Mag ik mijn handtekening terug?
Fréderike Geerdink
Illustratie: Toshio Saeki
Aan de ouders van het gezin dat werd uitgezet naar Oekraine, vroeg Tim Hofman: ‘Heb je wel eens gedacht, shit man, moet ik in deze situatie wel drie kinderen nemen?’
Wat is dat voor volstrekt impertinente vraag? Hoe haal je het in je hoofd te denken dat je die vraag kunt stellen? De beweegredenen van mensen om kinderen te krijgen (niet ‘nemen’, maar dat terzijde) gaan je geen ruk aan, pik, en de rest van Nederland ook niet. Dat die vraag wel werd gesteld en dat werkelijk niemand daarover valt, zegt zó veel over onze peilloze arrogantie.
De petitie voor een kinderpardon dat wel werkt, lijkt ondertussen een soort perpetuum mobile geworden. Schijnbaar geheel uit zichzelf loopt die teller maar op, elke paar seconden opnieuw. De tweehonderdduizend werd maandagmiddag bereikt en tikte daarna rustig verder door naar boven. En gek genoeg: hoe meer handtekeningen, hoe troostelozer ik word. Misschien omdat ik zelf net maandagochtend in de Koerdistan Regio in Irak mijn verblijfsvergunning in ontvangst mocht nemen, ja in het land van Nemrs ouders dus. Dat kostte mij in vijf dagen drie bezoekjes aan het verblijfsvergunningenuitgiftebureau.
Verblijfsvergunning
Ze hadden een paar vragen bij dat bureau. Vooral wilden ze weten hoe mijn verleden in Turkije en mijn jaar bij de PKK zich verhield tot mijn komst naar Suleymanya. Daar had ik wel antwoord op, en bovendien had ik een brief van een Nederlands tijdschrift waar ik geregeld voor schrijf, die verklaarde dat ik het blad zou voorzien van verhalen over Koerdistan. De ambtenaar keurde het allemaal goed, klikte een klein cameraatje op zijn computer en richtte dat op mij. Klik. Even later rolde mijn verblijfsvergunning uit een apparaatje. ‘Bi xer be’, zei hij terwijl hij mij de hand schudde. Welkom.
Dat zegt iedereen hier steeds. Niet alleen de ambtenaren als je hun kantoortje binnenloopt of bij het afsluiten van de procedure, bedoel ik, maar echt iedereen. Zelfs als ik door de oude bazaar dwaal, werpen mensen het mij zomaar toe. Bi xer be.
Vragen over de toestand in Nederland zijn mij niet gesteld. Zelfs de verblijfsvergunningenambtenaar wilde niet weten waarom ik naar Irak was gekomen en niet in mijn eigen land was gebleven. Was het daar soms oorlog? Was die oorlog zo allesvernietigend dat je geen mens zou terugsturen, of was het een middelzwaar conflict, zeg maar met oranje gebieden waar je best kunt wonen en duidelijk herkenbare rode delen waar je weg kunt blijven? Werd ik vervolgd door mijn regering? Is het slecht gesteld met de persvrijheid in Nederland, dat ik daarom als journalist uitwijk? Ben ik politiek actief voor de oppositie en kon ik daarom niet langer in Nederland blijven? Ben ik gemarteld in een cel, is er een arrestatiebevel voor me uitgevaardigd en zo ja, heb ik daar een kopietje van? Ben ik een lesbische of trans vrouw soms, en word ik daarom bedreigd? Zo ja, kan ik dat aantonen? Vragen over mijn route van Nederland naar Koerdistan, Irak, kwamen er ook al niet.
Koerdische strijd
Natuurlijk niet. Absurd. Europeanen krijgen geen vragen, behalve die van hun omgeving. De vraag die mij de afgelopen maanden het meest is gesteld door vrienden, familie, kennissen en collega’s, is: ‘Naar Koerdistan gaan, voelt dat als terug naar huis?’ Mensen willen dat graag, dat ik het gevoel heb dat ik terug ga naar huis. Ze wensen het mij toe. Dat is lief. Maar nee, Suleymanya is niet mijn thuis. Ik liet mijn hart in 2015 gedwongen achter in het noorden van Koerdistan, in Diyarbakir, het hart van de Koerdische strijd. Daar was ik in alle opzichten op mijn plek en voelde ik mij thuis. Suleymanya is ook Koerdistan, maar in zoveel opzichten anders. Ik ben een vreemde hier. Behalve in PKK-gebied heb ik hier nog nauwelijks gereisd. Ik spreek de taal niet – het rudimentaire Koerdisch dat ik ken is Kurmanci, terwijl de Koerden hier Sorani spreken. Ik ken de mensen en de stad nog niet, de mensen en de stad mij niet.
Ik ga het hier gewoon proberen. Vraag me niet zelfs hoe lang ik blijf. Voor het komende half jaar heb ik werk zat, daarna is het als freelancer weer afwachten. Koerdistan en Irak zijn onstabiel, wie weet welke ontwikkelingen mij dwingen er niet als journalist over te schrijven maar te vertrekken. Of misschien voel ik over een paar maanden dat dit deel van Koerdistan mij niets brengt. Mijn aanpassingsvermogen is groot, maar wie weet lukt het dit keer niet. Dan kan ik altijd terug naar Nederland, of waar dan ook naartoe. Wat ik maar wil.
Bestaan bevragen
Mijn zoektocht naar een plek waar ik weer samenval met mezelf, wordt als geheel legitiem gezien. Zelfs het Koerdisch bevoegd gezag vindt het allemaal best. Maar wat geeft mij meer recht op mijn eigen keuzes dan willekeurig welke andere aardbewoner? Als je een kleurtje hebt, als je niet uit Europa komt maar er naartoe gaat, dan mag vertrekken naar een ander land geen queeste zijn naar zelfontplooiïng en het vormen van een toekomst. Hofman vroeg de kinderen van het gezin in Oekraine wel of ze terugwilden en waar ze het fijner vonden, maar de ouders niet. Hadden zij, toen ze in het vliegtuig naar Kiev zaten, het gevoel dat ze terug keerden naar huis? Misschien niet: ze komen uit Donetsk, niet uit Kiev, en net als mijn vaderland is het hunne het afgelopen decennium flink veranderd. Is het land dat ze verlieten, Nederland, meer hun thuis? Of voelen ze zich na al die jaren in het buitenland overal meer of minder ontheemd?
De documentaire ging over het kinderpardon en niet over de volwassenen, dat snap ik. Maar indirect ging het daar wél over. Want wat gebeurt er op deze manier? De kinderen worden neergezet als de onschuldigen die ze inderdaad ook zijn, terwijl de volwassenen impliciet of expliciet de schuld krijgen. Zij zijn de ouders van kinderen die eigenlijk niet hadden moeten bestaan, zodat we hen zonder gedonder de grens over hadden kunnen zetten. Opvallend trouwens, dat Hofman niet aan Nemrs vader vroeg waarom hij en zijn vrouw in onzekere tijden aan kinderen waren begonnen. Nemr was het sterretje van de docu. Zijn bestaan bevragen zou te veel schuren.
Obscene ongelijkheid
Of er nu een oplossing komt voor Nemr, zijn broertje en ouders, en voor die vierhonderd anderen, we wachten het af. Maar hoe het ook uitpakt, ik geloof dat dit in retrospect een omslagpunt zal zijn. Tijdens die 200K handtekeningen heeft een waanidee zich verder vastgezet in ons hoofd. Kinderen mogen blijven, die zijn zo Hollands als maar kan, maar anderen zullen nooit echt Nederlander worden, zijn een bedreiging en moeten weg, en liever nog komen ze nooit. Het is niet voor niks dat deze petitie breed gedragen wordt, zélfs door mensen die de grenzen het liefst dicht gooien: zij steunen niet uit medemenselijkheid, maar juist uit het tegendeel daarvan – lees maar hier en pluis Twitter er ook maar eens op na. De obscene ongelijkheid tussen Europeanen die hun continent vrijwillig verlaten en zij uit andere delen van de wereld die om welke reden dan ook naar Europa toe willen, zal alleen maar toenemen.
Ik wil daar niet medeverantwoordelijk voor zijn. Mag ik mijn handtekening terug?
Fréderike Geerdink is journalist. Als Turkije-kenner en Koerdistan-correspondent leert ze veel over Nederland.
Fréderike Geerdink, 07.11.2018 @ 08:08