Leenstelsel? Breng de campuscultuur terug!
Jona Lendering
Ach, de Hofvijver. Het moeten de kikkers zijn die de politici inspireren, want onze politici kwaken wat af. Neem de opmerking van minister Bussemaker van Onderwijs dat iedereen er door de invoering van het leenstelsel op vooruitgaat, ook de studenten. De opbrengst van het leenstelsel, een miljard, wordt namelijk geïnvesteerd in het onderwijs.
Bussemaker heeft dus feitelijk niets gezegd. Het gaat er immers omwaarin dat miljard wordt geïnvesteerd. En juist daar wringt de schoen. Ik probeer al een uur te bedenken welke door het ministerie genomen maatregelen nou echt als verbetering van het hoger onderwijs kunnen worden gekwalificeerd en ik kan er precies nul noemen. Ik denk daarom dat de kans precies honderd procent is dat dat miljard zal worden verspild aan het zoveelste project waarmee het onderwijs verder wordt gesloopt.
Studentenhuizen bouwen
Mag ik een voorstel doen dat wél werkt? Gebruik het geld om studentenhuizen te bouwen, zo dicht mogelijk bij de universiteiten en hogescholen. Waarom? Ik citeer uit een eerder stukje:
De efficiëntste manier om te studeren is, heel simpel, dat je ’s morgens naar de leeszaal gaat, met een paar medestudenten rond een tafel gaat zitten, en je buigt over hetzelfde onderwerp. Drie kwartier lezen, rekenen, schrijven en wat dies meer zij, en dan samen koffie halen en de stof bespreken. Als de tijd wordt genomen voor een redelijke lunch en een wat uitgebreider avondeten in de mensa, staat niets de perfecte flow in de weg, zodat je met plezier bezig bent van vroeg in de ochtend tot laat in de avond.
De groepsgrootte is eens onderzocht: ergens tussen de vijf en acht mensen. Bij een grotere groep gaan haantjes-de-voorsten de gesprekken domineren, waardoor minder assertieve studenten onvoldoende aan bod komen. Als de groep kleiner is, ontstaan er minder vragen en neemt de kans toe dat niet alle complicaties van de stof worden doorzien.
De enige voorwaarden waaraan moet zijn voldaan, zijn natuurlijk dat de leeszaal vroeg open is en dat het mogelijk is laat op de avond nog naar huis te gaan. Om die reden was het in de jaren zestig en zeventig beleid om studenten zoveel mogelijk op een campus te concentreren en daar ook supermarkten, wasserettes en mensa’s in te richten.
Campuscultuur
De campuscultuur, waarin studenten efficiënt konden werken, is door twee maatregelen gesloopt. De eerste was de verplichting dat studenten een OV-kaart moesten kopen, een bezuinigingsmaatregel waarmee minister Deetman een gat op zijn begroting dichtte. De gedwongen neringdoening leidde er vervolgens toe dat studenten meer dan vroeger bij hun ouders woonden, wat weer werd gebruikt – tweede maatregel – om de beurzen aan te passen: minder studenten waren uitwonend.
Het simpele gevolg is, als mijn nattevingerberekingklopt, dat studenten anno vandaag tien uur per week minder tijd hebben om te studeren. Nog meer tijd gaat verloren door de meer dan ooit noodzakelijke bijbaantjes. Je hoort vaak zeggen dat studenten tegenwoordig efficiënter werken dan vroeger, maar als je minder tijd krijgt, schiet je daar niet echt mee op. Ministerieel gekwaak.
Meer miljarden naar het onderwijs
Wie het onderwijs een goed hart toedraagt, herstelt de campuscultuur. Zorg dat studenten weer bij hun school of universiteit kunnen wonen. Bouw studentenwoningen, geef studenten de vrijheid naar eigen inzicht reiskosten te maken en zorg er – als er dan toch een leenstelsel moet komen – voor dat studenten voldoende kunnen lenen om geen bijbaantjes te hoeven nemen.
Dat alles zal meer kosten dan een miljard. Er zullen namelijk nog veel meer miljarden moeten naar ons onderwijs. Ter illustratie: in 1975 ging 7,2 procent van de overheidsbestedingen naar onderwijs, in 2007 was dat 5,3 procent.
Geen visie maar gekwaak
Het eigenlijke probleem is dit: er is anderhalf jaar gesproken over een leenstelsel, terwijl we ook anderhalf jaar hadden kunnen spreken over de vraag of we eigenlijk hoger onderwijs willen voor onze kinderen. Zo ja, dan is de vraag hoeveel we daar nu voor over hebben. We hebben een visie nodig maar gekwaak gekregen.
Eerder gepubliceerd op Lenderings blog Mainzer Beobachter. Jona Lendering is als historicus werkzaam bij Livius Onderwijs, wanhoopt aan de toekomst van de geesteswetenschappen en schrijft daarom, of desondanks, een boek over het ontstaan van het christendom en rabbijnse jodendom. Tegenwoordig is hij ook columnist bij Sargasso.
Jona Lendering, 30.05.2014 @ 08:39
3 Reacties
op 30 05 2014 at 12:13 schreef Thomas Cool / Thomas Colignatus:
Liever Jona als minister van onderwijs dan Jet, maar toch: Toen ik studeerde kostte het fietsen zo’n 20 minuten en het was onbedoeld nuttige lichaamsbeweging. Het probleem zal niet de campus zijn maar hedendaagse algemene verloedering in het onderwijs. In de jaren ’60 werden de universiteiten bedreigd vanuit het communisme, en het is de politiek gelukt deze bolwerken te ontmantelen. Door verdwaalden als Jo Ritzen is het wel doorgeschoten naar neoliberale structuren en wetenschap als “bedrijf” wat het niet is. Een leenstelsel is pervers. Studenten moeten studieloon krijgen en niet aangewezen zijn op lenen en bijbaantjes. Jona’s beoogde boek gaat nog mank aan het idee dat Jezus historisch bestaan heeft terwijl daar geen bewijs voor is: http://boycottholland.wordpress.com/2014/05/12/review-of-maurice-casey-on-the-jesus-myth/
op 30 05 2014 at 15:43 schreef Yannick:
Bravo!
op 02 06 2014 at 19:29 schreef Herbert:
De teneur van het stuk vind ik goed maar de feiten deugen niet. Alsof economen zeggen dat de praktijk klopt, nu de theorie nog.
Nederland heeft maar 1 campus universiteit gekend, namelijk Twente.
Dat steeds meer studenten thuis blijven wonen heeft niet te maken met de OV-kaart maar heeft de demografische reden. Vroeger waren er zeker bij de Universiteiten in de Randstad veel thuiswoners. Knorren in het corpsjargon. Die gingen pas in het tweede of derde jaar op kamers. Ze konden wachten.
Tot halverwege de jaren ’80 waren de ouders de baas in huis. Goede reden om snel het huis uit te gaan.
Nu zijn jongeren non-managing partners in Hotel Mama.