Op vakantie bij de kannibalen
Tom Breedveld
“Toch mooier dan veel andere plekken waar we langs zijn gekomen. De huizen zijn hier niet van schrootijzer.” We lopen door een stadje langs de straat. De huizen zijn vervallen, de verf bladdert van de muren en de deuren staan scheef in hun deurpost. Er groeit hier al jaren geen gras meer.
“Ja”, beaam ik, maar omdat deze plek dan toch iets vervreemdends heeft, trek ik voor de zekerheid mijn pistool, dat werkt op kleine energiecellen die je werkelijk waar in bijna elke prullenbak vindt. We willen alles weten, dus de eerste voordeur die wij open kunnen breken met onze schroevendraaier en haarspelden, maakt ons enthousiast voor wat wij binnen gaan aantreffen.
Dat is echter niet veel meer dan een verfomfaaid interieur en een oude vent die aan zijn avondeten is begonnen. Als hij ons ziet, rent hij op ons af; op zich niet vreemd, want we zijn bij hem ingebroken na het ondergaan van de zon. Maar het kompas representeert hem met een groen streepje – geen vijand, dus.
“What are you doing here?” roept de man. “Get out while you can!”
Doormidden gehakte lijken
Doorvragen geeft geen uitsluitsel, maar hij verwijst ons wel door naar de kelders van de andere stadsbewoners. Inbreken bij huis nummer twee brengt ons dichterbij het geheim des huizes, maar ook de kelder zit op slot en vraagt een sleutel. Gelukkig slaapt de patriarch van het gezin (zonder zijn kleren uit te hebben getrokken ligt hij op bed), en hem zakkenrollen om hem te ontdoen van zijn sleutel is een fluitje van een cent – als het misgaat, herlaad je gewoon je vorige opslagpunt.
In de kelder speelt zich een horrorfilm af – de tafels liggen bezaaid met half doormidden gehakte lijken, en koelkasten die gutsen van het bloed zijn volgestopt met ongedefinieerde stukken vlees. Mijn zus protesteert, maar mijn health is laag en first aid kits zijn zeldzaam en duur. Ik schrok naar hartenlust de helft naar binnen.
Weer buitengekomen staat de halve stad ons op te wachten.
“So, now that you know our secret, what’s to be done with you?” vraagt een oude man die zijn dubbelloops jachtgeweer op mij gericht houdt.
Onschuldige slachtoffers
Mijn zusje mag kiezen wat ons antwoord wordt, en omdat we er ooit voor kozen kannibalen te worden – iedereen die we vermoorden kunnen we opeten om onze health points bij te spekken, in ruil voor een verlaging van ons karma level – roept ze sardonisch: “I would have helped myself to a snack, but I did not want to be rude!”
Grappig, want we vroten de halve koelkast net leeg. Daar kregen we trouwens karmapuntenaftrek voor van het spel, niet omdat we mensenvlees van onschuldige slachtoffers aten, maar omdat we stalen. Van een stad vol kannibalen die reizigers tot pasteitjes vermalen.
Ze laten ons gaan, want ons kent ons. “Wil je hier even huishouden, uit wraak voor al die onschuldige slachtoffers?” vraag ik, terwijl ik mijn plasmapistool tevoorschijn trek. “Nee”, zegt mijn zusje, “kom, we gaan.”
“Lekker dan”, zeg ik, “je werkt eerst allemaal mensenvlees naar binnen, en dan laat je ze verder gaan met een grapje.”
“Jij at dat mensenvlees”, vermaant ze me. Is ook weer zo.
Post-apocalyptische wereld
Het videospel dat we spelen heet Fallout 3, een herinterpretatie van de serie uit de schoot van Bethesda Softworks, nadat een vervolg tien jaar uitbleef. Gestart in de jaren negentig, speelt de serie Fallout zich af in een post-apocalyptische wereld die is vernietigd in een kernoorlog tussen Amerika en China, na jaren olieschaarste en armoede (totaal ongeloofwaardig, dus).
De hoofdpersoon in dit derde deel is negentien, dus toen mijn zusje dat ook werd ben ik met haar een nieuwe playthrough gestart. De hoofdpersoon is in haar gelijkenis geschapen, en sindsdien beleven we al een jaar avonturen tussen de mutanten en de plasmawapens, terwijl we zoeken naar onze verloren vader met de stem van Liam Neeson.
Het klinkt misschien allemaal bizar, en met de juiste overtuiging een beetje stupide, wellicht. Maar ik schrijf dit nu niet om u te overtuigen van de waarde van deze negende kunst – ik hecht simpelweg veel waarde aan de momenten waarop ik met mijn zusje weer op avontuur ga, als een soort digitaal weekenduitje.
Lopend door de asfaltwoestijnen bespreken we onze dagelijkse beslommeringen, of wat er zoal ter tafel moet komen wat betreft onze psychologische staat van zijn, terwijl The Ink Spots en Nina Simone en Fats Waller uit de (virtuele) transistorradio klinken. We vinden de voice acting verrassend goed gedaan; er zitten een paar emotionerende opmerkingen in het script verstopt die ons tot nadenken zetten.
Nulletjes en eentjes
Mijn zusje, minder bekend met game-conventies, geeft bijtende kritiek op de dommere toevalligheden, zoals dat iedereen jou meteen moet hebben om hun problemen op te lossen, alsof ze kunnen ruiken dat jij de enige bent die niet door nulletjes en eentjes wordt gestuurd, en geen bezwaar gaat maken tegen een onmogelijke zoektocht aan de andere kant van het land.
Er zijn, zoals de moraalridders altijd afkeurend waarschuwen, momenten van extreem geweld, zoals een drietal struikrovers dat door ons Chinese langeafstandsgeweer wordt veranderd in een massa bloed en trekvlees – alsof een vuilniszak vol verrotte shoarma is opengescheurd en over een halve hectare snelweg is verspreid. We moeten dan bulderen van het lachen.
Dat is het vaak met gamen – het schaterlachen, iets wat ik anders vrijwel nooit meemaak. In Grand Theft Auto, als ik mijn vierwieler in de prak rijd, terwijl ik aan de politie probeer te ontkomen, die dan à la Blues Brothers ongeveer dertig dienstwagens met honderdvijftig kilometer per uur op me in laat rijden, zo graag willen ze me hebben.
Absurde scenario’s
In Star Wars, als ik mijn light-saber gebruik om met Storm-Troopers te jojoën. In The Sims, als ik en een vriend onszelf namaken in het virtuele poppenhuis, en dan moeten toezien hoe onze avatar ten onder gaat aan depressie nadat er niemand op zijn feestje komt en de televisie na een eerste gebruik explodeert.
Het zijn ontegenzeggelijk absurde scenario’s, maar ze vallen in de smaak bij gratie van het feit dat niemand pretendeert dat het zo hoort te zijn. Een soort Kafkaëske vakanties – ik kan ze goed waarderen.
How’s the saying go? Nothing is a cliché when it’s happening to you.
Tom Breedveld co-regisseerde (en – schreef, en -monteerde) zijn eerste speelfilm, Callback. Soon at a film festival near you.
Tom Breedveld, 08.12.2022 @ 09:03