Waar gaat het over als het over Joden gaat?
Jan Tervoort
In het Nederlandse publieke debat nemen Joden of Joodse onderwerpen een bijzondere positie in. De Holocaust, antisemitisme of Israël, ze liggen gevoelig en leveren daarom vaak ophef op. Uit persoonlijke interesse – een irritatie die omsloeg in fascinatie – schreef cultuurhistoricus David Wertheim een boek, ‘Waar gaat het over als het over Joden gaat?’, waarin hij uitzoekt waar het nu eigenlijk over gaat wanneer niet-Joden het over Joden hebben in het publieke debat.
Persoonlijk had Wertheim, zelf Jood, namelijk vaak het gevoel dat de discussies waarbij Joodse thema’s gebruikt werden niet zozeer over Joden maar over iets anders gingen. Het Ajax-publiek dat tijdens een wedstrijd keihard JOOODEN! JOOODEN! scandeert, terwijl Wertheims broer hem op de tribune geestig toefluistert ‘volgens mij hebben ze ons gezien!’, zet wat dat betreft de toon.
Want hoewel Wertheim hier een serieus en gevoelig onderwerp aansnijdt, is ‘Waar gaat het over als het over Joden gaat?’ een verrassend luchtig boek. Dit komt vooral door Wertheims oprecht geïnteresseerde open houding naar de personen die hij interviewt of onderzoekt zonder zijn eigen Joodse identiteit en wellicht daardoor een moreel oordeel mee te laten spelen.
Nagebouwde klaagmuur
Dat is knap, want hij gaat het hele spectrum van mensen af die zich om een of andere reden met Joden bezig houden en/of voor ophef hebben gezorgd. De ‘corona-wappie’ bij monde van Willem Engel, de waaier aan protestantschristelijke sektes met een obsessie voor Joden, de zwarte antiracismebeweging, Marokkaanse rappers, extreemrechts met PVV-er Wim Kortenhoeven en neo-nazi Constant Kusters, Dries van Agt en Ajax-hooligans.
Met deze niet mis te verstane cast houdt Wertheim op zijn wonderlijke reis de moraal ook weg met een aanstekelijke, ingetogen humor. Als hij in het museum van Christenen voor Israël een nagebouwde Klaagmuur tegenkomt, inclusief Israëlische soldaatpop met bloknoot voor papiertjes om in de muur te steken, bereikt dit een hoogtepunt.
Wertheims vermoedens worden tijdens zijn onderzoek bevestigd. Vaak gaat het niet zozeer om Joden wanneer die in het publieke debat gebruikt worden door niet-Joden, maar om de eigen identiteit of strijd. Bij Marokkaanse rappers, pro-Palestijnse moslims of de zwarte antiracismebeweging en de slavernijdiscussie gaat het zeker ook vooral om de emancipatie van de eigen groep. Voor Christenen gaat het om een nieuwe christelijke identiteit in het seculariserende naoorlogse Nederland. Bij hooligans om de strijd tegen de andere clubs. Zowel bij links, rechts en christelijk Nederland speelt het eigen schuldgevoel over de Holocaust een rol.
In alle hoofstukken weet Wertheim ‘het gebruik van Joden’ voor niet-Joodse doeleinden goed voor het voetlicht te krijgen, behalve bij extreemrechts. Daar krijgt het gebruik van Joden als stok om moslims, immigranten en de zwarte antiracismebeweging mee te slaan, en zo tegelijkertijd het eigen racisme moreel te verpakken, te weinig aandacht.
Moreel geweten
De kracht van het boek zit in de reis, de interviews en de luchtige observaties. Aan het eind komt de klad er een beetje in. Op een gegeven moment moet Wertheim namelijk ook verklaren waarom niet-Joden Joden zo vaak als onderwerp gebruiken voor hun eigen identiteit of strijd. De cliché-verklaring van de historische identificatie van de calvinistische Republiek met het volk Israël – ook al is die mooi ingeleid met een schilderij van Maerten de Vos – die nog doorwerkt in de naoorlogse zoektocht naar identiteit, schiet wat dat betreft tekort. Hier wreekt zich de specifieke opzet van Wertheims boek om Joden zelf zoveel mogelijk buiten beschouwing te laten, hoewel die een eigen subcultuur vormen tussen de subculturen die hij onderzocht.
In het voorlaatste hoofdstuk constateert Wertheim dat ‘de Joden nog steeds de rol van moreel geweten van de natie vervullen’. De vraag waarom dat zo is verzuimt hij echter te stellen aan de drie Joden die hij aan het woord laat. Opperrabbijn Jacobs gebruikt de religiositeit van de Christenen voor Israël voor zijn eigen strijd tegen antisemitisme en voor Israël, maar toont geen enkele interesse in het geloof van zijn ‘vrienden’. De tot het Jodendom bekeerde hoofdredacteur van het Nieuw Israëlietisch Weekblad, Esther Voet, is blij dat ze geen kinderen heeft omdat ze overal antisemitisme ziet. En Jaap Hamburger leent zijn morele kapitaal als Jood voor de door Israël onderdrukte Palestijnen en niet-Joden in die strijd leent. Het morele gezag dat aan de Joodse stem wordt toegekend is politiek verdeeld geraakt, concludeert Wertheim op het eind. Maar waarom?
Droge humor
‘Waar gaat het over als het over Joden gaat?’ laat de lezer met veel vragen achter. Maar gek genoeg is dat ook een pluspunt van Wertheims boek. Het stemt tot nadenken over een gevoelig en actueel thema. In combinatie met de prettige schrijfstijl en Wertheims oprechte interesse, afgewisseld met zijn droge humor, maakt dit het boek een aanrader voor iedereen die zich met deze onderwerpen bezighoudt.
Jan Tervoort is een tamelijk bekende stadsgids voor toeristen in Amsterdam, gelauwerd vanwege zijn historische kennis. Hij is ook een zeer actief criticus van het Israëlische Palestijnenbeleid. Eerder dit jaar was hij zelf mikpunt van een mediahetze door de Israëllobby, waarna hij zijn vaste column op de site The Rights Forum kwijtraakte.
Jan Tervoort, 23.09.2022 @ 10:33