me en ik voelde me zoo vrij als een vogel en mijn imposante koffers bezwaarden mijn leven heelemaal niet. Sedert gingen wij om een gril naar Spanje; van Toledo besloten we in een half uur naar München te gaan en van München gingen we regelrecht naar Florence: daar had ik wat meubels staan en een soort home in een oud paleis, dat ik met wellust in de Nederlandsche literatuur heb vereeuwigd.
En toen brak de booze oorlog uit en we dwongen ons in Italië te blijven maar een vreemd gevoel van heim wee trok ons naar de Lage Landen terug, naar ons Kanninefaatsche vaderland, naar de plek in de wereld, waar het, het allermeeste en altijd, in elk seizoen, u om de ooren waait en waar ik nu eenmaal, om een vreemd toeval, geboren werd.
En veilig en gedorloteerd en zelfs een beetje gefêteerd in mijn bries-doorblazen geboorteland ‘woonde’ ik meer dan vijf jaren lang tusschen dezelfde muren. De vagebond, die ik ben, herkende zichzelven niet meer. Ik ‘woonde’! Ik was een gezeten Haagsch burger, ik betaalde op gezette tijden huishuur en belasting – ik ben allemachtig correct in die dingen – gezellige meubels stonden om mij rond, er kwamen er zelfs uit het oude Florentijnsche paleis over; gezellige gordijnen hingen hunne stil stemmige plooien rondom mijne peinzingen en arbeid tevens, want die vijf Hollandsche jaren lang arbeidde ik, geloof ik, nog meer dan ik peinsde en als ik het kan bolwerken is zoo véél arbeiden niet volgens mijn zede.
Maar het iedere jaar duurdere vaderland, waar de gewichtige Gulden de standaard is, die staat als een paal boven water, dwong wel zijn literairen zoon te arbeiden als een neger in de tuinen der Nederlandsche tale en gehoorzamend dien lieflijken dwang, arbeidde hij binnen de perken van het vaderlandsche woord en schreef ‘De Komedianten’ om te vervolgen met ‘De Verliefde Ezel’ en ‘Het Zwevende Schaakbord’ (de titels alleen waren al trouvailles) ten einde daarna niet te eindigen vóór hij Xerxes’ Hoogmoed verheerlijkt had en Alexander den Groote als den Perzischen Iskander een aureool om het aanbiddelijke hoofd had ontstoken.
Maar toèn – het was vijf volle jaren arbeid plus vaderland samen – zeide hij: oef!!!, rekte de armen, pakte zijn koffers, die de 160 k.g. (voor zijne egâ en hem) niet overschrijden mochten, meldde zich officieel en officieus ‘af’, voldeed wel zijn schuldjes, gelooft hij, maar nam niet van iedereen afscheid, bevreesd, dat hij den trein niet zoû halen, als hij zoo vele sympathieke handdrukken en embrassades moest wisselen en verdween zooal niet met de Noorderzon toch niet geheel en al correct, met een gezondheid, een weinig ge-altereerd door het wisselvallige klimaat van tusschen de duinen en ruige hoeken, waar men stookt in Augustus om in October weêr eens een witten pantalon te dragen te midden van dwarrelende en gelende bladeren…
Verdween, herhaal ik, over Brussel en Parijs – die beminde steden – om nu in zalig Marseille, de oogen gericht naar de Algerijnsche stranden, het oogenblik af te wachten, dat er een weelderige promenade-deck-cabine vrij is op een der steamers van de Trans-atlantique (waarom niet Trans-Méditerranée?) die hem over zal voeren naar de verre kimmen van het Atlas-gebergte.
Dit is het eerste deel van de avonturen van Louis Couperus (1863 – 1923) in Noord-Afrika, in 1921 in feuilletonvorm verschenen in de Haagsche Post, later gebundeld als ‘Met Louis Couperus in Afrika’.
Louis Couperus, 01.05.2010 @ 09:54
5 Reacties
op 01 05 2010 at 14:02 schreef leo schmit:
Mijn koffers zijn slechts 20 kg zwaar, vanochtend stond er 21,5 op de teller in Banda Aceh, maar ik heb dan ook geen ega op sleeptouw.
Penang is aardig maar niet te vergelijken met Louis’ beminde steden.
Ik wacht de avonturen van Louis in Noord Afrika met spanning af.
op 01 05 2010 at 18:36 schreef MNb:
Vanzelfsprekend ben ik een volstrekte cultuurbarbaar, maar ik vind Couperus onleesbaar. Daar staat dan wel weer tegenover dat ik me een week of twee met Jacob van Lennep’s oer-Hollandse tegenvoeter van Alexandre Dumas heb vermaakt, genaamd De Lotgevallen van Ferdinand Huyck, dat wel. Dus wellicht vallen de literaire hotemetoten niet al te hard.
op 01 05 2010 at 19:09 schreef Petrus de Rewa:
Mooi, Peter! Het komt niet vaak voor dat mensen ook echt lezen wat ik ze aanraad…
op 01 05 2010 at 20:03 schreef Peter:
Aha, dus jij bent die jongen van Teszelszky. Was een goede tip, bedankt!
op 02 05 2010 at 13:53 schreef hj:
Ik vind Couperus juist opvallend leesbaar, gezien z’n taalgebruik en het feit dat hij een eeuw geleden leefde en schreef.