Toeval in de kunst
Justine le Clercq
Toeval, dat heerlijke moment dat zonder doel of herkomst plaatsvindt, komt er qua aandacht maar bekaaid af. Vaak wordt een toevalligheid omgezet in spirituele wartaal, of iemand verzint er een doorwrochte theorie bij, want dat laatste komt toch wat intelligenter over dan de eer aan het toeval toe te schrijven. Vooral in de kunsten hebben ze daar een handje van. Hier eens wat luchtige aandacht voor het toeval.
Penicilline, een levensreddend medicijn, werd per toeval ontdekt. De man die het waarschijnlijk ontdekte, dokter Fleming, was geconcentreerd in steenpuistbacteriën aan het roeren toen hij in een ander potje een eenzame schimmel zag. Alle bacteriën die eerst om de schimmel heen hadden gezeten waren weg. Deze schimmel bleek bacteriën te kunnen doden.
Viagra werd ontwikkeld om bloedvaten richting het hart te verwijden en de bloeddruk te verlagen, maar bleek geschikter om bloeddruk in bepaalde delen van het lichaam te verhogen. De gevolgen strekken zich uit tot in de bejaardensoos.
Beduidend toeval
Er zijn vele vormen van toeval, maar in genoemde voorbeelden gaat het om een toeval dat niet voorzien was, en dat verstrekkende gevolgen heeft op mens en omgeving. Dus laat ik het geen toeval noemen, maar ‘beduidend toeval’.
Ook op andere gebieden dan de medische laat beduidend toeval zich gelden. Een adviesteam moest ooit onderzoeken hoe de productie van fabrieksarbeidsters omhoog kon. Het adviesteam interviewde alle arbeidsters en bekeek de werkvloer. Het team beval de directie aan om betere verlichting in de fabriekshal te installeren, en gaf nog wat technische tips, die allen werden doorgevoerd. De productie van de dames in de fabriekshal ging inderdaad omhoog. En hoe! De directie was opgetogen en het adviesteam werd uitgezwaaid met koffie en gebak. Daarna zakte de productie echter in rap tempo weer terug naar het oude niveau. Wat bleek? Niet de nieuwe verlichting of de nieuwe werkschorten had de productie opgevoerd, maar de aandacht van het adviesteam voor de vrouwen.
Ziedaar het ontstaan van de latere ‘people manager’.
Lege partituur
In de kunst wordt het ‘gewone toeval’ actief gebruikt, al is het modegevoelig. Er zijn perioden dat toeval bewust wordt ingezet om tot een kunstwerk te komen. Bijvoorbeeld door lukraak wat te schilderen en dit later tot een compositie uit te werken. Of het gebruik van een dobbelsteen tijdens het componeren, waarbij het getal bepaalt welke noot je kiest.
De componist John Cage wist hierin een overtreffende trap te vinden. Hij verhief het toeval tot kunst zelf. Zijn klassieke compositie 4’33’’ bestaat uit niets anders dan toevalsgeluiden. Als het publiek zit komt het orkest op en gaat zitten. De dirigent treedt aan, heft zijn dirigeerstok tot borsthoogte en het stuk neemt een aanvang. Het publiek is muisstil net als het orkest. Wat men hoort zijn de toevallige omgevingsgeluiden: de rinkelende kopjes uit de vestibule, het hoestende publiek, de zoemende airco, het schuiven van leren zolen en op een gegeven moment het omslaan van de partituur – want dat doen ze dan nog wel, die orkestleden, hun lege partituur omslaan. Ook voor dit concert werd door het publiek betaald, en aan het einde geklapt!
Vrolijk orkestje
De grote Mahler componeerde diverse tragische stukken, waarover muziekkenners zich serieus buigen om een en ander te duiden. Op een aantal momenten in Mahlers werk duikt er ineens een luchtig riedeltje op, dat niet lijkt samen te vallen met de compositie tot dan toe. Was dit een serieuze keuze van Mahler? Bedoelde hij dit cynisch? Muziekkenners hebben dit op ernstige toon geanalyseerd. En wat ze zeggen is vast allemaal waar. Maar het meest aannemelijk is het toeval. Wat blijkt namelijk? Mahler zat als kind in de kerk naar stemmige en droevige muziek te luisteren toen er buiten ineens een vrolijk orkestje langs liep. Sindsdien kon hij niet anders dan zo componeren. Het heeft dan ook een groots effect. Een onverwacht geluid, dat geen onderdeel uitmaakt van hetgeen je omringt, en dat haaks staat op de stemming, heeft een vervreemdend effect. Zoiets ervaar je zelf als je bijvoorbeeld hevig ruzie staat te maken en ineens gaat de telefoon. Of je zit intens te huilen om een groot verdriet en buiten klinkt het vrolijke liedje van een orgel en het gerammel van de centenbak.
Ook in de literatuur ontstond dit fenomeen. Ik meen dat Flaubert de eerste was die het toepaste, maar dat komt misschien omdat ik geen boeken lees die ouder zijn dan Flauberts tijd. Terwijl madame Bovary in een toren staat te praten met haar minnaar, is er beneden hen een dorpsfeest aan de gang met een varkenswedstrijd. De gesprekken die beneden en in de toren worden gevoerd hebben niets met elkaar te maken. Later is deze techniek veel meer gebruikt.
Langharig schilderstuig
In de kunsten is men niet zo gecharmeerd van beduidend toeval. Het valt ook niet mee om aan je publiek te melden dat het marmeren beeld dat je hebt uitgehakt, die grillige scherpe randen heeft omdat het tijdens het vervoer uit de laadbak donderde en op de weg pletterde. Het is fijner, en beter voor de prijs, als je zegt dat je die scherpe randen zelf hebt gehakt omdat je op die manier de stekelige angstcultuur wil uitbeelden. Nog beter is het als een kunstkenner of een journalist zoiets over die toevallige scherpe randen schrijft.
Over de schilderkunst en de eventueel wel of niet aanwezige theorieën en ideologieën die er achter een bepaald kunstwerk zitten wordt wat afgedacht. Maar theorie of niet, de komst van de verftube was belangrijker voor de schilderkunst dan welke gedachte of welk idee dan ook. Een toevallige revolutie voor de schilders. Door de verftube kon men ineens op zijn of haar gemak buiten gaan schilderen. In een mum van tijd zag je, door de toen nog uitgestrekte landschappen, de ezeltjes staan met het langharige schilderstuig flink in de weer met de tubes.
Vóór die tijd was dat ook wel mogelijk maar zeer omslachtig. De verf werd ’s ochtends gemaakt (kijk maar even naar de film ‘Girl with a Pearl Earring’) en werd daarna bewaard in varkensblaasjes. Iedere kleur een blaasje. Al die blaasjes moesten mee naar buiten. Het was kwetsbaar en de opening te groot en het gutste er onverwacht of in te grote porties uit. Allemaal een heel gedoe. Overigens was het Joodse schilders ook toegestaan de varkensblaasjes te gebruiken, hoewel ze geen varken mogen eten.
Vlekkerige beelden
Met de verftube ontstonden er nieuwe mogelijkheden en dus ook nieuwe stromingen in de kunst. Wat niet wil zeggen dat elke stroming die na de komst van de verftube volgde een overdachte stroming was. Veel mensen denken dat wel over de impressionisten: ‘Het was een vernieuwingsbeweging’, wordt er geschreven, en zelfs: ‘Het was een revolterende stroming!’
Die Monet en Renoir konden er heus wat van, maar of het overdacht was? Want wat ze konden was vooral goed en veel drinken. Ze dronken zich helemaal ongans, en de absint was ze niet onverschillig. Van al die absint kregen ze trillende handen, en nog wat later zelfs staar. Ze zagen op den duur niets meer helder, alleen maar vlekkerige beelden. Natuurlijk schilderden ze stug door, want een kunstenaar doet niet aan omscholing.
Volgens de kunstkenners heeft het impressionisme een aantal kenmerken:
· Impressionisme is een momentopname. (Dat klopt! Wie de afkickverschijnselen van de drank kent weet dat er snel geschilderd moet worden voor het bibberen de overhand krijgt)
· Weergeven wat het oog ziet… (Dat absintoog, met staar)
· Door ruwe en dikke verftoepassing lijkt het werk snel gemaakt (Wat ook zo was)
· De schilderijen hebben geen boodschap (Wat op zich ook weer een boodschap was, en dus een nieuwe stroming)
Kunstkenners
Al met al werden die absintvlekken die de schilders voor hun ogen zagen dansen later gebombardeerd tot een stroming. Een stroming die kunstkenners van een theorie en van kenmerken hebben voorzien. Wat uiteindelijk maar weer bewijst:
✔ Alcohol is goed voor kunstenaars.
✔ En ‘kunstkenners’ kunnen werkelijk aan alles een diepzinnigheid toeschrijven, zelfs aan het toeval.
Justine le Clercq (1967) is schrijver en tentoonstellingsmaker. Zij is onderdeel van het kunstenaarscollectief Crail Moansburg en een opgewekte factotum voor kunstenaar Suzanne van Soest. Van Justine verschenen twee boeken. Ze heeft een website en een Facebook-pagina.
Justine le Clercq, 08.07.2016 @ 11:08
10 Reacties
op 08 07 2016 at 23:04 schreef ikzelf:
Als jood zal Gustav Mahler niet zo heel erg veel kerken van binnen hebben gezien. De anecdote van het langslopende orkestje terwijl hij in de kerk stemmige en droevige muziek zat te luisteren, is dan ook zeer waarschijnlijk niet correct.
Het lijkt mij dat u eerder op Charles Ives doelt, waar het schijnbaar volstrekt irrelevante invoegen van populaire deuntjes (gospels, show tunes, liedjes uit de burgeroorlog, etc.) in veel van zijn werken een grote rol speelt? En die bovendien organist was.
Waar Mahler een mars- of dansmelodie in zijn composities invoegt, is dat wel degelijk een geïntegreerd (constructief) deel van de compositie en wordt juist het contrast met de omringende muziek beoogd — een lach bij een traan, als het ware.
Bij Ives is het ingevoegde ‘deuntje’ niet bepalend voor de constructie van de compositie (en daarmee dus meer ’toevallig’), maar mikt juist op de clash van het samenkomen van ‘hoge’ en ‘lage’ kunst.
Zie ook: http://www.charlesives.org/ives-man-his-life
op 09 07 2016 at 10:54 schreef Beukman:
Niks is toeval bij Mahler. Zijn muziek zit gebeiteld in elkaar; de man was een perfectionist, die obsessief en eindeloos sleutelde aan de kleinste details, dan weer pagina’s doorstreepte, en opnieuw begon.
De “luchtige riedeltjes” zitten daar niet bij toeval, maar hebben een functie in het geheel.
Welke dat is? Luister gewoon naar de muziek, dan kom je er wel achter; je moet niet alles verklappen. Sjostakovitsj had er trouwens ook een handje van.
Verder is het ook niet zo dat als er net een koe was langsgelopen, die koe in de muziek had gezeten. Welnee! Mahler haatte toeval.
Zoek je muziek waarin toeval echt een grote rol speelt? Pak dan Mozarts Musikalisches Würfelspiel, een soort spel waarmee je met behulp van twee dobbelstenen een walsje componeert. Mozart had dit concept trouwens ook weer ergens vandaan gejat. Mozart was een grote dief.
op 09 07 2016 at 11:41 schreef Thomas E:
@ikzelf
Mahler heeft zich op middelbare leeftijd tot katholiek laten dopen, dus misschien heeft hij daarna wel extra fanaat wat tijd in de kerk doorgebracht, who knows.
op 09 07 2016 at 13:23 schreef ikzelf:
Nou Thomas, dan blijft het toch moeilijk, zelfs voor hem, om op middelbare leeftijd als kind in de kerk te hebben gezeten.
Doet er ook niet toe. Feit is dat de schijnbaar afwijkende ‘deuntjes’ in Mahler’s werken, zoals ook Beukman schrijft, een zeer bepaalde constructieve functie hebben en geenszins als ’toeval’ zijn gedacht. Dat valt alleen al af te leiden uit het feit dat geen enkele van die ‘deuntjes’ slechts één keer langskomt. Je zult ze altijd verderop in het stuk nogmaals tegenkomen. Die herhaling bepaalt de vorm, de constructie van een compositie en sluit daarmee dus het ’toevallige’ uit, ongeacht of het ’toevallige’ bedoeld was of niet.
op 09 07 2016 at 14:18 schreef Thomas E:
@ikzelf
‘als kind’had ik over het hoofd gezien. Je hebt helemaal gelijk, ook wat betreft je laatste argument.
op 09 07 2016 at 20:14 schreef Justine Le clercq:
@ikzelf: beste, Charles en Mahler vallen niet te verwisselen. Charles stond in zijn geboortedorp toen er zowel links als rechts een brassband aankwam. Ze passeerden elkaar terwijl zij doorspeelden met ieder een eigen melodie – een clash van melodie. Dit is hij voluit gaan gebruiken in zijn composities. Zelfs zodanig dat 2 dirigenten nodig waren
Mahler echter kwam in contact met een straatorgeltje – heeft niets te maken met de kerk. @breukman je hebt Mahler gekend? Helaas, ik moet het van de overlevering hebben. Mathijs Vermeulen schreef erover. Ik zal nog ff het merk van het orgeltje opzoeken.
op 09 07 2016 at 21:34 schreef Justine Le clercq:
En voor de matige lezer: toeval bij Mahler gaat natuurlijk over het ene moment dat hij dat orgeltje hoorde. Nogal wiedes dat hij dat later ‘bewust’ inzet. Daar gaat mijn verhaal ook niet over. Het gaat over het moment dat toeval je leven vergaand beïnvloed. Dus dat riedeltje dat hij daarna bewust in zijn werk toepast door dat toevallige moment in z’n geboortedorp.
op 10 07 2016 at 07:09 schreef Thomas E:
Justine, zoals jij het bedoelt krijgt toeval zijn betekenis als het herkend en geïmplementeerd wordt door getalenteerde mensen. Het zaadje dat in vruchtbare grond terechtkomt. Want iedereen krijgt te maken met toeval, maar niet iedereen wordt mede daardoor bekend.
op 10 07 2016 at 12:03 schreef ikzelf:
En Matthijs Vermeulen was er wel bij toen de jonge Gusterle dat straatorgeltje hoorde? Aan zijn betoog heeft u dus, vrees ik, evenveel als aan dat van Breukman en mij.
En als nu nog iemand kan zeggen waar dat orgeltje terug te vinden is in Mahler’s muziek, dan kunnen we vanavond allemaal rustig slapen.
Ik wil niet vervelend doen hoor Justine, maar dit was niet uw sterkste stukje, naar mijn mening. En daarom dacht ik wat puntjes recht te moeten zetten. Ik had ook nog willen uitweiden over Cage’s 4’33”, maar dat werd te technisch.
op 10 07 2016 at 12:59 schreef Ana Brus:
Een al te Romantische gedachte om het toeval bij de Impressionisten geheel toe te schrijven aan hun alcoholgebruik. Het zal ongetwijfeld wel eens een rol gespeeld hebben, maar elke kunstenaar kan je vertellen dat dronken achter de ezel of het papier zitten tot niets leidt. Het was dus wel degelijk de fascinatie met het licht (door o.a. de uitvinding van de fotografie) die deze schilders bracht tot vluchtige impressies. Maar leuk bedacht dat alcoholverhaal, dat dan weer wel.