Taakstraf
Özcan Akyol
Illustratie: Francisco Zúñiga
Over de eerste veertig uur werkstraf die ik in Zwolle tot een goed einde heb gebracht, kan ik alleen maar positief zijn. Eigenlijk ervoer ik die periode niet als boetedoening. Zij bracht mij veel jolijt, ik ontmoette mensen die interessant zijn in hun eenvoud, en de arbeid die we moesten verrichten mocht geen naam hebben. Maar omdat ik eind juli ben verhuisd, moest ik het tweede deel van mijn straf ondergaan in Deventer, mijn geboortestad. Ik meldde me ruim op tijd bij de werkmeester. In de schaftkeet legde hij me de regels uit. ‘Als je de boel verziekt, stuur ik je zaak direct terug naar de rechter!’ Ik was gewaarschuwd.
De werkmeester was een man met een kop van graniet. Een doodshoofd. Zijn koolzwart omwalde ogen verrieden dat hij nauwelijks sliep. Zijn kruin was kaal. Op de achterkant van zijn hoofd prijkte een ronde wijnvlek. Hij reed ons naar de locatie. Daar reikte hij me een oranje werkvest aan, drukte een schoffel in mijn hand en demonstreerde met zijn eigen schoffel, duidelijk een instrument voor mensen van een hoger echelon, welke bewegingen ik moest maken om tot een goed resultaat te komen. Een Marokkaanse jongen bezag onverschillig hoe de werkmeester mij een flitstraining gaf. Een andere knaap, ogenschijnlijk van Surinaamse afkomst, moest grinniken om Jos. Onze werkmeester.
Na een uur bekroop me het gevoel, dat een taakstraf in Deventer heel anders is dan een taakstraf in Zwolle. In de koekstad moest je werken. En iedere keer als ik verzaakte door bijvoorbeeld op mijn telefoon te kijken, of een praatje te maken met de andere gestraften stoof Jos onze kant op. ‘Vort! Niet zeuren. Werken!’ riep hij dan. Hij leek verbitterd, omdat hij ons, zijn soldaten, niet de hoogte in zag vliegen op vleugels van noeste arbeid en ijzeren discipline. Jos was evident een kortzichtige plichtezel die gespeend was van iedere vorm van luchtigheid. De verzengende zon maakte de omstandigheden er niet beter op.
Af en toe greep Jos de bosmaaier uit zijn bus. Dan sprong hij in de perkjes en maakte korte metten met alle distels en brandnetels. Misschien wilde hij een voorbeeld geven, om ons te prikkelen in zijn voetsporen te treden. Of wellicht was hij gewoon gek. Een paar minuten voor het middaguur kondigde hij een pauze aan. ‘Gooi alle gereedschappen maar in de bak. We gaan eten.’ Ik keek op mijn telefoon, logde in op Twitter en maakte wereldkundig dat ik een ellendig kutleven heb. Vervolgens reden we in de witte Volkswagenbus naar de keet. Jos opende de deur en liep toen naar een aanpalende keet, die van het personeel.
Ik zat in de keet aan een tafeltje met mijn lotgenoten en begon een gesprek met hen. ‘Die Jos is niet helemaal lekker, of wel?’ Zij moesten lachen. Rachid, de Marokkaanse jongen, stond op, leunde aan weerszijden van de deuropening, boog voorover en taxeerde kennelijk of de kust veilig was. Hij keerde terug. De Surinaamse jongen en Rachid keken elkaar aan met een augurenlach op hun gezicht. Toen kwam er een zakje wiet tevoorschijn. Intussen merkte ik dat in de belendende keet van Jos meer mensen zetelden dan hij, dat kon je horen. Ik keek vragend naar de Surinaamse jongen. ‘Dat zijn mensen van Deventer Groen, die eten ook daar,’ verklaarde hij.
Het jointje werd vakkundig gedraaid door Rachid. Onderwijl vertelde hij sterke verhalen over zijn verblijf in het Huis van Bewaring te Doetinchem. De cipiers zouden hem een mobiele telefoon hebben gegeven, hij hoefde nooit te betalen voor zijn boodschappen en zo nu en dan kreeg hij wat hasj van een medegedetineerde. Toen Rachid klaar was met draaien, griste de Surinamer het jointje uit zijn hand en stak het op. Ze gaven het stickie regelmatig over aan elkaar. Uit het niets kwam ineens een wat oudere man bij ons zitten. Een kamper. Hij droeg alleen een korte broek en sandalen. Zijn blote bast was gesierd met allerlei tatoeages, alle clichéprentjes die men op het lichaam laat tekenen waren vertegenwoordigd op zijn lijf.
Zijn naam was Rinus. Hij vroeg niet om het jointje, maar kreeg het toch aangereikt. De jongens waren stoned, dat viel van drie paar ogen af te lezen. Misschien dat ze daarom zo koel reageerden op het moment dat Jos onze keet binnentrad. Hij keek onderzoekend om zich heen en zag hoe Rinus het jointje argeloos doorgaf aan Rachid. Die nam een langdurige hijs en gaf het op zijn beurt door aan de Surinamer. ‘Jongens,’ zei Jos, ‘als jullie geen shag hebben, mogen jullie wel van mij lenen.’ Rachid keek met een glimlach van oor tot oor naar de werkmeester. ‘Nee, bedankt, Jos. Eigenlijk zijn wij allemaal geen rokers, maar we vervelen ons zo.’ Jos knikte begrijpend. ‘We gaan zo weer aan de slag.’
Özcan Akyol is een megalomane verhalenverteller met een pathologische geldingsdrang en een chronische schrijf- en leeswoede. Bovenstaande is het eerste deel van een drieluik over zijn taakstraf, die hij kreeg opgelegd vanwege dit akkefietje. Hier en hier leest u zijn verslagen over de taakstrafperiode in Zwolle. Meer schelmenverhalen op zijn blog.
Özcan Akyol, 09.09.2010 @ 13:45
18 Reacties
op 09 09 2010 at 15:32 schreef Martin:
Ik heb medelijden met Ozcan. Zwolle, zucht..
op 09 09 2010 at 15:44 schreef Paulus:
Boeiend stuk! Mooie stilistiek. Ben benieuwd naar het vervolg. Staat hier nu de eerste Turkse scribent op die ons land dringend nodig heeft? De Marokkanen en Irakezen zijn goed vertegenwoordigd. Maar de Turken daarentegen…
op 09 09 2010 at 17:17 schreef leo schmit:
Mooi verhaal. Nadat Jos in het begin wat streng en fanatiek overkomt is het toch sympathiek van hem om zijn shag met zijn plantsoensoldaten te willen delen.
op 09 09 2010 at 20:01 schreef curvedwater:
ik vind de oorzaak van zijn straf helemaal geen akkefietje.
Het is schandalig om je zo agressief te gedragen.
Heb je wat, dan wordt dat in dit land uit-ge-praat !
Wat normen toch makkelijk verschuiven..
op 09 09 2010 at 20:41 schreef hj:
Normen verschuiven? Want vroeger werden dit soort kwesties wel altijd netjes uitgepraat door de betrokkenen zonder dat daar agressie of fysiek geweld bij kwam kijken?
Ga toch weg man.
op 09 09 2010 at 20:52 schreef Teun:
Vroeger was alles pais en vree. Onderlinge geschillen werden opgelost met een kruik jenever. Als iemand zich dan toch fysieke opstelde, keerde men, geheel naar de joods-christelijke-tradities, de andere wang naar de opponent. En zo was het.
Voor het overige een goed verhaal, ben benieuwd hoe het vervolg zal zijn.
op 09 09 2010 at 21:12 schreef leo schmit:
Welkom in ‘uitpraat’-land. Het land van de Hoekse en Kabeljauwse twisten en Jan Schaffelaar, de lynch-moord op de broeders de Wit, de Chinezen moorde van Coen in batavia, de politionele acties in Indonesie. Allemaal in de Joods-christelijke geest. Al had niemand daar toen ooit van gehoord. Dat uitpraten zat gewoon in de genen van dit fiere volk.
op 10 09 2010 at 00:08 schreef Maarten:
Ozcan zonder veldfles whisky in de zak? het zal wel je wel zwaar vallen dat schoffelen…
op 10 09 2010 at 00:23 schreef Arthur van Amerongen:
Eus is mijn man.
op 10 09 2010 at 09:09 schreef Smeets:
Ach ja, vroeger…
Toen de sex nog vies was en de lucht nog schoon.
De beveiliging van Pinkpop crashen was in de jaren 80 een sport. Dat hoef je nu echt niet meer te proberen.
Ik wordt ook altijd ontzettend agressief van portiers. Zet daar dan een leuke dame neer, of een oudere heer met manieren. Nee, zo,n domme klerenkast. Top, die kopstoot.
op 10 09 2010 at 10:40 schreef rakker:
Die portier had dus volkomen gelijk met die man de toegang te weigeren.
Hij mag er dan wel leuke stukjes over schrijven, hij blijft natuurlijk een stuk schorum.
op 10 09 2010 at 12:06 schreef Zahra Boufadiss:
Eindelijk ben je een keer aan het werk, zo hoort het.
op 10 09 2010 at 19:04 schreef Callejon:
Hey, heel mooi verhaal. Ik vind dat je erg goed schrijft.
Wel bizar joh, van die kopstoot. Waarom deed je dat?
Misschien ben je wel zo’n heel intelligente gozer die toch ook geflipt en geschift is. Normale mensen lopen niet weg, om het een en ander te overdenken, om vervolgens terug te komen om KABAM een kopstoot uit te delen. Hahaha! Het is strontlomp, maar het heeft wel iets.
Ik denk stiekem dat je heel interessant bent. Een paradijsvogel. Binnenkort zal ik je blog eens gaan lezen!
op 11 09 2010 at 00:44 schreef vetklep:
iemand die kopstoten uitdeelt (aan een portier die hem volkomen terecht niet binnen wil hebben) is wat mij betreft minder dan een beest. En die hoort niet thuis in de bezigheidstherapie maar in een chaingang, met een pikhouweel. Enlangdurig ook.
Maar het stukje is wel verdomd goed geschreven!
op 11 09 2010 at 13:06 schreef John:
“Vort! Niet zeuren. Werken!” En terecht.
Gelukkig kun je ook schrijven Özcan, en niet alleen maar meppen.
op 15 09 2010 at 17:27 schreef Raoul:
Maar Vetklep, het doet er toch wel toe in welke context zo’n kopstoot wordt uitgedeeld?
Of vind jij geweld per definitie in alle gevallen fout?
op 13 11 2011 at 13:07 schreef kipfiét:
Mooi geschreven, misschien had je er verstandig aan gedaan om de portier een brief te schrijven waarom je er niet in mocht, uw schrijven getuigd van intelligentie, uw actie met de kopstoot getuigd van dommigheid en slecht gedrag, derhalve is mijn uitspraak dat u te dom bent om aan de maatschappij deel te nemen en dient men u levenslang op te sluiten.
op 13 11 2011 at 13:34 schreef anon:
Alle portiers lezen geenstijl.