Paul Austers ‘Baumgartner’ gaat over verlies en geluk
Peter Breedveld
Bij iedere nieuwe plaat van Lou Reed begon altijd het gezeik van de snobs weer, dat die toch niet kon tippen aan The Velvet Underground, de band waarmee Reed zijn muziekcarrière startte. The Velvet Underground had tijdens zijn bestaan nooit meer dan een paar duizend platen verkocht en werd pas wereldberoemd nadat Reed als soloartiest doorbrak. Toen was er opeens een immens leger aan Velvet Underground-fans van het eerste uur, duizend keer meer fans dan er ooit een plaat van de band hadden gekocht of een concert hadden bijgewoond, die allemaal terugverlangden naar de tijd dat Lou Reed nog bij The Velvet Underground zat.
Vervelende zeikerds, net als de lui die bij iedere nieuwe roman van Paul Auster zeuren dat Auster nooit meer het niveau van zijn New York-trilogie heeft gehaald. Uiteraard is dat ritueel ook weer opgevoerd bij de verschijning van Baumgartner, naar verluidt Austers laatste boek, omdat hij aan kanker lijdt en niet lang meer te leven heeft. “Doelloos”, “Teveel losse eindjes”, “ontbeert substantie”, dat het “Austeriaanse vuur” van vanouds uitblijft, enzovoort.
Weelderige flora
Ik vind Baumgartner een mooie roman die barstensvol ideeën zit, meer dan er eigenlijk in een boek van 200 pagina’s kunnen. Maar Auster is er altijd goed in geweest om zijn kristalheldere zinnen een zekere multidimensionaliteit te geven, waardoor ze meer betekenis hebben dan op het eerste gezicht lijkt. Het zijn portalen naar werelden achter werelden, zaadjes die in je hersenen worden geplant om daar te ontkiemen tot weelderige flora.
De hoofdpersoon van Baumgartner is een oude man, Seymour Baumgartner, die tien jaar geleden zijn vrouw verloor en nog steeds probeert de leegte te vullen die zij achterliet. Ze is dood en begraven maar leeft nog in hem. Eerst als fantoompijn, verzint hij als hij hoort van een ongeluk die de echtgenoot van zijn schoonmaakster een aantal vingers kost, daarna als kwantumdeeltje, vertelt zij hem zelf in een droom tijdens een telefoongesprek in haar oude werkkamer, via een telefoon die niet is aangesloten.
Quantumnatuurkunde
Zolang hij aan haar blijft denken, blijft zij bestaan, legt ze hem uit. Zonder lichaam, maar als trillend deeltje. Dat deed me denken aan een fenomeen in de quantumnatuurkunde, waarbij deeltjes zich lijken aan te passen aan de menselijke waarneming. De Braziliaans-Nederlandse natuurkundige Bernardo Kastrup ziet daarin bewijs van het bestaan van een ziel, onze niet-stoffelijke essentie.
Baumgartner houdt zich ook bezig met de vraag wat ons bewustzijn precies is. Hij lijkt een dualist te zijn, die het lichaam beschouwt als het voertuig van die ziel. Hij schrijft er een dik boek over, waarin hij het lichaam vergelijkt met een auto en de ziel als de bestuurder ervan. In het laatste deel van dat boek filosofeert hij over de gevolgen van zelfrijdende auto’s, en wat dat betekent voor de autonomie van de bestuurder.
Volle potentie
Zelf heeft hij steeds minder controle over zijn lichaam. In het begin van het boek valt hij van een keldertrap, als hij iemand van het energiebedrijf zijn elektriciteitsmeter wijst, daardoor wordt hij tijdelijk immobiel, maar de man van het energiebedrijf ontfermt zich over hem en ze sluiten vriendschap. Die man blijkt oorspronkelijk een sportcarrière te hebben geambieerd, maar die werd gefnuikt door een blessure.
Het boek is bezaaid met personages die nooit tot hun volle potentie zijn gekomen. Baumgartners vader had intellectuele ambities maar moest zijn opleiding afbreken om de kleermakerszaak van zijn vader over te nemen. Baumgartners opa was een linkse idealist met veel praatjes, maar nul daden.
Domino-effect
Zijn vrouw was een groot dichter met een enorm oeuvre, dat nooit is uitgegeven. Baumgartner besluit een selectie van haar beste gedichten te bundelen en te laten uitgeven, dat boek wordt een groot literair succes. Zijn vrouw, Anna Blume (een verwijzing naar Austers boek In the Country of Last Things) had, voor ze Baumgartner ontmoette, een relatie met een jongeman die, als rebels statement aan zijn vader, het leger inging om in Vietnam te vechten maar al tijdens de training in duizend stukjes opgeblazen werd.
Het is één van de punten van het boek, dat het leven een verzameling losse eindjes is, dat beloftes niet worden ingelost, ambities niet waargemaakt, potentie niet wordt benut omdat mensen geen controle hebben over hun leven, over het voertuig dat hun lichaam is, omdat het leven aan elkaar hangt van willekeur en toeval. Omdat het leven wordt bepaald door hele grote en hele kleine gebeurtenissen, omdat alles één groot domino-effect is.
Momenten van geluk
Baumgartners wereld is evenwel geen Camusiaanse hel waarin mensen lijden onder moedwil en misverstand. Ook al mislukt er van alles, komt er niks terecht van je plannen, komen je dromen niet uit, tussendoor gebeurt er van alles om te koesteren. Baumgartner heeft veertig fantastische jaren met zijn vrouw gehad, en zelfs na haar dood zijn er kleine en grote momenten van geluk. Als hij de vrouwelijke pakketbezorger weer ziet die hem boeken brengt die hij alleen maar bestelt om haar te zien, als hij verzorgd wordt door de man van het energiebedrijf en hij zich realiseert dat zulke mensen ook bestaan in deze wereld vol egoïsten en klootzakken, als hij zich voorbereidt op de komst van een jonge academicus die een proefschrift over het werk van Anna wil schrijven, en die hij als een pseudodochter ziet, de dochter die Anna en hem nooit was gegund.
Dat maakt Baumgartner een boek over verlies, maar ook over het geluk, dat in dat verlies besloten zit, waaruit dat verlies is voortgekomen. Als je rouwt om je verlies, betekent het dat je tijden van geluk hebt gekend. En dat, zo leren de levensgeschiedenissen van Baumgartners ouders en grootouders, is lang niet iedereen gegeven.
boeken, Peter Breedveld, 16.01.2024 @ 09:45