Hoe Roboskî mij radicaliseerde
Fréderike Geerdink
Vandaag, 28 december, is het zeven jaar geleden dat vierendertig Koerdische jongens en mannen door de Turkse luchtmacht de dood in werden gebombardeerd op de Turks-Iraakse grens, bij het dorp Roboskî. Vandaag is mijn hart daar, op het kerkhof waar de dorpelingen en zij die hen steunen bij elkaar komen om te herdenken en om gerechtigheid te eisen. Dat de strijd om gerechtigheid dit jaar een flinke nauw heeft gekregen, kunt u hier lezen (Engels).
Het leven van de mensen in Roboski en Bejuh, het andere dorp waar veel slachtoffers vandaan kwamen, wordt nooit meer hetzelfde. En terugkijkend dreunt het bombardement ook nog altijd na in mijn leven. Nadat ik een paar dagen na het drama voor het eerst in het dorp kwam om twee verhalen te schrijven, liet het bombardement me niet meer los. Ik ging ontelbare keren terug, beet me vast in de achtergronden, woonde elke herdenking bij tot ik in 2015 Turkije uitgeknikkerd werd, schreef er uiteindelijk een boek over.
Ik heb het niet per se over de praktische gevolgen, hoewel die ingrijpend waren. Als Roboskî niet was gebeurd, was ik allicht niet naar Noord-Koerdistan (Zuidoost-Turkije) verhuisd, had ik de aandacht van de Turkse staat niet getrokken met mijn aanwezigheid en mijn stukken, was ik denk ik nooit vervolgd geweest voor mijn werk en was mijn correspondentschap niet zo abrupt en traumatisch geëindigd.
Turkistan
Waar ik het vooral over heb, is dat het bombardement mijn hersens aan het werk gezet heeft als nooit tevoren. Al het onderzoek dat ik naar het drama deed, alles wat dat op gang heeft gebracht, tot de beslissing om een jaar embedded te gaan bij de PKK aan toe, komt dáár uit voort. Ik vraag me af of dát is wat ik zo mis aan Diyarbakir, mijn thuis tussen 2012 en 2015. Tuurlijk, het is de stad, de politiek en de strijd die daar elk aspect van het dagelijks leven doordrenkt, het is het warme bad ondanks, of natuurlijk de solidariteit dankzij de strijd, maar het is meer dan dat. Wezenlijk aan het denken worden gezet schuurt verschrikkelijk, maar niets maakt gelukkiger dan nieuwe denkpaden ontginnen en langzamerhand een groter geheel zien ontstaan.
Voorbeeld. Er zijn de afgelopen jaren ontelbaar veel Turken geweest die mij kwaad vroegen wat ik ervan zou vinden als Turken in Nederland ineens een stuk van Nederland gingen opeisen en dat ‘Turkistan’ zouden noemen. Dat zou ik niet accepteren, toch? Waarom schrijf ik dan wel over Koerden in ‘Koerdistan’ alsof dat de normaalste zaak van de wereld is? Het is een vergelijking die totaal mank gaat, want Koerden leven al eeuwen in Koerdistan, terwijl Turken niet van oorsprong in Noordwest-Europa wonen. De Koerden zijn wat dat betreft beter vergelijkbaar met de Friezen. En waarom, zei ik er dan bij als ik er zin in had, hebben de Friezen de wapens niet opgepakt? Omdat hun rechten als minderheid in Nederland werden gerespecteerd misschien? Omdat hun bestaan niet systematisch wordt ontkent en hun taal mag bestaan?
Lap grond
Dat laatste argument zou ik nu nooit meer gebruiken. Het is een geïnstitutionaliseerde visie, die naadloos past binnen het systeem waarin ik ben opgegroeid. Vorige maand gaf ik een lezing op een middelbare school in Leeuwarden, en daar kwam dit onderwerp ter sprake. Friezen zijn geen minderheid in Nederland, net zoals de Koerden geen minderheid in Turkije zijn. Ze zijn de rechtmatige bewoners van een lap grond. Waarom schepen we die af met ‘minderheidsrechten’? Minderheidsrechten bevestigen de legitimiteit van de meerderheid, die welbeschouwd niet op meer is gebaseerd dan op een numeriek overwicht op het stuk land dat we afbakenden en Nederland doopten. Waarom zou een Fries, of een Twentenaar of een Limburger, for that matter, Nederlander moeten zijn? Waarom zou hij of zij, noem eens een dwarsstraat, het Wilhelmus als volkslied moeten accepteren?
Zie hier het probleem van de natie-staat, die de toevallige meerderheid tot norm verheft. Ik dacht altijd dat Nederland en Turkije hemelsbreed verschilden als het gaat om rechten voor minderheden en dat ís ook zo, maar vanuit een fundamenteler perspectief is het hele concept van ‘minderheid’ ridicuul. Schaf de natie-staat af, haal die grenzen weg, donder die nationale vlaggen in de prullenbak en er blijft allemaal niks van over.
Puzzel
Roboskî heeft mij, met andere woorden, geradicaliseerd. Maar nog niet genoeg. Ik snak naar meer. Want alles wat ik leer, past in een groter geheel, en ik wil die puzzel compleet. Al dit denken over rechten, gelijkheid en identiteit heeft mij bijvoorbeeld ook abrupt als een plotseling doorbrekende zon wit gemaakt, na een leven als blanke vrouw. Veel mensen die zich blank noemen verzetten zich tegen wit worden, maar ik kan het van harte aanbevelen.
En nu zoek ik dus naar manieren om die radicalisering te voeden, liefst door mijn leven en werk. Geen idee of dat hier in Zuid-Koerdistan (in Irak) gaat gebeuren. De strijd van de Koerden hier is veel geïnstitutionaliseerder dan die in Turkije en Syrië, met machtsspelletjes tussen machtige, rijke clans met eigen strijdtroepen, waarbij ik me afvraag of er überhaupt nog sprake is van een strijd van het volk. De vraag stellen is hem beantwoorden. En Nederland? Ook Nederland voedt mij nauwelijks, laat ik het daar nu even op houden.
Lezen helpt. Dus nam ik mij aan het prille begin van dit jaar voor om in 2018 geen boeken van witte mannen te lezen maar mezelf te dwingen andere perspectieven te zoeken. Ik las onder andere eindelijk ‘Alledaags racisme’ van Philomena Essed, oorspronkelijk uit 1984. Had ik dat als, zeg, twintigjarige blanke vrouw gelezen, dan had ik het denk ik voor kennisgeving aangenomen. Nu las ik het als witte vrouw en was de impact des te groter omdat ik wist dat dit boek mij aanging. ‘Witte onschuld’ van Gloria Wekker: zelfde laken een pak. In ‘Roofstaat’ van Ewald Vanvugt heb ik vooralsnog alleen gebladerd, en dat ligt niet alleen aan ’s mans kleur – helemaal niet zelfs, want voor sommige boeken kun je gewoon een uitzondering maken, dat is het fijne aan zo’n voornemen. ‘Roofstaat’ is een pil van een paar kilo want er is nogal wat geroofd, dus je stopt het niet makkelijk in je tas als je gaat treinen of logeren, en om dezelfde reden heb ik ‘m ook niet meegenomen naar Koerdistan.
Obama
Van zwarte vrouwen buiten Nederland las ik ‘Why I’m no longer talking to white people about race’, van de Britse Reni Eddo-Lodge. Ik ben bezig met ‘From #BlackLivesMatter to Black Liberation’ van Keeanga-Yamahtta Taylor, een Amerikaanse academicus en activist die eerder dit jaar in Amsterdam was voor een lezing. Ik ben er nog niet zo ver in maar het geeft nu al een overdonderend en ontluisterend inzicht in wat er in de Obama-jaren wel en niet is bereikt op het gebied van racismebestrijding. Er zijn er meer, maar ik heb de meeste boeken die niet op de e-reader staan in Nederland gelaten dus ik heb ze niet allemaal paraat.
Roboski heeft mij uit het systeem getrokken. Het is confronterend en veelzeggend dat er blijkbaar zoiets voor nodig was, maar nu het me gebracht heeft waar ik ben, kan ik alleen maar door op dezelfde weg. En waar die weg me ook gaat brengen, ik zal de ontwikkelingen in Roboskî blijven volgen. Het dorp is voor altijd in mij verankerd.
Fréderike Geerdink is journalist. Als Turkije-kenner en Koerdistan-correspondent leert ze veel over Nederland.
Fréderike Geerdink, 28.12.2018 @ 17:55