Ik loop of ik vlieg
Peter Breedveld
Illustratie: Luis Ricardo Falero
Eddy Terstall was bij de boekpresentatie van een vriendin en daar vroeg de baas van uitgeverij Prometheus, Mai Spijkers, hem of hij niet ook een boek wilde schrijven. En dat is Terstall toen gaan doen, omdat-ie in geldnood zat, schrijft hij eerlijk in Ik loop of ik vlieg, dat we maar een bundeling autobiografische flarden zullen noemen, gelardeerd met meningen over van alles en nog wat. Het zijn verhalen zoals mensen die in de kroeg aan je vertellen, over wat ze hebben meegemaakt.
Dat is in Terstalls geval heel wat. Hij heeft negen films gemaakt, negenentachtig landen bezocht, met de toenmalige minister van Justitie Hirsch Ballin aan tafel gezeten om te proberen hem zover te krijgen het wettelijke verbod op smadelijke godslastering af te schaffen, hij heeft, samen met een naakte vrouw, op de Noordpool gestaan en daar zijn ze bijna de eerste dodelijke slachtoffers van de global warming geworden. Hij is bijna zijn neus verloren door huidkanker. Hij is familie van Johan Cruijff. Hij was de held op Indiase filmfestivals. Hij heeft Barack Obama geholpen president van de VS te worden en hem (onbedoeld) daarbij bijna om het leven gebracht.
Terstall is een typische Amsterdammer. Hij beschouwt Amsterdam, meer in het bijzonder de Jordaan, als het centrum van Alles Dat Is, en hij vindt iedereen van buiten Amsterdam ‘boeren’. Mensen die niet van dieren houden, kunnen van hem ‘collectief’ de tyfus krijgen, wie naar porno kijkt, is een zielepiet, de bijbel en de koran zijn sprookjesboeken, als zijn vrouw van ‘m wordt ‘afgepakt’ door een man met een staartje, is dat voor hem als hetero de ‘ultieme vernedering’. Dieren ziet hij als een soort mensen, als ‘individuen’.
Terstall stelt nogal wat eisen aan zijn vriendinnen. Ze moeten ‘ronde hoofden’ hebben, ‘dikke lipjes, geen kaak en kinnen die achter de mondlijn liggen. Monden moeten niet te ver open kunnen, zodat het oppervlak van de open mond een niet al te groot percentage van het gezichtsoppervlak dekt.’ Meneer blieft geen ‘grote paardenbek’. Hij let vooral op borsten, over de billen van een vrouw heeft hij het nooit. Haar intellect is van secundair belang, en ze hoeft ook niet lekker te ruiken. ‘Een beeldschone vrouwelijke neonazi die op de visafslag werkt, maakt bij mij dus nog steeds kans’, aldus Terstall. Andere mannen mogen van hem best een keertje met zijn vriendin naar bed, ‘als ze haar maar niet stukmaken en haar gewoon terugbrengen de volgende dag, zoals vroeger met de dure leren bal met de Ajax-handtekeningen’.
Ik heb niks met chauvinistische Amsterdammers (ik vind Amsterdam de meest hysterisch overschatte stad van de wereld, en Amsterdammers delen de eerste plaats met Golfstaat-Arabieren in mijn top-3 van onbeschoftste mensen ter wereld), er is niemand die onverschilliger tegenover voetbal staat dan ik – Terstall schrijft veel en met devotie over voetbal – en ik gruw van mensen die over vrouwen praten alsof ze een leren bal zijn, maar voor Terstall heb ik ergens wel een zwak ontwikkeld. Dit ondanks het feit dat we een paar keer hard met elkaar in aanvaring zijn gekomen, op deze site, naar aanleiding van een kennis van hem – Martien Pennings, die ik als de gevaarlijkste gek van de Nederlandse blogosfeer beschouw. Maar na onze ruzie schreef hij me een paar keer een vriendelijk mailtje, gewoon om te babbelen, en dat waardeer ik dan weer erg in hem. Hij is een beter mens dan ik, want eerder bereid te vergeven en te vergeten.
En achter al die Jordaanse branie schuilt een intelligente man met een gezonde zelfrelativering. Want dat vrouwen superieure wezens zijn, waarover hij niks te vertellen heeft, daarvan is Terstall zich terdege bewust, ondanks zijn volkse seksisme. ‘Jouw huis zegt niet: ik wil een baby, jouw huis zegt: ik bén een baby’, zegt een vriendin tegen hem. En nadat de verkering met de vrouw van zijn dromen is uitgegaan, realiseert hij zich dat hij dat geheel aan zichzelf te wijten heeft, want hij vond het vanzelfsprekend dat zij geïnteresseerd was in zijn werk, dat zij bij hem langs kwam, maar hij ging nooit eens kijken naar haar optredens als muzikant, hij nam zelden de moeite om naar haar huis te komen. Vrouwen, van zijn moeder tot zijn tante en zijn platonische en niet platonische vriendinnen, zijn sowieso de belangrijkste mensen in zijn leven.
En belangrijk vindt hij zichzelf zeer zeker niet. In het boek verontschuldigt hij zich een paar keer aan de lezer dat hij over zichzelf vertelt en zijn mening over dingen geeft. Maar ja, schrijft hij dan, het zou toch ook raar zijn als hij in zijn boek de mening van iemand anders ging zitten verkondigen. Als filmmaker kent hij zijn plaats in de cinematografische constellatie. Vier van zijn negen films vindt hij zelf goed, van zijn grootste succes heeft hij eigenlijk het gevoel dat het zijn eigen film niet eens is. En het gepoch over vrouwen moet met een dikke korrel zout worden genomen: ‘Ik heb meer griep dan seks gehad’ en: ‘ik ben veel kieskeuriger dan ik me permitteren kan’.
Met veel zelfspot schrijft hij over zijn angst zijn neus te verliezen door huidkanker. Dat hij met PvdA-lijsttrekker Job Cohen praat over de moeilijke verkiezingsstrijd, maar eigenlijk vooral op diens neus zit te letten, en mijmert hoe Cohen er zonder neusvleugels zou uitzien. Er is een hilarisch verhaal over een Indiase filmjournalist die Terstall verveelt met zijn reactionaire gemoraliseer over homo’s in Nederland, en ‘m later op de avond belt in zijn hotelkamer om te vragen of hij naar boven mag komen. Verbijsterend is de anekdote over Robert de Niro, die graag met hoofdrolspeler Cees Geel uit Terstalls film Simon wil spreken, maar er niet in slaagt zelfs maar een haarscheurtje tussen Geel en Terstall te krijgen, die het veel te gezellig met elkaar hebben om iemand als Robert de Niro een momentje aandacht te gunnen. Dat vind ik ook weer zo typisch Amsterdams, om zo nadrukkelijk niemand anders nodig te hebben – Amsterdammers hebben meer dan genoeg aan zichzelf en aan elkaar.
Er is een ontroerend verhaal over de dood van zijn jeugdvriendin, die hem alles heeft geleerd wat hij van vrouwen weet. Trefzeker schetst Terstall de enorme stroom mensen die allemaal menen recht te hebben op een gratis stukje van zijn tijd en aandacht – De Sliert noemt hij hen. Soms wordt het me te babbelig en te melig, bijvoorbeeld als het gaat over zijn ‘o-di-poescomplex’ in een ode aan zijn katten. Soms ben ik snel door passages heengestiefeld, als Terstall te lang doorgaat over voetbal. Soms ben ik het roerend met hem eens, bijvoorbeeld als hij schrijft over de hypocrisie van oud-linkse idealisten, vroeger zo onverzoenlijk jegens christendom en vrouwenonderdrukking, nu de vurigste bondgenoten van de vrouwenonderdrukkers in naam van Allah. ‘Het onbevreesd naakt kunnen zijn in elkaars bijzijn is een heel belangrijk beschavingselement van onze cultuur’, schrijft Terstall en dat kan ik slechts volmondig beamen.
Ik loop of ik vlieg is een innemend, geestig, intelligent en ontroerend boek van een toegewijde mensen- en dierenvriend. Ideale lectuur voor in de trein of het vliegtuig, zou ik zeggen. Van harte aanbevolen.
Peter Breedveld leest nu Skim van Jillian en Mariko Tamaki.
Peter Breedveld, 27.11.2010 @ 11:40
5 Reacties
op 27 11 2010 at 13:57 schreef Tommy:
Klinkt cool. Dank voor de tip, Peter.
op 27 11 2010 at 15:05 schreef Snebbert:
Ik ben benieuwd, klinkt als een aardig tussendoortje.
op 27 11 2010 at 15:49 schreef Judith:
Dit soort recensies zorgen ervoor dat ik het besproken boek inderdaad wil kopen. Puik stukje leesvoer, Peter!
op 29 11 2010 at 11:32 schreef Sa'id:
Nu toch wel erg nieuwsgierig naar het boek, die gaat op de verlanglijst voor de feestdagen. Goeie recensie, prikkelend.
op 29 11 2010 at 18:41 schreef Fausto:
Wat een mooie recensie. De figuur Terstall aandoenlijk en waarachtig beschreven. Bijna jammer dat het boekje, op een paar blaszijdes na, vooral peop en is. Gouden tip: lees eerst een willekeurige bladzijde en besluit dan pas of je het wil kopen..