‘Wat de Nederlanders hebben gedaan is in de doofpot gestopt’
Peter Breedveld
Morgen beginnen weer de Stripdagen in Haarlem. Eén van de dingen die ik er beslist wil zien, is de expositie van Peter van Dongen, auteur van de onvolprezen Rampokan-reeks. Jaren geleden interviewde ik Van Dongen voor Stripschrift, dat interview is later opgenomen in het Rampokan Schetsboek, maar ik heb het nog nooit gedeeld met de lezertjes van Frontaal Naakt. Bij deze dan. Weet dat het stuk acht jaar oud is, en dat sommige informatie dus is verouderd.
Op 16 augustus 1945, één dag na de capitulatie van Japan, werd de grootvader van striptekenaar Peter van Dongen door de Japanners onthoofd. “Mijn opa was officier in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL)”, vertelt van Dongen. “Hij was Indo-Europeaan, zat in Menado, in Noord-Celebes, stond pal voor Koningin en vaderland en voor de Nederlandse driekleur. Hij moest zijn wapens inleveren aan de Japanners, dan zou hij verder ongemoeid worden gelaten. Dat weigerde hij, uit loyaliteit. Daarom is hij onthoofd.”
Van Dongen is een pezige, niet onknappe dertiger met een getinte huid, sluik zwart haar en een stoppeltjesbaard. Zijn ogen lachen altijd. Hij zit in de huiskamer van zijn appartement in Amsterdam-Zuid, waar het naar Indische kruiden ruikt. Een Javaans houten beeldje en een donkerbruine kast in art deco-stijl roepen herinneringen op aan de Nederlands-Indische kolonie. Op de kast staat het beeldje uit het Kuifjeverhaal Het gebroken Oor. Eén van de wanden van een belendende kamer is behangen met foto’s van de families van Van Dongen en zijn vrouw. Foto’s van Aziatisch ogende mensen die volgens de mode van de jaren dertig zijn gekleed, en van mensen met rossig, golvend haar. “Door hun kleine, amandelvormige ogen hebben de familieleden van mijn vriendin ook wel iets Chinees”, meent Van Dongen. Op één foto poseren zijn Indische oudtante en haar man in Volendamse klederdracht voor een oer-Hollandse schouw.
Boot naar Nederland
Toen Van Dongen klein was, was hem wel eens verteld dat zijn opa was gesneuveld in de oorlog, maar het fijne wist hij er niet van. “Mijn oma kon daar nooit over praten, dan begon ze meteen te huilen. Dan stel je dus maar geen vragen meer, je wilt je oma natuurlijk niet zien huilen. Maar één keer heeft ze toch alles verteld.” Het heeft Van Dongen altijd beziggehouden. “Dan denk je: ‘Als het bericht van de capitulatie net iets eerder was binnengekomen, dan had hij misschien nog geleefd’.”
Het kamppak dat Van Dongens grootvader droeg in het Jappenkamp, werd eens tentoongesteld in het Indische Huis in Den Haag. “Zie je daar dat pakje van je opa op zo’n pop. Er zaten roodbruine vlekken op. Kan ook roest zijn, natuurlijk. Maar het is toch wel heftig. Door zo’n pak wordt alles opeens tastbaar. Je gaat fantaseren… Hij is veertig geworden, twee jaar ouder dan ik nu ben.”
“Hij was gewoon stom”, zegt hij plots op hardere toon. “Hij had gewoon zijn wapens moeten inleveren. Wat nou, driekleur en Oranje? Wat heb je nou met Nederland? Mijn oma kwam in 1950 naar Nederland met haar drie dochters en heeft een heleboel moeite moeten doen om überhaupt op de boot naar Nederland te mogen. De Nederlandse regering had natuurlijk het liefst dat al die padjakkers in Indië bleven. Als ik dan bedenk dat mijn opa voor die regering is gestorven…”
In ‘Celebes‘, het langverwachte tweede deel van Van Dongens Nederlands-Indische epos ‘Rampokan‘, komt ook een onthoofding voor. Die houdt direct verband met de dood van zijn grootvader, vertelt Van Dongen. “Ik probeer die dingen een plaats te geven in mijn verhaal.”
Rampokan speelt zich af aan de vooravond van de Politionele Acties, de koloniale oorlog die Nederland vlak na de Tweede Wereldoorlog voerde tegen de Indonesische onafhankelijkheidsstrijders. Dat de onthoofding mede daardoor ook associaties oproept met de onthoofdingen van gijzelaars in Irak die tegenwoordig het nieuws beheersen, is volgens van Dongen puur toeval, want het scenario voor Celebes had hij al vier jaar geleden geschreven.
Terroristen mag je slaan
Frappant is het wel, net als de scène waarin een Indonesische vrijheidsstrijder wordt mishandeld door Nederlandse militairen. ‘Terroristen mag je slaan’, zegt één van hen. Alsof Van Dongen commentaar heeft willen geven op de mishandeling van Irakese gevangenen in de Abu Ghraib-gevangenis.
“Ik wil niet pretenderen dat ik een vooruitziende blik heb”, zegt Van Dongen, “maar die misvatting van de Amerikanen, dat de terroristen maar een kleine groep vormen, dat de bevolking van Afghanistan en Irak achter Amerika staat, ook dát zit in mijn boek. Zo werd in Nederlands-Indië door de Nederlandse officieren namelijk ook gepraat tegen hun ondergeschikten. Totdat ze erachter kwamen dat het niet om een kleine groep terroristen ging, dat de bevolking hen óók als bezetters zag.”
En daar gaat Rampokan voor een belangrijk deel over: misverstanden en vooroordelen. De hoofdpersoon is een Nederlandse militair die in Indië op zoek is naar zijn vroegere kindermeisje en naar een Indië dat hij uit zijn jeugd kent maar dat niet meer bestaat. Zelf is hij ook niet wie hij lijkt te zijn. De verhoudingen tussen verschillende bevolkingsgroepen die in Rampokan worden opgevoerd, zijn allemaal verstoord door de vooroordelen van mensen jegens elkaar. Nederlanders discrimineren Indonesiërs, Indonesiërs discrimineren Chinezen. “Maar ik wil vaak teveel in Rampokan proppen. Ik moet ook gewoon een verhaal vertellen”, aldus Van Dongen.
Een recensent van het opinieblad HP/De Tijd noemde Rampokan een maatschappelijk geëngageerd stripboek, een kwalificatie die bij Van Dongen voor lichte irritatie lijkt te zorgen. “Ik moet dan meteen aan de jaren tachtig denken, ‘Ban de Bom’ en zo. Daar hoor ik voor mijn gevoel niet zo bij.”
De gedachte aan de jaren tachtig brengt Van Dongen blijkbaar op zijn jeugd. “Die racistische moord op Kerwin Duinmeijer door die skinhead, ik weet gewoon wie de dader is”, begint hij opeens te vertellen. “Ik was drummer in een skabandje, die skinheads vormden ons publiek. Skins zijn van oorsprong niet racistisch, hoor. Je had toen racistische skins, die hebben het voor de rest verbruid. In de jaren tachtig werd je trouwens nogal snel voor racist uitgemaakt als je kritische opmerkingen maakte. Nu is dat juist weer helemaal doorgeslagen naar de andere kant. Maar goed, we moesten een keer in de jeugdgevangenis spelen, daar zat de moordenaar van Kerwin Duinmeijer ook. Er gingen verhalen dat die jongen elke dag door negers in elkaar werd geslagen, maar dat bleek helemaal niet waar te zijn. Hij was daar gewoon de getapte jongen.”
“Laatst zag ik trouwens nog iemand anders uit die tijd. Iemand die een jongen had doodgestoken omdat hij lang haar had. Een hele familie heeft hij kapotgemaakt, en daar was hij, alsof er nooit iets is gebeurd. Hij had een iets bollere kop gekregen, maar verder zag hij er nog hetzelfde uit. Hij vermaakte zich prima. Maar ik dacht: ‘Toch heb je iemand vermoord, man. Je hebt de familie van die jongen geruïneerd’.”
Molukkers en Indo’s
Van Dongen moet niks hebben van groepsgedrag. “In de kroeg hoorde ik eens een jongen aan iemand vragen of hij Indo was. Die ander meteen verbolgen, ‘Nee! Ik ben Zuid-Molukker’. Ik mengde me in het gesprek, ik zei: ‘Dat is toch hetzelfde?’ Die gozer, meteen: ‘Dat is helemaal niet hetzelfde!’. Zo wordt dat ervaren, maar ik vind dat onzin. Indo’s en Molukkers hebben een vergelijkbare achtergrond maar blijkbaar moeten ze zich toch persé als aparte groep profileren. Mijn familie komt van de Noord-Molukken, maar ik word door Zuid-Molukkers voor Indo aangezien terwijl mijn broer, die sessiemuzikant is –hij speelt bij Trijntje Oosterhuis en Marco Borsato enzo- door Zuid-Molukkers wordt aangezien als één van hen. Ik bedoel: het is maar net wat je wilt. Mij kennen ze niet, maar hij is één van de beste gitaristen van Nederland en dan wil zo’n groep zich zo’n jongen blijkbaar toe-eigenen.”
“Je hebt nu zelfs onder Indo’s een trend om T-shirts te dragen met opschriften als ‘Ik ben en blijf een Indo’. Ik zou dat nooit doen, die trots uitdragen dat je bij een bepaalde groep hoort. Waar ben je dan eigenlijk trots op? Ik ben trots op wat ik maak. Natuurlijk heb ik ook wel chauvinistische gevoelens als ik het werk van Jan Toorop zie, die ook een Indo was. Maar dat is toch meer gericht op de prestaties van iemand, niet op zijn Indo-zijn. Pure trots op dat je Indo bent… Ik ben Indo, nou en?”
Vieze gezichten
“Op televisie zag ik een zigeunermeisje dat werd gevraagd of ze wel eens iets zagen in een Hollandse jongen. Zúlke vieze gezichten! Nee, nee, zeiden ze. Dat ging in tegen de traditie en al die onzin. Maar dat moet een Nederlander eens zeggen over een Surinamer, dan is-ie meteen een racist! Waarom is er bij dat meisje zo’n weerzin bij de gedachte aan een relatie met een Nederlandse jongen? Daar zit de gedachte achter dat soort bij soort moet blijven. Hoe kijkt dat meisje dan tegen mij aan? Ik ben een mengvorm, een bastaard in hun ogen.”
Is er een moment in je leven dat je je specifiek bent gaan interesseren voor je Indische achtergrond?
“Van jongs af aan merk je natuurlijk wel dat je een andere achtergrond hebt dan je blonde vriendjes. Het feit dat je altijd wordt uitgescholden voor ‘poepchinees’ of ‘pinda’. Zeker in die tijd viel ik meer op. Surinaamse jongetjes waren er nog nauwelijks, die kwamen pas na 1975 naar Nederland. Marokkanen waren er ook nog niet zoveel.”
Je werd er dus meteen uitgepikt op het schoolplein.
“Ja, dan was het van vieze Chinees, of pinda. Maar de eerste keer dat ik het me echt aantrok was toen ik een jaar of negen was, ten tijde van die treinkaping door Zuid-Molukse jongeren. Toen werd ik voor vuile Zuid-Molukker uitgescholden. Dát was gewoon gemeend, dat raakte me. Ik dacht: ‘O, nu ben ik opeens een vuile Zuid-Molukker. Blijkbaar hoor ik toch niet bij die blonde jongens’. Terwijl mijn moeder zei – ook weer een rare gedachte, natuurlijk – : ‘Als ze dat nou tegen je zeggen, zeg dan maar dat je van de Nóórd-Molukken komt.”
“Er stonden eens twee jongens voor ons huis te etteren. Op een gegeven moment zeiden ze tegen mijn moeder: ‘Ga naar je eigen land’. Eentje pakte een steen en gooide dat zo naar mijn moeder. Die ging rakelings langs haar hoofd, dwars door de ruit. Dan raak je op een bepaalde manier bewust…je gaat er rekening mee houden dat dit soort dingen kunnen gebeuren. Ik heb ook Molukse vrienden, die werden door hun onderwijzers – volwassen mensen! – gepest, uitgemaakt voor van alles en nog wat.”
Misschien te vergelijken met de huidige situatie waarin alle moslims allemaal verantwoordelijk worden gehouden voor de daden van extremisten.
Nu zijn het de Marokkaanse kids en tien jaar geleden de Surinamers en Turken, in de jaren tachtig had je Tamils, en de Indo-jongeren waren in de jaren vijftig ook nog onbekend en dús gevaarlijk. Je zult maar worden gestigmatiseerd omdat je toevallig net het uiterlijk hebt van een Arabier. En dan hoef je niet eens Arabisch te zijn. Ik sprak een andere tekenaar, Michael Sewnarain, die is Hindoestaan. Die heeft zo’n cirkelbaardje en heeft een donkere huid. Sinds die aanslagen in 2001 merkt hij dat mensen opeens met een andere blik naar hem kijken. Maar toch is het nu wel anders. Die Zuid-Molukkers zijn altijd nog christenen, net als de Nederlanders. Nu gaat het over geloof en dan vind ik het pas écht gevaarlijk worden. Nu gaan die jongens, juist omdat ze gestigmatiseerd worden, zich ook radicaler opstellen.”
Je hebt racisme aan den lijve ondervonden. Speelt het in Rampokan daarom zo’n grote rol?
“Nederlands-Indië was sterk op klasse en kleur gestoeld. Nederlanders stonden bovenaan, dan kwamen de Indo’s, de halfbloeden, Japanners waren gelijkgesteld aan Europeanen, Chinezen, dan kreeg je de vreemde oosterlingen zoals Arabieren, en de onderste sport van de ladder, dat waren de inlanders. Dus als ik een strip maak over die periode, zit dat er gewoon in. Zo dachten mensen gewoon in die tijd.”
Je hebt dus gewoon sec de werkelijkheid willen weergeven, zonder bepaalde sociale misstanden aan de kaak te stellen?
“Natuurlijk zit er wel een sociaal commentaar in Rampokan. Als blanken hebben wij een schuldbesef omdat we toen die volken hebben mishandeld. Maar het zou te makkelijk zijn om alleen die Nederlanders als schurken af te schilderen. Er zijn natuurlijk wel Nederlandse schurken in Rampokan, maar het moet niet te zwart-wit worden. Om de dertig jaar leggen de Indonesiërs zelf ook hele Chinese wijken plat. Als er weer eens iets is, een economische crisis bijvoorbeeld, zijn het altijd de Chinezen die het eerst worden gepakt. Ik heb daar met Indonesiërs over gepraat en al wonen die Chinezen daar al driehonderd jaar, het blijven in hun ogen gewoon buitenlanders. Dat wilde ik ook vertellen in Rampokan. Toen het boek uitkwam in 1998 viel dat toevallig samen met de val van de Indonesische president Soeharto en prompt werd er weer een hele Chinese wijk in Jakarta in de as gelegd. Jan-Maarten de Winter van de beeldredactie van Elsevier zei toen: ‘Goh, wat heb jij toch een mazzel’. Ik dacht, ‘Mazzel? Dit gebeurt al jaren! Dit zijn verhalen die ik al van jongs af aan ken!’”
Je bent naar aanleiding van Rampokan zelf door mensen beschuldigd van racisme.
“Dat ging om een fragment uit pagina uit het boek dat was gepubliceerd op de cover van een blad. Mensen die het verhaal van Rampokan helemaal niet kenden, zagen een tekstballon waarin Gurka’s, Nepalese militairen in dienst van het Britse leger, werden uitgemaakt voor beesten. Maar dat was ‘beesten’ in de zin van ‘bikkels’. Gurka’s vormen namelijk de militaire elite-eenheden, ook nu nog. Daar keken ook de Nederlanders geweldig tegen op. Ergens anders in Rampokan zegt een Nederlander: ‘Aziaten moet je kort houden’. Zo werd er nou eenmaal over mensen gepraat in Nederlands-Indië. Dat is trouwens nog niks veranderd. Mijn Chinese oom in Indonesië praat op precies dezelfde manier over Indonesiërs: dat ze onbetrouwbaar zijn, wel aardig, maar dieven, te lui om te werken, enzovoort.”
“Het is maar net wie Rampokan leest. Sommige mensen voelen zich aangesproken wanneer ik een slechte Nederlander opvoer. Dan krijg ik boze brieven. Veel mensen die zelf in Nederlands-Indië zijn geweest, lezen mijn boek vanuit dat perspectief. Die kunnen moeilijk afstand nemen. Laatst stond er in het Indische tijdschrift ‘Moesson’ een artikel over een Japanner die in Amerika was geboren en die in de Tweede Wereldoorlog in het Amerikaanse leger heeft gevochten, in Normandië. Hij woont nu in Nederland, heeft gevochten voor de goede zaak, maar in het volgende nummer stonden brieven in van boze lezers die blijkbaar nog steeds niet gediend waren van dit soort ‘Jappengedoe’. Veroordelen kan ik het niet, die mensen hebben veel meegemaakt, in Jappenkampen opgesloten gezeten. Zulke gegevens ga ik echter ook niet censureren. Ik wil dat kunnen gebruiken in mijn verhaal.”
Een genuanceerde discussie over de politionele acties in Nederland is nog steeds nauwelijks mogelijk.
Nou, die is er wel, hoor. Je hebt altijd groepen mensen, veteranen, die het vervelend vinden om herinnerd te worden aan de verschrikkingen van die oorlog. ‘Dat zijn excessen’, zeggen ze dan. Of: ‘Dat waren de Ambonezen’.
Poncke Princen, de Nederlandse militair die tijdens de politionele acties overliep naar de Indonesiërs, heeft nooit het land meer in gemogen…
“Dan worden er oude wonden opengereten. Maar hij heeft toen een principiële keus gemaakt, en later is hij ook altijd voor dezelfde principes is blijven staan. Onder het bewind van Soeharto heeft hij daarvoor zelfs in de gevangenis gezeten. Maar voor veel militairen blijft hij een landverrader, terwijl meer militairen met dezelfde gedachten als Princen hebben rondgelopen. Maar dan krijg je weer dat groepsgedrag, mensen zonderen zich gewoon niet makkelijk af van de groep. Dat is een hele grote stap. Princen heeft zijn keuze uiteindelijk ook laten afhangen van het opgooien van een doosje lucifers. Viel het doosje naar rechts, dan zou hij bij de Nederlanders blijven, viel het naar links, dan ging hij naar de Javanen. Het is een enorme beslissing. Hij gooide zijn hele leven om. Hij kon nooit meer terug naar zijn familie.”
“In Nederland hebben we het trouwens over de Politionele Acties, in Indonesië heet het gewoon militaire agressie. De term ‘politionele acties’ suggereert dat het om een soort politieoptreden ging, maar er werden hele dorpen platgeschoten als de Nederlanders dachten dat daar terroristen zaten. Alles wat er tussen het Nederlandse leger en die terroristen stond werd ook kapotgeschoten. Het was gewoon oorlog, echt geen ME met de wapenstok, hoor. Nederland lag op z’n gat, had Marshall-hulp nodig, maar toch werden er in een jaar tijd honderdduizend man naar Indië verscheept. Op zich is het militair gezien een mooie logistieke prestatie.”
Een Australische afgevaardigde van de VN-Veiligheidsraad noemde het militaire optreden van de Nederland ‘worse than Hitler did to the Netherlands in 1940’
“De associaties met de Duitse bezetting zijn er, maar zelf vergelijk ik het liever met de Vietnam-oorlog. Nederlandse soldaten uit de polder die in een snikheet Java worden gedropt, wat doe je dan? Je wordt aangevallen, je weet niet meer wie de vijand is… De terroristen zijn niet de onderscheiden van de bevolking. Dat zie je nu ook in Irak.”
Jij hebt het over ‘terroristen’
“Nee, ik gebruik de benaming die de Nederlanders bezigden. De Indonesiërs waren vrijheidsstrijders. Maar er zaten natuurlijk ook een boel ratten tussen, die gebruik maakten van de situatie om te kunnen terroriseren en te plunderen. Het is heel gecompliceerd.”
Jij maakt dat in Rampokan nog gecompliceerder door ieder personage zijn eigen agenda te geven.
“Ja, ieder personage heeft zijn eigen leven. Het gaat uiteindelijk om die personages en niet om de historische achtergrond. Ik wilde nooit een geschiedenisboek maken. Dat stoorde me aan de film ‘De Gordel van Smaragd’. Op zich een mooie film, maar hij is gelardeerd met allerlei historisch materiaal en dat stoort me. De makers wilden er teveel een geschiedenisles van maken. Bij mij draait het om mensen die elkaar tegenkomen en dan interesseert mij hoe ze stand houden in de situatie waarin ze zijn terechtgekomen. Zo af en toe komt er wel iets van de historische achtergrond naar voren.”
De Nederlanders in Rampokan zijn net ietsje schurkachtiger dan de rest van de personages…
Een beetje wel, ja. Laatst had ik het met een Indo van Makkassar, in Zuid-Celebes over Westerling, de Nederlandse officier die nogal huis heeft gehouden. Hij vond Westerling een goed soldaat, de eerste die ik dat heb horen zeggen. Westerling staat vooral te boek als een oorlogsmisdadiger. Wat hij deed met dorpen, hij dreef de bevolking bijeen en las dan een lijst op met namen van vermeende terroristen. Die werden voor het oog van de bevolking gewoon doodgeschoten. Daar zijn ook een heleboel onschuldige slachtoffers bij gevallen. Dat mag dus niet, dat is een overtreding van het verdrag van Genève. Nederland is nooit veroordeeld, maar in Vietnam vond een slachting door Amerikaanse militairen plaats in My Lai, waar veel meer ruchtbaarheid aan is gegeven. Wat de Nederlanders hebben gedaan is toch een beetje in de doofpot gestopt.”
Heb jij de behoefte om dat verhaal wereldkundig te maken?
Ik heb niet de behoefte om betweterig de schoolmeester uit te hangen, maar toen ik daar rond mijn drieëntwintigste achterkwam…op school heb ik het nooit gehad. Toen ik dat voor de eerste keer las, was het allemaal nieuw voor me. Onontgonnen gebied, een mooi thema voor een verhaal. Maar kijk, op zich zijn de handelingen van individuele Nederlandse militairen niet goed, maar aan de andere kant, de steden in Indonesië, Jakarta of Bandung, dat is allemaal Nederlandse architectuur, daar zit ook een heleboel liefde bij. De Nederlanders hebben ook goede dingen gedaan. Dat wil ik ook laten zien.”
Daar is iets moois verricht…
“Dat is ook gewoon zo. Het is niet zwart-wit. Ik heb contact met Indonesische tekenaars die me vertelden dat ze die gebouwen uit de koloniale tijd willen conserveren, want in die tropische hitte vergaan die natuurlijk veel sneller dan hier. Indonesiërs erkennen nu ook dat die gebouwen deel uitmaken van de Indonesische geschiedenis. Het probleem is dat er weinig geld is, en dan gaat zo’n gebouw toch tegen de vlakte. Die tekenaars maken zich sterk om dat te bewaren. Tekeningen die ik van die gebouwen heb gemaakt, het station van Jakarta en zo, die worden daar op T-shirts verkocht om geld in te zamelen. Een Indonesisch meisje zei tegen me dat de Nederlanders Bandung waren vergeten af te maken, want allerlei stedenbouwkundige plannen zijn vanwege de oorlog nooit uitgevoerd. Dat meisje had graag gezien dat het nog verder was afgebouwd. Dat is toch leuk? Dat is toch mooi? Het is niet alleen maar slecht en zwart. Je moet ook lol hebben.”
Waarom heeft het zo lang geduurd voordat het tweede deel van Rampokan uitkwam?
“Ik ben gewoon langzaam. Aan de andere kant…met het daadwerkelijke tekenwerk ben ik begonnen in 2001. Dus op zich – we zijn nu in 2004 – vind ik het nog wel meevallen. Het is maar drieënhalf jaar. Maar daarvoor ben ik twee jaar bezig geweest met het schrijven van het scenario. Allemaal tussen de bedrijven door, want ik moet ook nog leven, dus ik moest allerlei commerciële opdrachten aannemen. Uiteindelijk heb ik een subsidie gekregen van het Fonds voor de Beeldende Kunst, Vormgeving en Bouwkunst. Dat is belangrijk, want daardoor hoefde ik een tijdje geen werk meer aan te nemen, zodat ik full-time kon werken aan Rampokan. Uiteindelijk heeft het bij elkaar zes jaar geduurd en voor een vervolgverhaal is dat inderdaad te lang. Toch zal het ook weer zeker zes jaar duren voor mijn volgende stripboek uitkomt.”
Rampokan verschijnt in zwart-wit met een steunkleur, maar de eerste twintig pagina’s van ‘Rampokan; Celebes’ zijn in kleur gepubliceerd in het blad MYX. Door de sepia-achtige kleuren en de gelige tinten wordt heel sterk het Indië van oude foto’s gesuggereerd.
“Dit is natuurlijk het Indië dat ik nooit heb gekend. Ik ben echt op de plekken geweest die als decor van het verhaal dienen. Alleen de kleuren zijn anders, want de werkelijkheid kan je toch nooit exact weergeven, het blijft altijd een benadering. Je moet er iets extra’s mee doen, anders wordt het gewoon te saai. Brave blauwe luchten gaan er bij mij bijvoorbeeld uit.”
Maar het Indië dat jij verbeeldt heeft nooit echt bestaan.
“Het is een beeld dat ik heb gevormd op basis van foto’s en uit boeken. Allemaal vanuit Nederlands perspectief, natuurlijk. Doordesemd van nostalgie over de wereld die we hebben verloren.”
Dat heb je opzettelijk in je verhaal verwerkt?
“De mensen die die tijd hebben meegemaakt hebben daadwerkelijk iets verloren. Dat leeft, dat hoor je vaak bij Indische mensen, dat ze geen vaderland meer hebben waar ze naar terug kunnen. Ze kunnen wel terug, maar als toeristen, ook al zijn ze daar geboren.”
Heb je iets meegekregen van dat nostalgische verlangen, als telg van een Indische familie?
Van huis uit kreeg ik verhalen mee over Ternate in de Noord-Molukken. Daar komt mijn familie van moederskant vandaan. Mijn vader was half-Duits, half-Nederlands. Als kind hoorde ik over de witte stranden en de palmen en daar maakte ik dan voorstellingen van. Toen ik daar in 1992 was, zag ik echter een zwart strand, dat was al een stuk minder exotisch. Door de jaren heen wordt dat allemaal geromantiseerd. De mensen die hier wonen hebben herinneringen aan hun jeugd. Op een bepaalde manier ben ik daar wel door beïnvloed. Maar Tante Lien, het Indische typetje van Wieteke van Dort uit de ‘Late Late Lien Show’, vond ik verschrikkelijk. Ik herkende er zo mijn oma in, met dat taalgebruik en zo. Ik vond dat Indische mensen er mee belachelijk werden gemaakt. Al was ik toen nog niet echt bezig met het Indisch-zijn. Mijn moeder zag blauw van het lachen bij dat programma. Een paar jaar geleden werden er een aantal afleveringen herhaald en nu begrijp ik het wel. Het was een uurtje televisie per week voor een kleine groep mensen, met Indische Nederlanders als Willem Nijholt en zo. Ik vond dat wel mooi. Omdat ik meegegroeid ben, misschien.”
Jouw heldere tekenstijl lijkt een tegenwicht te zijn voor de vrij ingewikkelde plot van Rampokan.
Dat is geen bewuste keuze geweest. Dat is mijn manier van tekenen, die ik van Suske en Wiske en Kuifje heb afgekeken. Die stijl uit de Belgische School, zo teken ik. Maar ik realiseer me wel dat die lichte Kuifje-stijl mensen op het verkeerde been kan zetten. Dan denken ze ‘Ha, Kuifje!’ en dan krijgen ze opeens zo’n zwaar verhaal voor de kiezen. Ik vind dan dat ik juist goed bezig ben, want dan overstijg je het verwachtingspatroon.
In HP/De Tijd stond een stuk over ‘graphic novels’, daarin werden Peter Pontiac, Guido van Driel en ik aangehaald als de Nederlandse vertegenwoordigers van dat genre, en volgens die schrijver maak ik dan een maatschappelijk geëngageerde strip. Hij verwondert zich er echter over dat ik, in tegenstelling tot Pontiac en Van Driel, een traditionele stripvorm hanteer. Maar dat is juist goed, want dan heb je een breder bereik. Gelikte tekeningen in combinatie met een goed verhaal, dat kan toch? Ik laat voor Rampokan het dogma van de klare lijn trouwens regelmatig los, hoor. Soms komt een bepaald effect me beter uit, dat is dan niet ‘des klare lijns’, so what? Ik gebruik bijvoorbeeld wel eens arceringen om een bepaald schaduweffect te krijgen. Er zijn mensen die dan zeggen dat dat een stijlbreuk is. Nou en?”
Oorspronkelijk zou Rampokan, dat bij Oog & Blik en De Harmonie verschijnt, door uitgeverij Casterman worden uitgebracht.
Klopt, maar het duurde ze te lang. Casterman vond het ook niet interessant voor de Franse markt. Inmiddels is het eerste deel door uitgeverij Vertige Graphic toch in Frankrijk uitgebracht, in een oplage van 2500 exemplaren, waarvan de helft binnen een halfjaar is verkocht. Daar wordt weinig ruchtbaarheid aan gegeven, alsof het niets is. Ik heb met Fransen gesproken die in Algerije hebben gevochten, die vinden het echt heel goed dat ik dit verhaal vertel. Het gaat over een ander land, maar ook Frankrijk is in koloniale oorlogen verwikkeld geweest. In Franse recensies stond dat het decor van Rampokan aan de Franse kolonie Indo-China deed denken en de gruwelen aan Algerije. Casterman had het dus mis toen ze zei dat Rampokan vanwege het onderwerp onverkoopbaar is in het buitenland. Er komt ook een Italiaanse vertaling bij Coconino Press en in Charleroi wordt mijn werk in februari volgend jaar samen met het werk van Jean-Philippe Stassen, Hugo Pratt en Jacques Ferrandez tentoongesteld in een expositie over kolonialisme.
Rampokan heeft gewoon een veel ruimer bereik dan mensen dachten. Ook op de Pasar Malam sprak ik mensen die zeiden dat dit alleen maar interessant was voor mensen die de geschiedenis van Nederlands-Indië kennen. Daar ben ik altijd tegenin gegaan. Maar ja, toen had ik nog geen gelijk. Het feit dat een Italiaanse uitgever toch ineens ziet van: ‘Hé dat is interessant’. Nou, wat lul je dan, dat het alleen voor de Nederlandse markt interessant is?”
Wordt jouw volgende boek een verstripping van Louis Couperus’ roman De Stille Kracht?
“Weet ik nog niet. Daar ga ik wel over denken. Maar ik kan er beter mijn mond over houden, want nu wordt er op het internet al over gepraat. Er was een voorstel van uitgeverij De Bezige Bij om de Max Havelaar te doen en toen heb ik De Stille Kracht als tegenvoorstel gedaan. Maar ik moet daar nog over denken. Misschien ga ik verder met personages uit Rampokan. Het wordt in elk geval een Indische strip, want dat blijft boeien.”
Peter Breedveld, strips, 31.05.2012 @ 09:50
20 Reacties
op 31 05 2012 at 10:01 schreef Jona Lendering:
Dank je wel.
op 31 05 2012 at 10:03 schreef Deh Haagh:
Na het lezen van dit stuk snap ik de voorliefde van enkele docenten op de scholen waar ik werk om bij geschiedenis ook strips op te voeren *grijns* als ik me niet vergis ligt Rampokan bij één van hen zelfs in het lokaal als aangeraden leesvoer.
op 31 05 2012 at 10:54 schreef Berry:
bedankt, Peter. Zet me – zoals zo vaak – aan het denken.
op 31 05 2012 at 11:24 schreef yurp:
Gelukkig is Nederland altijd wél heel goed in het wijzen naar anderen.
op 31 05 2012 at 13:01 schreef Thomas E:
Goed interview! Herkenbaar voor mij als ex-bewoner van dat land. En herkenbaar vanwege de genuanceerdheid die Van Dongen tentoonspreidt (‘zalvend gezwatel’?).
op 31 05 2012 at 14:24 schreef Sasha Berkman:
Zie ook onze houding inzake de zionistische schurkenstaat.
op 31 05 2012 at 14:47 schreef Interview Peter van Dongen «:
[…] Frontaal Naakt schrijft : Morgen beginnen weer de Stripdagen in Haarlem. Eén van de dingen die ik er beslist wil zien, is de expositie van Peter van Dongen, auteur van de onvolprezen Rampokan-reeks. Jaren geleden interviewde ik Van Dongen voor Stripschrift, dat interview is later opgenomen in het Rampokan Schetsboek, maar ik heb het nog nooit gedeeld met de lezertjes van Frontaal Naakt. Bij deze dan. Weet dat het stuk acht jaar oud is, en dat sommige informatie dus is verouderd. Delen […]
op 31 05 2012 at 14:52 schreef leo schmit:
Mooi stuk, goed voor herhaling.
Ik zie dat van Dongen, in de uitgekozen fragmenten, met veel liefde de mooie stedelijke architectuur van Nederlands-Indie toont.
In antwoord op de sceptische vraag, ‘daar is iets moois verricht’, beaamt hij dit. Niet alleen op stedenbouwjkundig gebied, maar ook op gebied van gezondheiszorg, bank ontwikkeling, landbouwontwikkeling, voorlichting en irrigatie , onderwijs is de periode 1906-1940 een ‘Gouden Eeuw’ van het kolonialisme geweest.
Helaas is Bandung is nooit afgebouwd. Rond 1926 was het voornemen om Bandung tot regeringstad van Indonesie te ontwikkelen, een soort Den Haag naast de handelstad Jakarta. Het beurskantoor, het Bank Indonesia kantoor en het huidige Provinciekantoor, alsmede de vele kazernes, getuigen daarvan.
Wat betreft de Gurka’s als beesten. Ik meen te hebben gelezen dat in de periode kort na de Japanse overgave, toen de Britten het even voor het zeggen hadden, de Gurka’s gigantisch hebben huisgehouden, met name in Surabaja.
Dat zoeken we op. Misschien is de term terecht en verontschuldigd van Dongen zich ten onrechte.
Ik zie uit naar je impressies van de van Dongen expositie tijdens de Haarlemse stripdagen.
op 31 05 2012 at 14:54 schreef Thomas E:
Sorry Peter, verkeerd gepost! Heb deze comment inmiddels bij het juiste stuk geplaatst.
op 31 05 2012 at 14:55 schreef Ab Sconditus:
Ben het vaak heel erg oneens met Peter Breedveld, maar dit interview geboeid gelezen en ga deze strip zeker kopen.
op 31 05 2012 at 15:51 schreef Saira:
Leuk (achtergrond)artikel, ik heb de strips gelezen. Mijn man heeft ze ergens tussen zijn 6 meter stripcollectie staan.
op 31 05 2012 at 17:00 schreef Peter van Dongen:
De Gurkha’s hebben zich zeker als ‘beesten’ gedragen en waren zeer berucht bij de Indonesiërs! Maar de Indo’s en Nederlanders hadden er baat bij, natuurlijk, anders waren er nog veel meer van hen afgeslacht in Soerabaja tijdens de ‘Bersiap’. Het is maar aan welke kant je staat, vandaar dat veel Indische-Nederlanders geraakt zijn als je iets negatiefs over de Gurkha’s zegt.
op 31 05 2012 at 20:21 schreef Stan:
Steeds maar stukken over die strips. Wanneer pak je nou eens een echt onrecht aan? Geenstijl ofzo?
Maar serieus: mooi stuk. Mooie strip.
op 01 06 2012 at 00:34 schreef MNb:
Sommigen hebben het nog niet helemaal begrepen.
“Maar dat was ‘beesten’ in de zin van ‘bikkels’.”
Enkele tientallen jaren geleden was de term beesten positief, dus een compliment. Vergelijk het qua betekenis verwante fanatiek, dat eveneens langzaam maar zeker een steeds negatievere lading krijgt.
Westerling was inderdaad een goed soldaat. Hij was ook een oorlogsmisdadiger. Die twee sluiten elkaar helemaal niet uit.
Uitstekend interview. Verouderde info ben ik niet echt tegengekomen.
op 01 06 2012 at 08:30 schreef Sean:
mooi stuk Peter! ik ben gek op Van Dongen, hij is een van de beste striptekenaars/illustrators van dit land. Het Rampokan Schetsboek is op dit moment trouwens voor heel weinig in de aanbieding bij De Slegte (net als enorm veel andere Oog&Blik titels).
op 01 06 2012 at 11:28 schreef Peter van Dongen:
Precies, zo heb ik het ook ‘beesten’ in Rampokan bedoeld; als bikkels. Ze waren (en zijn) berucht en er werd ook tegenop gekeken. Maar door sommigen lezers werd dat ‘beesten’ als discriminerend opgevat en was ik ineens een racist.
Overigens heb ik het anonieme berichtje hierboven getypt. Vergeten mijn naam in te vullen.
op 02 06 2012 at 07:44 schreef You On A Gin:
Sasha Berkman: “Zie ook onze houding inzake de zionistische schurkenstaat”
*BUZZ* Je bent af. Hoe krijg je het toch elke keer voor mekaar om jezelf zo in de voet te schieten.
Gelukkig stoppen andere landen (ook wel: hunnie/hullie) nooit iets in de doofpot.
Het beste is gewoon zeggen dat je mensen bent kwijtgeraakt, of dat een massale volksverhuizing een beetje slordig is verlopen. Werkt meestal best goed.
op 05 06 2012 at 17:55 schreef You On A Gin:
@ MNb:
“Verouderde info ben ik niet echt tegengekomen.”
Of het moest zijn dat Peter van Dongen (1966) een dertiger is. ;)
Ben inderdaad vergeten te vermelden dat ik dit een fantastisch interview vind en dat ik me een beetje schaam dat ik niet bekend was met van Dongen’s werk.
op 06 06 2012 at 16:50 schreef Dennis:
Het Rampokan schetsboek is om onbegrijpelijke redenen gedumpt bij De Slegte. Daar heb ik enkele weken geleden mijn exemplaar opgepikt voor slechts 9 euro. Geen geld voor een fraai album.
op 31 05 2016 at 13:48 schreef Azi Azimullah:
Dank Peter voor deze boeiende inkijk met dit goede overzicht. Jammer is het dat het koloniale verleden met zoveel taboes en selectieve perceptie omgeven wordt. Het leent zich perfect voor het inhoudelijk en historisch behandelen van onderwerpen als onderdrukking, slavernij, imperialisme, suprematie, oorlog en geweld. Materiaal is er genoeg. Schrijvers, wetenschappers, documentairemakers hebben al veel werk verzet om een deel van het materiaal te ontsluiten. Als iedereen dit materiaal zou kennen was de discaussie over racisme makkelijker te voeren.