Niets wensen en op alles voorbereid zijn
Jasper Mekkes
Seneca vond de filosoof Quintus Sextius een ‘groot man’ – en ondanks dat deze dat zelf ontkende, een stoïcijn. Hij zei over hem: “Grote goden, wat heeft die man een bezieling en een geest! Dit zul je niet bij alle filosofen vinden: sommigen hebben een schitterende faam, maar hun geschriften zijn bloedeloos. Zij gedragen zich als meesters, zij houden uiteenzettingen, zij polemiseren, maar zij wekken de geest niet op, omdat zij die zelf niet hebben. Als je Sextius leest, zul je zeggen: ‘Hij leeft, hij is sterk, hij is vrij, hij is meer dan een mens, als ik hem ontmoet heb, ben ik vol zelfvertrouwen.'”
Zo! Dat zul je niet gauw horen over wat wij hier in het koude noorden voor bloedeloos filosofenvlees in de schappen hebben liggen: intellectueel luie obscurantisten zoals de Bassen Haring en Heijne bijvoorbeeld – of neem nu de zo mogelijk nog slordiger denkende Ad Verbrugge. Stel je voor de grap eens voor wat voor hersenschimmen op papier zouden verschijnen als deze drie hedendaagse Nederlandse ‘denkers’ elkaar zouden gaan inspireren met hun respectievelijke hersengymnastiek voor stramme geesten.
Het voordeel van schrijvende denkers zoals Seneca is dan ook dat echte denkers geen tijdgenoten van elkaar hoeven te zijn om elkaar te inspireren. Seneca heeft dan ook veel denkers beïnvloed die na hem kwamen. Zelf werd hij op zijn beurt beïnvloed door mensen als Vergilius, Hecaton, Democritus en, natuurlijk, Epicurus. ‘Ik verkeer in het gezelschap van de besten: op hen richt ik mijn geest, op welke plaats en in welke tijd zij ook geleefd hebben’ zei Seneca daar zelf over.
Ouderwetse solidariteit
Laten wij dus niet klagen over het niveau van de denkers hier te lande, maar ons richten op Seneca en zijn brieven aan ene Lucilius – die overigens nooit bestaan heeft. ‘Niets wensen en op alles voorbereid zijn’ was de moraal van Seneca in een notendop. Belangrijke eigenschappen voor een mens volgens Seneca: ‘rechtvaardigheid, moed en de eigenschap niets hoog aan te slaan dat je door het lot afgenomen kan worden.’
En geheel in lijn met de tegenwoordig steeds meer in zwang komende democratie van onderop, inclusief burgers die tot schrik van de boven-ons-gestelden opeens zelfstandig, vrij en onafhankelijk gaan denken, was ‘gemeenschappelijk bezit’ ook volgens Seneca al ‘het beste’. Geen superrijken die met hun geld de massa voor hun eigen ego laten betalen, maar ouderwetse solidariteit van individuen die weer beseffen onderdeel te zijn van een groter geheel dan de bankrekening van de superrijken.
Seneca’s afkeer van onbeheerste uitspattingen van de massa spreekt uit het volgende citaat: ‘We moeten onze geest verplichten zich in eenzaamheid van genietingen te onthouden juist op het moment dat de hele massa zich daar gretig op stort.’
Houd het klein, simpel en wijs. Zo zou ik de filosofie van Seneca geloof ik naar deze tijd vertalen. Want als je de macht van de massa nodig hebt om groot te worden dan speel je niet alleen met vuur; je loopt bovendien het risico dat je zelf afbrandt – omdat je de ratio niet volgt. Vertrouw niet op die macht van de massa, maar op jezelf – en meer specifiek op je verstand. Of, om met die andere stoïcijn, Marcus Aurelius, te spreken: leef een praktische filosofie voor – een filosofie die gebaseerd is op moed, beheersing van jezelf en het doorstaan van pijn, want het eigene aan de mens is niets minder dan het principe van de kosmos: de ordenende kracht van de ratio. Daar zijn angst, pijn en genot niets bij – en je kan je geest zonder die massa veel beter verzorgen.
Slordige denkers
Ten slotte: het nadeel van al die denkers die ons voorgingen mag dan schijnen dat we daardoor zelf geen originele gedachten meer kunnen hebben – alles is immers al zo’n beetje gedacht – zelfs dat enigszins troosteloze ‘feit’ weet Seneca nieuw leven in te blazen – en wel met een heel actueel onderwerp: innovatie.
Want dat duurzame innovatie nooit iets nieuws bedenken is maar altijd iets bestaands op een andere manier gebruiken, wist Seneca al ruim tweeduizend jaar geleden: ‘Maar zelfs al is alles al door mensen van vroeger gevonden, dan nog zal het altijd nieuw zijn, gebruik te maken van wat door anderen gevonden is, zich daarin te verdiepen en het opnieuw te ordenen.’
En in de filosofie betekent orde scheppen in de chaos soms ook afscheid nemen van slordige denkers, die altijd harder roepen dan de wijze man zonder kleren, op de hoek van de straat.
De halfnaakte Demetrius op de hoek van de straat werd door Seneca niet voor niets hoger aangeslagen dan de Romeinse machthebbers van zijn tijd: ‘Demetrius, de beste man die er is, draag ik overal bij mij; ik laat de purperdragers links liggen en onderhoud mij met die halfnaakte en hem bewonder ik. Waarom zou ik hem niet bewonderen? Ik heb gezien dat aan hem niets ontbreekt. Iemand kan wel overal minachting voor hebben, maar alles hebben kan niemand: de kortste weg naar de rijkdom leidt dus door de minachting van de rijkdom. Maar onze Demetrius leeft niet zo alsof hij overal minachting voor heeft, maar alsof hij anderen het bezit ervan gunt.’
Naakte waarheid
Demetrius gunde iedereen zijn kosmische oerkracht, de kracht van de ratio – die overigens altijd pas na het gevoel komt; om dat te ordenen. Deze oerkracht maakt het filosoferende leven voor obscurantisten veel te zwaar om in de filosofie een rol van betekenis te kunnen spelen. Jammer voor de Bassen en de Adjes van deze wereld, maar Seneca had hen ondanks hun purperen gewaden al ruim tweeduizend jaar geleden door: door te kijken wat er ònder hun kleding zat. En daarmee inspireert Seneca ons ook nu nog om het voorbeeld van Demetrius te volgen; met de naakte waarheid van de ratio als leidraad.
Lucius Annaeus Seneca, Brieven aan Lucilius; Ambo Amsterdam, vertaald door Cornelis Verhoeven.
Jasper Mekkes is ingenieur en vooruitgangsfilosoof en heeft net een boek gepubliceerd: Wil tot Waarheid; een materialistische ontologie van de mens en zijn natuur.
Jasper Mekkes, 01.12.2021 @ 12:32