Oudheidkunde is een exacte wetenschap
Peter Breedveld
Anna Mae Wong in Piccadilly (Ewald André Dupont, 1929).
Met de oudheidkunde, de bestudering van de periode tussen 3000 voor en 650 na Christus, gaat het helemaal niet slecht. De belangstelling ervoor is enorm en de studenteninstroom bij de oudheidkundige studies aan de universiteiten is bevredigend. Maar er gaat een heleboel niet goed, om niet te zeggen dat er een heleboel erg slecht gaat.
Historicus Jona Lendering, mede-oprichter van de onafhankelijke school voor historisch onderwijs Livius, de man achter het zeer populaire oudheidkundige blog Mainzer Beobachter en schrijver van vele goede en zeer leesbare boeken over de oudheid, klaagt daar graag en veel over.
Ik ken hem al heel lang, zeker 20 jaar, dus ik ken zijn voornaamste klachten uit mijn hoofd: het verkorten van de duur van oudheidkundige studies van zes naar vier jaar waardoor studenten bij het halen van hun diploma nooit meer dan oppervlakkige kennis hebben, de versnippering van de oudheidkunde en het sensationalisme rond de berichtgeving over oudheidkunde in de media, waarin het vaak gaat over schatten die zijn gevonden en nieuwe inzichten die in werkelijkheid al tientallen jaren oud zijn. Sommige oudheidkundigen maken handig gebruik van het gebrek aan kennis en tijd van journalisten door hun ontdekkingen veel belangrijker te maken dan ze zijn, die dus het sensationalisme voeden, want dat levert fondsen op voor verder onderzoek. Dat is ook een doorn in Jona’s vlees, trouwens in dat van vrijwel elke wetenschapper die ik ken: de wijze van financieren van de wetenschap, die allerlei ongewenst gedrag in de hand werkt. De zogenaamde perverse prikkels.
Romeinse legerbasis
Best wel een brombeer dus, Jona Lendering, en zijn onvrede is de aanleiding voor het schrijven van zijn nieuwste boek: ‘Oudheidkunde is een Wetenschap‘ en de ondertitel ervan luidt: ‘En dat mag je ook best eens uitleggen.’ Die titel is wat verongelijkt; blijkbaar vindt Lendering dat zijn innig geliefde Oudheidkunde niet serieus wordt genomen. Hij is jaloers op de astronomie, waar altijd geld voor is en waarover serieus geschreven wordt in de pers. Nu zie ik over astronomie ook best veel onzinberichten waarin aan de hand van ontdekkingen wordt gespeculeerd over leven op andere planeten en oude vergane beschavingen op Mars, dus ik vraag me af of Jona de tegenstelling niet te groot maakt, maar dat maakt verder niet veel uit.
Want het snijdt wel hout, wat hij zegt. Bij de enorm druk bezochte presentatie van zijn boek, vorig jaar december in het Leidse Museum van Oudheden, gaf hij wat voorbeelden van de gevolgen van het gebrek aan samenwerking tussen de oudheidkundige disciplines onderling en tussen oudheidkunde en andere wetenschappen. Zo vertelde hij over een klein Romeins fort dat volgens de geschreven bronnen ergens in Noord-Nederland moest hebben bestaan en een grote legerbasis bij Velsen blijkt te zijn geweest, en dat dit inzicht al veel eerder zou kunnen zijn verkregen als er maar beter was samengewerkt tussen archeologen en historici die de geschreven bronnen bestuderen.
Zwarte Kelten
Maar het grappige, of eigenlijk het mooie van zijn boek is dat hij er talloze voorbeelden in geeft van enorme doorbraken die de oudheidkunde heeft gemaakt dankzij samenwerking met computerkundigen, biologen, klimaatdeskundigen, antropologen, taalkundigen en noem maar op. En dankzij de voortschrijdende techniek, uiteraard, ook in andere disciplines. Hoe de oudheidkunde enorm is uitgebreid door een explosie van nieuwe data die het computertijdperk heeft voortgebracht. Van opgravingen van potten en pannen naar onderzoek naar de exacte herkomst van teksten door de computer te laten zoeken naar overeenkomsten en incongruenties in teksten, van alleen Romeinen en Grieken naar ook het Nabije Oosten naar ook het Verre Oosten. Zelfs de herkomst van inwoners van het prehistorische Engeland kan op basis van DNA vrij precies bepaald worden, ergens in Oekraïne, Noord-Afrika zelfs.
Dat je tegenwoordig in historische televisieseries zwarte Romeinen of zelfs Kelten ziet, wordt vaak toegeschreven aan ahistorische politieke correctheid, “wokeness“, maar blijkt op basis van wetenschappelijk onderzoek helemaal niet zo raar. Er werd in de Oudheid meer en verder gemigreerd dan lange tijd is gedacht, en er was dus ook meer culturele uitwisseling.
Tandglazuur
Eén van de meest aansprekende voorbeelden, en hier wordt oudheidkunde bijna een exacte wetenschap, vind ik de ontdekking dat iemand zijn kindertijd in een totaal ander gebied, op een totaal andere bodemsoort heeft doorgebracht dan waar hij is opgegraven, op basis van de chemische samenstelling van zijn tandglazuur, dat totaal anders is in zijn voortanden dan in zijn verstandskiezen, die doorkomen rond het achttiende levensjaar. Gecombineerd met DNA-onderzoek duidt dat op grote volksverhuizingen lang voor de volksverhuizingen die het einde van het Romeinse rijk zouden hebben ingeluid.
En dat leidt weer tot het inzicht dat verhalen al lang voordat ze op schrift zijn gesteld over de wereld zijn gereisd, vandaar dat veel verhalen in landen die werelddelen van elkaar zijn verwijderd, zoveel overeenkomsten hebben. En dat je dus aan de hand van die verhalen ook weer gefundeerde aannames kunt doen over cultuuruitwisseling en vermenging.
Massa-immigratie
Helaas, zegt Jona, wordt onder invloed daarvan het vertoog in de media gereduceerd tot verhalen in de trant van “In de oudheid had je ook al massa-immigratie” of “In de oudheid had je ook al klimaatverandering”, “In de oudheid had je ook epidemieën.” Terwijl er zoveel meer te zeggen is, ook over de manier waarop kennis verkregen wordt en de consequenties daarvan.
Aan het eind van het boek somt Jona op wat er volgens hem moet gebeuren om dat allemaal te verbeteren. Meer samenwerking, langere studieduur, minder werkdruk (dream on) betere toegankelijkheid van wetenschappelijke bronnen, niet alleen voor wetenschappers, ook voor journalisten en andere belangstellenden, enzovoort.
Magnetrons verkopen
In de hoofdstukken daarvoor heeft ie toch maar mooi laten zien hoe opwindend oudheidkunde is, want Jona kan geweldig schrijven, mooi vertellen en hij doet dat met begeesterend enthousiasme. Het wordt ook duidelijk hoe belangrijk oudheidkunde is. Want je verkoopt er niet meer magnetrons door, wat de maatstaf is voor het gajes dat tegenwoordig in Den Haag bepaalt welke wetenschap ertoe doet en welke niet, maar je krijgt wel veel meer inzicht in waar we vandaan komen en wie we dus zijn, en waarom we die zijn, en hoe verbonden we allemaal met elkaar zijn.
Is het Vrije Woord u écht lief? Steun me dan met een financiële bijdrage. Doneer aan de enige dwarsdenkende, onafhankelijke (maar echt) site van Nederland. Rekeningnummer NL24 ASNB 8832 6749 39 (N.P. Breedveld, ASBN Rijswijk), BIC ASNB NL21.
boeken, Peter Breedveld, 13.04.2024 @ 10:23