Hoe Shlomo Sand ophield joods te zijn
René Süss
Shlomo Sands afwijzing van biologische factoren ter bepaling van het Jodendom en het joods-zijn, betekent dat hij om te beginnen afscheid neemt van de rabbinale bepaling – die het overigens aan consensus ontbreekt! – dat een joodse moeder hier doorslaggevend zou zijn, al mag dit ook een bekeerde moeder zijn en wordt de joodse status van een bekeerling sowieso niet betwist.
De joodse moeder is terug te voeren op al die joodse (groot)moeders ‚’jusqu’ à la nuit des temps’. Dat laatste zal voor religieuze Joden samenvallen met het gebeuren bij de berg Sinaj, dat de nacht verlicht en – zeker! – met de keuze die daar werd gemaakt (Exodus 24:7).
Bedreiging voor Israël
Voor Sand is dit mythologie. Voor hem is er maar één mogelijkheid: men kiest er hier en nu voor om joods te zijn of om het juist niet te zijn, al is er in het geval van Sand zijn jiddisje -dode – verleden dat een rol speelt (zijn tol eist?).
In het laatste deel van zijn ’trilogie’ over het volk en het land Israël als ficties, Comment j’ai cessé d’etre juif, verdedigt hij zijn keuze om afscheid te nemen van het ‘geloof der vaderen’ en daarmee tegelijk van de staat Israël als joodse staat. Die – anti-democratische – zelfbepaling vindt Sand ‘profondement trompeuse’, arrogant en op den duur een bedreiging voor het bestaan van die staat.
Opmerkelijk: één van Sands critici, Claude Klein, ziet in diens ont-theologiseren van de staat Israël juist een bijdrage tot het verzwakken, zo niet het ontkennen van de legitimiteit van die staat.
Weinig solidariteit
Het beeld dat Sand van het Jodendom schetst, valt noodzakelijkerwijs negatief uit, te negatief om er nog voor te willen kiezen. Voor religieuze Joden is die keuze gegrond in de verkiezing van JHWH van het joodse volk, voor Sand een fictie.
Als historisch-cultureel gegeven, waar Sand geen boodschap aan heeft, kan ook hij het bestaan echter niet ontkennen. Dat doet hij dan ook niet, al is hij er nogal denigrerend over; hij noemt het ‘folklorique’ en ‘exotique’. Mijn vragen liggen meer op het morele vlak: waarom is er vaak zo weinig solidariteit onder Joden? Waarom, om het bij één voorbeeld te houden, steunden destijds zo weinig Franse Joden Dreyfus in zijn gerechtvaardigde strijd?
Joodse ethiek
De verkiezing door JHWH van het volk Israël heeft op zich niets met arrogantie te maken, het is geen bepaalde hiërarchische orde, die hier wordt bepleit, maar een volgorde; het particuliere staat daarbij in dienst van het universele. Men kan het universele echter niet ambiëren door af te zien van het particuliere.
De joodse ethiek nu is toegesneden op het particuliere bereik. Wie de dichtbije naaste niet ziet, komt zeker niet toe aan de verre. Ook hierin is het Jodendom buitengewoon praktisch.
Sand benadrukt dat de aanwijzingen in de Tora zich beperken tot de context van die nabije naasten, de volksgenoten. Zo Leviticus 19:18:
‘Gij zult niet wreken noch toorn behouden tegen de kinderen uws volks, maar gij zult uw naaste liefhebben als uzelven: Ik ben JHWH.’
Eigen volk eerst
Maimonides legt dit vers aldus uit: ’Elk mens moet iedereen in Israël liefhebben als zichzelf.’ Een doorbraak naar een universelere liefde, zoals bepleit door de profeten, is hier niet beoogd. De evangelische liefde tot de vijand lijkt geheel onbekend.
Helaas brengt Sand de plaats in de Tora waar de hulp aan de vijand aan de orde is, niet ter sprake. Het zou interessant zijn om te weten hoe hij hierover denkt. (Zie Exodus 23:4). Ook de uitspraak, waaruit overigens nogal wat ’joodse’ overdrijving spreekt: ’Wie een leven redt, redt de wereld’, dient volgens de Talmoed gelezen te worden: ’Wie het leven van een kind Israëls redt…’ (Sanhedrin 37:1).
Uniek joods lijden
Sand constateert (en hij ziet dit duidelijk als een manco): ’De grote rabbijnen werden niet geleid door universele morele imperatieven.’ Helaas wijst hij niet op het gegeven dat de wekelijkse Toralezingen in sjoel geflankeerd worden door de haftarot, de lezingen uit de profeten. Zouden die niet ook zijn bedoeld om het particuliere ethos te verwijden naar het universele?
Pijnlijk is het door Sand uitvoerig gesignaleerde, verkorte perspectief waarin joodse leidslieden de recente geschiedenis vaak beschouwen, namelijk als voornamelijk gestempeld door het unieke joodse lijden. De aanzienlijke ’rest’ blijft buiten beschouwing.
Tijdens zijn studie in Parijs maakte hij het mee dat de vertegenwoordigers van de joodse gemeenschap aldaar zich fel verzetten tegen een optreden van een conferencière van zigeunerafkomst, alsof de racistische leer van de nazi’s zich zou hebben beperkt tot de behandeling van de Joden! En in de film van Claude Lanzmann, Shoah, wordt geen melding gemaakt van andere Poolse slachtoffers dan de twee en een half miljoen joodse. Niets horen we over de vijf miljoen vermoorde boeren en over de twee en een half miljoen vermoorde katholieken. In de negen uur durende film rijdt er geen enkele trein ‘provenant de France’, dat wil zeggen van Drancy, richting de kampen.
Merkwaardig stilzwijgen
Ook Elie Wiesel bewaart een merkwaardig stilzwijgen over andere dan joodse slachtoffers; zigeuners, verzetsmensen, communisten en socialisten getuigen van Jehova vallen buiten zijn perspectief. En in de staat Israël wordt het joodse slachtoffer, ooit gebrandmerkt om zijn zwakheid en lafheid, intussen neergezet als de joodse martelaar bij uitstek. Elke vergelijking met het uitmoorden van een ander volk is taboe verklaard.
Maar hoe zou men eventueel tot de conclusie van het onvergelijkbare kunnen komen zonder te vergelijken? Ook het spreken over een tweede en zelfs een derde generatie van slachtoffers van de Sjo’a past in dit beeld. Wordt de Sjo’a, kan men zich afvragen, zo geen ideologie? Informatie van horen zeggen, dus zonder directe, eigen ervaringen maakt iemand niet tot slachtoffer, al zijn er nogal wat gevallen bekend, vooral uit de tweede generatie, die psychiatrische hulp behoefden en nog behoeven.
Het monopoliseren van het joodse lijden noemt Sand – terecht, lijkt mij – een ‘déformation de l’histoire’. Het één en ander is uiteraard ’gefundenes Fressen’ voor de antisemieten die er, van Dieudonné tot de uiterst rechtse columnist Alain Soral, dankbaar gebruik van maken om hun ’gelijk’ te onderbouwen (zie Liberation van 23 juli 2014).
Particularisme doorbreken
Lang geleden hoorde ik een hoogleraar in de theologie de klacht uiten dat ‘de Joden’ wel altijd bereid blijken voor zich zelf de straat op te gaan om te demonstreren, maar nauwelijks voor anderen. Ik vond en vind die observatie pijnlijk, maar kon het niet ontkennen. En nog steeds blijkt het hemd nader dan de rok; zie Liberation van 11 juli 2014 over de stemmingmakerij in Frankrijk zowel van rechtse als linkse gezagsdragers tegen Roma, zigeuners en mensen-zonder-vaste-woon-en-verblijfplaats in het algemeen. Zeker, er werd tegen geprotesteerd maar niet door Joden en/of joodse organisaties, die toch de ervaringsdeskundigen bij uitstek zijn.
Wie zich werkelijk laat leiden door de Bijbel en de Talmoed – Sand wijst er zelf op, zonder er persoonlijk reden in te zien zijn beslissing nog eens te overwegen – vindt daarin genoeg argumenten die het particularisme doorbreken.
Mijn conclusie kan geen andere zijn dan die destijds door Franz Rosenzweig in zijn beroemde nachtelijke gesprek met Hans Ehrenberg, die christen was geworden, werd getrokken: ‘Ich bleibe also Jude’.
René Süss heeft een nieuw boek uit: Sjabbat Sjalom, een verzameling ‘droosjes’, korte toelichtingen bij Tora-teksten. Eerder schreef hij onder andere Luthers Theologisch Testament, zijn proefschrift over het virulente antisemitisme van Maarten Luther. Hij maakte er een paar vijanden mee. Ook schreef hij De Geest Bemint de Buitenkant, over de lichamelijkheid in het jodendom en Luther, een Sympathieke Potentaat.
René Süss, 13.09.2014 @ 11:43
3 Reacties
op 13 09 2014 at 19:34 schreef wiske:
Maar joden en israel is niet een noodzakelijkheid, een opgedrongen noodlottigheid, dat wel
https://www.google.fr/search?q=judaists+against+zionism&client=firefox-a&hs=WYE&rls=org.mozilla:fr:official&channel=fflb&tbm=isch&tbo=u&source=univ&sa=X&ei=BY0UVPvPBdTVasOGgagM&ved=0CEgQ7Ak&biw=1524&bih=765
https://www.youtube.com/watch?v=QIX_XoC4GuI
op 15 09 2014 at 14:14 schreef André Richard:
Detail: de talmoedische uitspraak dat wie een leven redt de hele mensheid redt, in universele zin, is wel degelijk de oorspronkelijke versie. Hij komt al in de Misjna (Sanhedrin 4:5; 2e eeuw) voor en daarna in de Jeruzalemse Talmoed (Sanhedrin 4:1; 5e eeuw?). Pas in de Babylonische Talmoed (6e eeuw) wordt de beperking ‘uit Israel’ toegevoegd. Begin 7e eeuw wordt er in de koran nog naar verwezen in zijn universele vorm.
op 15 09 2014 at 22:27 schreef Leo Schmit:
Toegegeven, ik heb dit snel gelezen, maar ik snap de conclusie niet. Waar Sand, weergegeven door Süss toch genoeg redenen aanvoert om geen jood te blijven zijn, kiest Süss alsnog voor verlenging van zijn joodse bestaan.
Misschien interessant om Sand’s afwijzing van een joodse identiteit te vergelijken met die van Gilad Atzmon (’the wondering Jew’).
Verder, door Dieudonne en Soral uiterst rechts te noemen wordt een negtief label aan deze heren opgelegd, waardoor een neutraal oordeel over hun opvattingen en uitingen (Dieudonne) wordt verhinderd.