Natte droom
Edward Saïd
Illustratie: Eldon Dedini
‘Het is je moeder en mij opgevallen,’ en hierbij zwaaide hij met de pyjama – ‘dat je geen natte dromen hebt. Je doet aan zelfbevlekking!’ Hij had me er nog nooit van beschuldigd, hoewel hij me een paar keer de les had gelezen over de gevaren van masturbatie en de deugden van de natte droom toen we tijdens onze reis naar New York in 1948 voor de eerste keer over het dek van de Saturnia liepen.
(…)
Nadat we de in de herfst van 1948 uit de Verenigde Staten waren teruggekeerd, hadden we twee of misschien drie keer een ‘man-tot-mangesprek’, dat in toenemende mate gepaard ging met schuldgevoel en het gevoel dat ik me opdrong. Ik vroeg hem een keer hoe ik kon weten dat ik een natte droom had gehad. ‘Dat merk je ’s ochtends vanzelf’, antwoordde hij in eerste instantie. Zoals meestal toentertijd aarzelde ik om verder te vragen, maar dat deed ik toch toen hij het onderwerp, samen met nog sterkere verhalen over de gevaren van zelfbevrediging (een man zou er waardeloos van worden en een volledige mislukking) opnieuw te berde bracht.
‘Een natte droom is aan nachtelijke zaadlozing,’ zei hij. Het klonk alsof hij het uit een boek voorlas. ‘Is het net zoiets als “je handen wassen”?’ vroeg ik. Ik gebruikte het eufemisme dat we gebruikten voor urineren. (‘Een plasje doen’ was een riskanter alternatief, wat me op een vermaning van mijn moeder kon komen te staan. Ik gebruikte het alleen als ik ‘stout’ wilde zijn tegen mijn zusjes. Het stond ongeveer op hetzelfde niveau als ‘ik kan je slipje zien’, als teken van ondeugendheid en onverzettelijkheid).
‘Ja, min of meer,’ antwoordde hij, ‘maar het is dikker en het plakt aan je pyjama.’ Dat was dus de reden waarom hij, op ongeveer een meter van mijn bed, mijn pyjamabroek klinisch van zijn rechter in zijn linkerhand nam. ‘Er zit niets op deze pyjama,’ zei hij met een frons van afkeer en walging, ‘niets. Heb ik je niet vaak genoeg verteld over de gevaren van zelfbevlekking? Wat is er met je aan de hand?’
Er viel een stilte en ik keek vluchtig langs mijn vader naar mijn moeder. Hoewel ik wist dat ze meestal aan mijn kant stond, viel ze mijn vader bijna nooit af. Deze keer was er bij haar geen enkele steun te bespeuren, alleen een verlegen, vragende blik, alsof ze vroeg: ‘Ja, Edward, wat is er met je aan de hand?’ en een beetje: ‘Waarom doe je van die nare dingen, waarom doe je ons zo’n pijn?’
Fragment uit Ontheemd, de onlangs in het Nederlands verschenen autobiografie van Edward Saïd (1935-2003), de Palestijns-Amerikaans literatuurwetenschapper en voorvechter van de Palestijnse zaak.
Algemeen, 04.01.2010 @ 14:36
2 Reacties
op 04 01 2010 at 18:44 schreef Mephisto:
Papa trekt zich toch óók niet af?
Anders was jij er nooit geweest!
Als je dan op zoek bent naar een stok om je kind te slaan…
op 06 01 2010 at 13:24 schreef Roosta:
Liever een mislukkeling dan een continu geile mislukkeling, pa!