Parasite toont het absolute meesterschap van Bong Joon-ho
Remco Breuker
Franse filmposter voor Bong Joon-ho’s Parasite.
Toen ik nog een armlastige student Koreaanse geschiedenis in Seoul was die veel van zijn vrije tijd verkwistte met het kijken van Koreaanse films (en dan het liefst op VHS-tape in een zogenaamde pideobang – video room), hoorde ik van een vriend die film studeerde dat het in dat wereldje al enige tijd gonsde van de geruchten over een nieuwe jonge filmmaker. Het script van diens eersteling – briljant en onweerstaanbaar grappig, zei men – circuleerde en hij zou op het punt staan dit te verfilmen.
Anders dan het geruchten meestal vergaat, werd dit gerucht bewaarheid: in 2000 debuteerde Bong Joon-ho met Barking Dogs Don’t Bite (P’ŭllandŭsŭ-ŭi kae), een bijtende en absurdistische satire over een jonge wetenschapper die hoogleraar probeert te worden en en passant een hond ontvoert, waarna hij een onvermoeibare concierge (de binnenlandse doorbraak van actrice Bae Doona) achter zich aankrijgt.
Na Barking Dogs Don’t Bite werd het alras duidelijk dat Bong hét grootste talent was van zijn generatie – en dat zegt wat, want de zijne is de Gouden Generatie van Koreaanse regisseurs met namen als Park Chan-wook, Ryoo Seung-wan en Lee Chang-dong.
Militaire dictatuur
Bongs tweede film was al een meesterwerk: Memories of Murder, een cinematografisch wonderschoon maar donker en beklemmend verhaal over een seriemoordenaar die nooit gepakt zou worden in de militaire dictatuur die Zuid-Korea in de jaren tachtig was (deze seriemoordenaar is overigens net wel geïdentificeerd – echt). Song Kang-ho (zo’n beetje wat je krijgt als je Robert de Niro, Kevin Spacey en Bill Murray als één Koreaanse acteur herboren laat worden) werd vanaf Memories of Murder Bongs favoriete acteur.
Song speelde ook de hoofdrol in Bongs fantastische genre busting versie van de Godzilla monsterfilm, The Host (waarin hij dramatisch benadrukte zich niet te houden aan in Hollywood gesmede verwachtingspatronen). In Parasite (Kisaengch’ung) keert Song terug (ook in Snowpiercer uit 2013 trouwens, maar laten we het daar niet over hebben, en nee, de link zet ik er ook niet bij). Als Barking Dogs Don’t Bite de worstelende en neurotische middenklasse als onderwerp had, dan richt Parasite zich op de twee sociale klassen die de middenklasse – ooit de motor van Zuid-Korea’s economie, identiteit en moraliteit – insluiten.
Parasite dus, de eerste Koreaanse film die een Palm d’Or in de wacht sleepte (en een Golden Globe voor de beste buitenlandse film, plus 4 BAFTA nominaties). Terecht, vermoed ik, al is deze film die werkelijk in elke scène het absolute meesterschap van Bong laat zien over elk detail wellicht niet eens Bongs beste film. Maar goed, dat is net zoiets als bakkeleien over of Dennis Bergkamps mooiste goal in ’98 tegen Argentinië viel of in 2002 tegen Newcastle. Uiteindelijk is Memories of Murder de krachtigere film, maar Parasite is duidelijk het werk van een regisseur die zijn gehele visie tot in de perfectie weet te verbeelden.
Progressieve kijker
De maatschappijkritiek is niet te missen in deze film waarin een arm gezin in Seoul langzaam maar zeker een verdienmodel vindt in het parasiteren op een rijk gezin. De vergelijking met Ken Loach ligt hier voor de hand, maar de manier waarop Bong de verwachtingen van de progressieve kijker keer op keer teleurstelt is meesterlijk. Armoede heeft niets verheffends, rijkdom corrumpeert niet noodzakelijk. Mensen zijn vooraleerst mensen bij Bong, hoezeer hun sociale klasse hen ook (mede-)determineert. En dat betekent een bijna existentiele vatbaarheid voor de akelige kanten van het lot. Dat het pièce de resistance van de film een explosieve mengeling van chaos, geweld, humor, dood, liefde, drama en een trauma-genezende taart is, mag dan ook eigenlijk geen verrassing heten. Het is er in ieder geval niet minder effectief om.
Er valt veel te zeggen over deze film. Grote dingen, zoals de enorm toegenomen inkomensongelijkheid in Zuid-Korea, waar een permanente bovenklasse wordt bediend door een permanente onderklasse. Maar ook kleine dingen, en juist in de mise-en-scène van de kleine dingen is deze film briljant. In hoe de zoon en dochter van het arme gezin werkende wifi zoeken in hun souterainflat (wat een stuk chiquer klinkt in het Nederlands dan het equivalent hiervan in het Koreaans – panjiha wonen doe je alleen als je geen geld hebt om op of liever nog hoog boven de grond te wonen). In hoe de zoon zijn vader coacht met acteren – op zich al een mooi zelfverwijzend metacommentaar. In het Oscar-winning-moment waarin de oude huishoudster de beroemde Noord-Koreaanse nieuwslezeres Ri Chun-hui werkelijk weergaloos nadoet. In de manier waarop de mooie echtgenote van het rijke gezin op argeloos simplistische wijze Engelse woorden net buiten het goede register gebruikt. In het voortreffelijke acteerwerk van alle acteurs in werkelijk alle scènes (dat Song Kang-ho een rasacteur is, wisten we, dat voormalig handdoekenmodel Jo Yeo-jong dat ook is, wisten alleen diegenen die Vampire Cop Ricky hebben gezien). Elk lichaamsgebaar brengt betekenis over en tegen het einde van de film ruik je zelfs de geur die het verhaal een bepalende draai gaf.
Ondertiteling
Deze film komt tot sprankelend leven in zijn dialogen – en wat dat betreft is het jammer dat de Nederlandse kijker het moet doen met een ondertiteling die waarschijnlijk vanuit het Engels is gemaakt. De ondertitels geven de rijkdom van de dialoog niet weer (dat kan nooit helemaal, u heeft gelijk, maar het kan meer dan hier gebeurt). De timing, woordkeuze en beleefheidsniveaukeuze (wil je weten wat dat is kom dan maar Koreaans studeren) is zo onwaarschijnlijk goed, dat wat mij betreft de rest van de film daarbij bijna zou verbleken. De relaties tussen de hoofdpersonen zijn in een of twee zinnen klaar als een klontje, zonder dat er ‘wat wordt gezegd.’
Dat is dan ook de reden dat ik niet aan een film van Ken Loach moest denken toen ik Parasite zag, maar aan Mad Men. Dezelfde obsessieve drang om alles goed te krijgen, elk precies goed geplaatst decorstuk, elk glas op tafel, elk geluid, elke blik, elk gebaar, elk kledingstuk, en zeker elke dialoog die Mad Men zo’n unieke TV-ervaring maakte doordrenkt ook Parasite. Ja, het is een film over economische ongelijkheid waar Thomas Pikkety van zou smullen, maar het is vooraleer een film van een filmmaker op het hoogtepunt van zijn kunnen. En als die filmmaker Bong Joon-ho heet is dat nogal wat.
Remco Breuker is hoogleraar Koreastudies aan de Universiteit Leiden en te volgen op Twitter via @koryoinleiden.
Film Reviews, Remco Breuker, 08.01.2020 @ 08:33