Speeltuin
Jasper Mekkes
Scène uit Les Indes Galantes.
Ik zit op een bank in een speeltuin te kijken naar mijn kinderen. Naast mij zo te horen twee voormalige leden van een damesdispuut, ook met kinderen. Alles is bij hen “heerlijk”, “superslim”, “waaaanzinnig” en “cool”.
“Eén van mijn warmste herinneringen aan pasen is het paasontbijt” zegt de vrouw die het dichtst bij mij in de buurt zit. “Mijn broer kreeg meestal een grote chocolade limousine met een paashaas aan het stuur.”
Ja, je woont in het Gooi of niet, dus dan kunnen dit soort dingen gebeuren denk ik nog. Maar om de een of andere reden bevreemden deze mensen mij toch wat meer dan gebruikelijk. Een broer die meerdere jaren achter elkaar met pasen een grote limousine met een paashaas erin van zijn ouders kreeg. En daar dan nog steeds “warme” herinneringen aan hebben.
De meest banale privédetails worden vervolgens zo luidkeels met elkaar besproken dat ik me afvraag of deze alumni van het corps misschien denken dat de andere ouders in de speeltuin speciaal voor hun hier naartoe zijn gekomen, om te kunnen luisteren naar hun toch echt wat oppervlakkige gesprek.
Onwijze mattie
Ondertussen zoekt één van de dochters rozijntjes die ze op de grond heeft laten vallen. Daar tussendoor wisselen de meisjes elkaar af met huilbuien. De eerste reactie hierop van hun moeders is telkens: “deed hij dat expres?” – er blijkbaar vanuitgaande dat het enige jongetje in de speeltuin – naast mijn zoontje – wel de boosdoener geweest moest zijn.
Haar dochter blijft in alle hectiek onvermoeibaar de grond afspeuren naar rozijntjes. “Ze is op zoek naar iets eetbaars”, zegt haar moeder. “Een echt natuurkind.” Inmiddels heeft een andere dochter iets verderop “een onwijze mattie gemaakt.” Hetzelfde jongetje staat wat verveeld naast haar.
Volgens de twee moeders met Gooise R hebben hun kinderen “allemaal dezelfde kledingsmaak.” Terwijl de meisjes, nota bene uit twee gezinnen, verrassend genoeg vrijwel hetzelfde èn vrij stijlloos zijn aangekleed. In het voorbijgaan zegt een moeder desondanks tegen één van de meisjes: “wat heb je een mooie rok aan!” en dan tegen elkaar: “Dat wordt echt zo’n festivalmeisje.” Geen idee wat dat is eigenlijk, een festivalmeisje.
Donker jongetje
De meisjes zijn dan alweer bezig het jongetje weg te sturen bij de wipwap. Die was immers van de meisjes en niet van hem. Eén van de meisjes komt haar gedrag verklaren bij haar moeder. “Dat donkere jongetje moet weggaan.” Het jongetje houdt desondanks een tijdje moedig vol bij de wipwap, terwijl zijn moeder er bij hem op aandringt om mee naar huis te gaan.
De speeltuinervaring eindigt zo’n beetje zoals ik inmiddels al wel had verwacht; de toekomstige leden van het damesdispuut proberen inmiddels ijverig het zandbakspeelgoed van mijn kinderen af te pakken, wat mijn zoontje af en toe knap weet te voorkomen, terwijl mijn jongste dochter zonder dat ze het zelf doorheeft door één van de meisjes met een stok achterna gezeten wordt, zo op het oog met het doel haar er mee te gaan slaan.
De alumni negeren dit alles vrij obsessief, zoals ze al eerder tijdens wat vreemde opstootjes tussen de jongere garde onderling, de ongeinteresseerde woorden “ja, dat leren ze zo vanzelf” hadden gesproken. Hun kroost was natuurlijk gewoon wat aan het brassen.
Eén van de meisjes komt nu haar moeder met een trotse glimlach vertellen dat de bloemen die mijn dochter heeft gevonden door haar zijn “geplukt”.
Grootste lol
Ik sta maar eens op om onze door de corpsmeisjes-in-de-dop toegeëigende schepjes, vormpjes en emmertjes weer in de tas te stoppen, vraag het ene meisje om voorzichtig te zijn met haar stok en vertel het andere meisje dat de bloemen die ze in haar handen heeft toch echt door mijn dochter zijn gevonden.
De moeders naast mij springen nu ineens op, als door een adder gebeten. Mogelijk was er toch iets wat hun niet zo zinde aan de situatie. “We gaan zo naar papa om te spelen”, zeggen ze tegen hun kinderen – en voor ik het doorheb zijn ze weg, lege rozijnendoosjes achterlatend onder hun plek op de bank.
Ik heb me ondertussen erg vermaakt in de speeltuin, niet in de laatste plaats omdat mijn kinderen de grootste lol hadden. En wat betreft de mede-speeltuin bewoners; die speelden hetzelfde fascinerende schouwspel dat ik in een iets andere vorm vaker had gezien tijdens mijn studententijd, wanneer ik naar een feest ging “bij de corpsballen”.
Onbeschaafd gedrag
Vrijwel altijd waren die bezig de mogelijkheden te verkennen om je uit de tent te lokken. Of ze hingen simpelweg luidkeels de barbaar uit terwijl ze oppervlakkige rommel produceerden, met woorden en lege plastic bierglazen. Ook toen al vond ik het fascinerend om te zien, die leegte, dat ego en de ermee gepaard gaande rommel.
Wat er veranderd was? Dat ik inmiddels de behoefte kon onderdrukken om de illusie bij de corpsballen door te prikken dat je boven iemand zou kunnen staan door oppervlakkigheden als de hoeveelheid bier die je dronk of de club waar je bij hoorde.
Maar het belangrijkste was natuurlijk dat mijn kinderen een top-middag hadden gehad, hoewel ik ze wel een keer alledrie licht geschrokken vrijwel tegelijkertijd van de corpskindjes naar de corpsmoeders en weer terug had zien kijken, vol verbazing over zoveel onbeschaafd gedrag. Alsof ze wilden zeggen: mogen zij dat van jullie?
Jasper Mekkes is ingenieur en vooruitgangsfilosoof.
Jasper Mekkes, 02.04.2018 @ 09:14