Jan Postma wil een groter verhaal
Peter Breedveld
In zijn essaybundel ‘Is dit alles?’ worstelt essayist/columnist/journalist en tot voor kort fervent Twitteraar Jan Postma met de ogenschijnlijke betekenisloosheid van alles. Er gebeurt van alles in zijn leven: een verhuizing, de geboorte van een kind, en daar tussendoor geven allerlei kleine incidenten een bepaalde lading aan die gebeurtenissen. Een dode vogel, een dode mot. Postma kan zich er niet bij neerleggen dat het leven geen roman van Harry Mulisch is, waarin niets zomaar gebeurt en alles betekenis heeft.
Bij de geboorte van zijn dochter mijmert hij, in het begin van het boek, over de betekenis van die “onbevattelijke ervaring”, en dat de betekenis vooral de onbevattelijkheid van die ervaring is. ‘Het besef dat we de feiten kunnen optekenen, dat we weten wat er op celniveau gebeurt en hoe we bestaan om voort te bestaan, en dat we daarmee vleesgeworden cirkelredeneringen zijn die driftig proberen te zijn om te zijn, het is allemaal even evident als ontoereikend’, schrijft hij. ‘Het is het gemis dat we te midden van al die kennis ervaren waarmee we onszelf ervan weten te overtuigen dat het verhaal groter moet zijn.’
Stervende motten
Maar het verhaal is niet groter, weet Postma ook wel. Hij kan zich er alleen moeilijk bij neerleggen, bijvoorbeeld dat een mot eerst leeft en daarna een gruweldood in een kaarsvlam sterft. Hij citeert de Amerikaanse schrijver Annie Dillard, die Rimbaud leest bij hetzelfde kaarslicht dat een mot noodlottig wordt. De mot verandert zelf in een kaarslont en brandt twee uur lang, ‘like a hollow saint, like a flame-faced virgin gone to god’. Daartegenover zet hij Virginia Woolf, die ook de dood van een mot beschreef, maar veel minder melodramatisch, als de overwinning van de oppermachtige dood over een nietig wezen, ‘vol leven en toch zo kwetsbaar’. Ook Woolf was evenwel ‘fascinated with the idea of moths and their short-lived relation to the vastness of the world.‘
Woolf pleegde in 1941 zelfmoord en Postma betrapt zichzelf op de neiging het verhaal van de stervende mot in dát perspectief te interpreteren, of er zelfs een verwijzing in te zien naar de Tweede Wereldoorlog, maar Woolf blijkt het verhaal al in 1927 te hebben geschreven.
Weinig licht
Kortom, al die krampachtige pogingen om alles vol betekenis te pompen, lopen op niets uit. Postma lijkt verlossing te vinden in het werk van de Japanse schrijver Tanizaki Jun’ichiro (1886-1965), die de westerse neiging om de staat der dingen te bedwingen tegenover de traditionele Japanse gewoonte zet om zich aan te passen aan de natuur. ‘We Orientals tend to seek our satisfactions in whatever surroundings we happen to find ourselves, to content ourselves with things as they are’, citeert Postma Tanizaki in het Engels. ‘If light is scarce, then light is scarce‘.
Als er weinig licht is, dan is dat maar zo. Postma denkt daaraan als hij probeert een foto te maken van een lori, een halfaap die ’s nachts actief is, in het nachtdierenverblijf van de dierentuin in Antwerpen. Die kijkt met een “strak vorsende blik” naar Postma’s camera, wat hem doet denken aan de schrijver W.G. Sebald, die, noteerde Postma een essay eerder, had gezegd dat het zinloos is om expliciet over de horror van de Holocaust te schrijven (en die ook over motten had geschreven).
Ik kan Postma heel vaak niet volgen, ik heb me dikwijls geërgerd, aan de pretentieuze, gezwollen zinnen waarvan ik elk woord begrijp, maar die ik na drie keer lezen en een dag nadenken toch niet kan doorgronden. Maar dat ik erover blijf nadenken, dat bevredigt me dan weer. Ergens prikkelt hij me dus.
Boze vrouw
De momenten waarop Postma op journalistieke wijze de soms pijnlijke confrontaties met anderen beschrijft en zichzelf zeer kwetsbaar opstelt, vind ik subliem. Hoe hij stiekem een man in de dierentuin fotografeert omdat die hem intrigeert (ik vergeet waarom, ik maak nooit aantekeningen tijdens het lezen, waar ik achteraf altijd spijt van heb), maar die zich omdraait en hem op heterdaad betrapt, en dan zijn eigen lafhartige reactie erop. Hoe hij in de trein wordt aangesproken door een boze vrouw die ervan overtuigd is dat hij haar heeft gefotografeerd en hij zich realiseert dat als hij haar was, of één van de andere passagiers in de trein, hij haar had geloofd en niet hem. Hoe zijn moeder tegen zijn vrouw zegt dat ze het vervelend vindt dat hij bij familiebijeenkomsten de hele tijd zit te twitteren.
Koketterie
Ik ben dit boek gaan lezen omdat iemand er een pagina uit op Twitter had gezet. Het ging over nuance, dat mensen die zichzelf erom prijzen vaak worden gedreven door een ‘ijdele bescheidenheid, een soort verliefdheid op de eigen redelijkheid. Maar zo te koop lopen met je eigen gematigdheid en vermogen te twijfelen is zelden meer dan koketterie.’ Postma is een scherpe observator en kan hard uithalen op Twitter, juist door een zekere sardonische onderkoeldheid. Ik ben zelf een redelijk ongefilterd heethoofd, al moet je dat “ongefilterd” relatief zien. Als je jezelf niet filtert, is het snel met je gedaan, behalve als je een extreemrechtse racist bent.
Postma is een intellectueel en hij chillt op Twitter met andere intellectuelen bij wie, heb ik soms de indruk, het intellectuele als einddoel geldt. Je lijdt, zeg maar, een goed leven als je de fitties van anderen met een beter wetende zelfvoldaanheid gadeslaat en af en toe een samenvatting van je laatste paper post, waarin aangetoond wordt dat PVV-stemmers lang niet allemaal bij de PvdA vandaan komen, of dat populisten een punt hebben als ze zeggen dat gewone mensen niet in de politiek worden vertegenwoordigd omdat iedereen daar hoogopgeleid is.
Postma heeft die zelfgenoegzame distantie niet, of minder. Soms maakt hij vuile handen. Dat bevalt me aan hem. In dit boek stelt hij zich af en toe op als een intellectuele Houdini, die het zichzelf moeilijker maakt dan nodig is. Het is vaak ook erg hoogdravend en overal moet een schrijver of filosoof over worden geciteerd, zodat ik me afvraag: durf je nergens zelfstandig over te beslissen? Moet alles worden gelegitimeerd door een gerenommeerde denker? Maar het charmante eraan is de complete oprechtheid. Ik geloof Postma, ik geloof zijn worsteling. Hij geeft me geen Bas Heijne-vibes. Heijne is namelijk een poseur.
Jaloerse bewondering
‘Is dit alles?’ is een verzameling essays, over de morele dimensies van de voorplanting, of we het eigenlijk normaal moeten vinden om zomaar foto’s van vreemden op straat op Instagram te zetten, over het koketteren met nuance, over sentimentaliteit. Maar het is ook een soort roman over een man die een gezin sticht en zoekt naar zingeving, en leert zich erbij neer te leggen dat dingen nou eenmaal zijn omdat ze zijn. Dat als er weinig licht is, er weinig licht is.
Naast Tanizaki is er nog een Japanner die hem daarbij helpt, de fotograaf Kawauchi Rinko, van wie hij een aantal boeken bestelt. Kawauchi, schrijft Postma, maakt geen studies naar helder afgebakende onderwerpen, maar tast volledig intuïtief de werkelijkheid af zoals zij die ervaart. ‘Het klinkt eerlijk gezegd als iemand die genoegen heeft genomen met tekortschietende woorden voor wezenlijke ervaringen’, zegt hij in het begin van het boek nog met enige teleurstelling. Maar aan het eind, als hij een boek van Kawauchi met foto’s van haar kind bestudeert, lijkt hij een bijna jaloerse bewondering te hebben voor de “kinderlijke naïviteit” van de foto’s, waar veel andere fotografen zouden grossieren in een ‘permanent metafysisch verdriet’.
De titel van het boek van Kawauchi is ‘As it is‘.
boeken, Peter Breedveld, 29.07.2023 @ 12:30