Kaapverdische kussen
Anita Brus
“Voorlopig wel weer genoeg gekust”, zegt de Belgische. “Ge weet dat ze van die grote lippen hebben en dan met al dat kussen, gelijk n’en stofzuiger!”
Zij lijkt zich met die opmerking niet te bekommeren om politieke correctheid en ach, veel Kaapverdiërs hebben nu eenmaal grote lippen. Dat getuttel over stereotypen lijkt bovendien nogal Hollands. De Vlaamse schrijver Dimitri Verhulst heeft het in ‘Spoo pee doo’ over “politiek correcte zedeprekers” die het woord neger niet meer in de mond durven nemen.
Cultuurverschillen
Mijn Kaapverdische gids Bruno zit knus naast mij op mijn badhanddoekje. Waar denkt hij aan? Aan kussen of misschien toch aan geld? Denken de mensen hier veel aan geld? Ongetwijfeld. Kinderen roepen: “Money, money!” Toch is het vanwege cultuurverschillen lastig om te weten wat de ander wil.
De badhanddoek is uitgespreid over zwart zand dat overal om ons heen is. Het lijkt wel alsof de halve vulkaan van het eiland Fogo hier is aangespoeld. Die vulkaan zie je vanaf dit strand vaag, als er tenminste geen ‘bruma seca’ (Saharawind) waait. Stranden van keien of plakkaten lava, soms afgevlakt, maar ook scherp. Grote en kleine keien waarover ik met blote voeten amper kan lopen en hij met het grootste gemak. “Geen eelt”, constateert hij nadat hij mij over die stenen heeft geholpen en zachtjes over mijn voetzolen heeft geaaid.
Samen trekken we een vastgelopen vissersboot uit de golven. De vissers lukte het niet alleen. Ze konden niet duwen, trekken en water scheppen tegelijk. Steeds wanneer ze wat water uit de boot hadden geschept, werd die weer door een nieuwe golf overspoeld, waardoor die loodzwaar werd. We helpen en trekken uit alle macht, maar als er uit de ondergelopen boot plotseling een aalvormige vis opduikt spring ik weg.
Gevaarlijke vis
Een Kaapverdische Rotterdammer liet mij er een zien die hij gevangen had en die zich als een anaconda gevaarlijk in de draad van de hengel had vastgedraaid. “Als ze bijten laten ze niet meer los”, vertelde de Rotterdammer. “Eenmaal gevangen duurt het bovendien uren voordat ze dood zijn. Als onkruid dat maar niet wil vergaan, maar wel lekker in de pan.”
Gelukkig komen er meer mannen om de boot los te trekken. Zij slagen er in om hem richting het strand te bewegen waarop het water naar een kant de boot uit kan worden gekieperd. Daarmee verdwijnt de gevaarlijke vis weer in zee met nog wat in de boot achtergebleven planken. Bruno duikt de houten restanten op en gooit ze op het droge zand. Daarna zoeken wij een plek op in de schaduw.
Op mijn handdoek is hij inmiddels languit gaan liggen. ”Als je hier de volgende keer weer komt gaan we naar de Monte Graciasa”, zegt hij. Kom ik ooit nog weer op dit eiland? “Misschien”, antwoord ik en vraag wat ik hem schuldig ben. Per slot van rekening is hij met mij een halve dag langs de kust geklauterd en heeft hij zich behoorlijk in het zweet gewerkt.
Werkloze jongeren
Hij kijkt mij aan met een verlegen blik, maar het geld dat ik hem geef, neemt hij zonder tegensputteren in ontvangst. Eerder vertelde hij mij dat hij economie studeert en hoopt ooit iets met die studie te kunnen doen. Geld kan hij daarvoor wel gebruiken. Bovendien is er muito concorrência, want de bevolking bestaat hier voornamelijk uit jongeren die bijna allemaal werkloos zijn.
Bij ons afscheid geef ik hem een kus en wens ik hem geluk.
Anita Brus is docent in de Spaanse taal/literatuur/kunst en schrijft over tango in het tijdschrift La Cadena. Zij publiceert ook teksten in het Spaans en in het Nederlands op haar eigen weblog. Lees het verbijsterende relaas over haar domrechtse date. Volg haar op Twitter.
Anita Brus, 06.01.2017 @ 10:50
4 Reacties
op 06 01 2017 at 13:50 schreef Arnold J. van der Kluft:
Fogo, se faz favor, não Togo
op 06 01 2017 at 14:05 schreef Ana:
Obrigado! Peter graag even aanpassen. Fogo!
op 06 01 2017 at 14:54 schreef Thomas E:
Wat kan je toch beeldend schrijven, Ana. Ik word er blij van.
op 06 01 2017 at 20:29 schreef Ana:
Fijn!