Het anti-evangelie van Wierd Duk
Het ongemakkelijke Ware Kerstverhaal
Peter Breedveld
En het geschiedde in die dagen dat de demon Driekus ongelofelijk moest schijten en een hoop stront produceerde die zo misselijkmakend stonk dat zelfs Beëlzebub. Heer der Vliegen, er wat van zei. En zie, de hoop stront bleek een zelfreferentieel systeem en kon niks anders dan naar zichzelf refereren en deed dat dwangmatig en voortdurend en het kreeg alles en iedereen om hem heen zover dat ook die niks anders deden dan refereren naar die stinkende hoop stront, die door Driekus Wierd Duk werd genoemd.
Driekus legde hem te rusten in de plee, bij de rat en de kakkerlak en een zooi pissebedden die hem gezelschap hielden en zich niet lieten wegjagen door de onmetelijke stank die er van Wierd Duk afdampte en ongevoelig waren voor zijn weerzinwekkende voorkomen.
En uit het Westen kwamen drie achterlijke gladiolen op de stank af. Ze heetten Henk, Hans en Hassan, en ze brachten geschenken. Henk bracht hondenpis voor de jonge Wierd Duk, om zijn afzichtelijke gelaat mee te wassen. Hans gaf hem accuzuur om alles mee onder te pissen en Hassan schonk hem het Droste-effect.
Wierd Duk lag bij de rat en de kakkerlak en een zooi pissebedden die hem gezelschap hielden.
En er lagen herdertjes bij nachte die werden gewekt door het schrille gesnerp van eeuwig geborneerde harpijen, die met hun nagels over krijtborden krasten om kond te doen van de Schijting van Wierd en ze beloofden gratis Schultenbrau voor wie op kraamvisite ging om Wierd Duk eer te betonen als de walgelijkste, meest stinkende hoop stront die een bewoner van de hel ooit gescheten had, stront zo toxisch dat die zelfs als mest geen dienst kon doen en die zich door geen honderd brandslangen liet wegspoelen en als dat wel was gelukt, was dat toch zinloos geweest want dan was de stank blijven hangen en die stank zou zijn gestold en uitgekristalliseerd tot een nieuwe Wierd Duk, want er was ook nog nooit een zelfreferentieel systeem geweest dat zo penetrant aanwezig was als Wierd Duk. Je kwam er gewoon niet vanaf, zelfs al verkocht je je ziel aan de Duivel.
Van enig talent bleef Wierd Duk gespeend, alleen de afwijking om alles uitsluitend op zichzelf te betrekken en zichzelf overal het middelpunt van te maken. Een zwart gat dat alles naar zich toetrok, zich alles toe-eigende en overal de geur, kleur en het leven zelf uit zoog. Een zwart gat in metaforische zin, want Wierd Duk was en bleef een hoop stront. Een stinkende, dampende, verstikkende, alomtegenwoordige hoop stront die je de levenslust ontnam.
En toen hij hoorde van Jezus van Nazareth, die melaatsen genas en doden tot leven wekte, en die de mensheid hoop gaf en een charismatische leider was met veel invloed, een Messias, de redder der mensheid, raakte Wierd Duk ervan overtuigd dat hijzelf deze Messias was en Jezus van Nazareth een bedrieger, een deugpronker die alleen maar zieken genas en doden tot leven wekte voor de bühne, en dat hij, Wierd Duk, de echte wonderdoener was. Want het was pas een kunst als je alle mooie dingen in stront kon veranderen en gelukkige mensen miserabel kon maken, en liefde kon veranderen in haat en wijn in pis. En alle hoop kon doen vervliegen als was die hoop de dagdroom van een elfenembryo. Van dit alles was Wierd Duk overtuigd.
En hij besloot de wijde wereld in te gaan om zijn anti-evangelie te verkondigen, vergezeld van discipelen, en geen twaalf discipelen, zoals die loser Jezus, maar duizenden, tienduizenden discipelen, nutteloze gedrochten die leefden van hun eigen gestolde sperma, vastgekoekt aan hun vieze onderbroeken en hun toetsenborden, waarmee ze vanuit hun zolderkamertjes en beschimmelde keukentjes iedereen verrot scholden en bedreigden die meer talent had dan zij, die wel vrienden had en succes bij de meisjes, die wel een d van een t kon onderscheiden. Wierd Duk koos hen als zijn loyale gevolg en hij doopte hen de Duk-rukkers en je kon ze al van honderd kilometer horen aankomen, en wie dat deed, vermoordde eerst haar hele gezin en maakte dan zichzelf van kant.
Het was pas een kunst als je alle mooie dingen in stront kon veranderen en gelukkige mensen miserabel kon maken, en liefde kon veranderen in haat en wijn in pis.
“Ik ben de vleesgeworden Messias!” riep Wierd Duk, en wie daar om moest lachen, dreigde hij met advocaten en hij riep het openbaar ministerie aan en vervloekte de politie, die weigerde in te grijpen als mensen zeiden: “Je lijkt in niets op een messias, volgens mij ben je gewoon een stinkende hoop stront!” Dan stuurde hij zijn Dukrukkers maar op de boosdoeners af, die moesten vluchten en onderduiken, als ze niet meteen de hoop opgaven en zich verhingen of van een hoog gebouw afsprongen, om maar van de terreur van de Duk-rukkers af te zijn.
Hij liet zich interviewen aan één van de babbeltafels op TV, maar omdat de vaste anchorman ziek was, werd het vraaggesprek door een stagiaire gedaan, die het journalistieke vak nog niet zo goed onder de knie had en dus kritische vragen begon te stellen. “Maar u lijkt toch ook in niets op de Messias?” vroeg de stagiaire. “De Messias, die Jezus Christus is, is een brenger van licht en leven, u brengt alleen maar stront.”
En zie, hij riep er de toorn des Wierd Duks mee over zich af. “Die Jezus Christus is een communist die mensen hun pleziertjes afneemt en geen respect heeft voor onze tradities!” gilde Wierd Duk met zijn rare kabouterstemmetje. “De gewone man mag opeens niet meer egoïstisch en kleinzielig zijn, en we moeten in harmonie leven met de Samaritanen! De Samaritanen, die onze straten overnemen met hun weldadigheidsorganisaties en hun gratis gezondheidszorg!”
“Maar Jezus verricht wonderen”, Wierp de stagiaire tegen. “Hij vermenigvuldigt vissen, verandert water in wijn en wekt de doden tot leven!” Wierd Duk ontplofte. “WAT DOOD IS MOET DOOD BLIJVEN!” brulde hij, voor zover een zelfreferentieel syteem met een kabouterstemmetje brullen kan, maar hij probeerde het tenminste.
En om te laten zien wat echte wonderen zijn, veranderde hij het water op de babbeltafel in pis en de nootjes in stront. “Eet van mijn stront!” riep hij. En hij riep: “Drink van mijn pis! Ik ben de strontgeworden Messias!” Hij trok het leven uit de stagiaire en uit alle aanwezigen in de studio, en via de camera’s veranderde hij alles en iedereen in stront, een wereld van stront. Stinkende, dampende stront.
Wierd Duk ontplofte. “WAT DOOD IS MOET DOOD BLIJVEN!” brulde hij.
En zie, hij liet alle Dukrukkers tot zich komen. “Laat alle Duk-rukkers tot mij komen!” riep hij. En de Duk-rukkers stroomden toe. Met tienduizenden stroomden ze toe. Uit het westen stroomden ze toe. Uit het oosten stroomden de Duk-rukkers toe. Uit het noorden kwamen de Duk-rukkers tot hem en uit het zuiden kwamen ze met massa’s tegelijk, zij het wat later, want de trein was vertraagd vanwege een kapotte bovenleiding en een Duk-rukker op het spoor.
En Wierd Duk nam ze allemaal in zich op, alle Dukrukkers nam hij in zich op. “Ik ben het strontgeworden koninkrijk der hemelen”, zei hij, en alle Duk-rukkers traden toe tot het paradijs, en werden één met Wierd Duk, één gigantische massa van stinkende, dampende stront.
En zo bestond de wereld uit niets dan stront, en de gigantische berg stront die Wierd Duk was. De mensheid was gestorven voor de zonden van Wierd Duk, en Wierd Duk zag dat het goed was.
Verhaal, geschreven voor de kersteditie van het roemruchte blad Propria Cures.
Is het Vrije Woord u écht lief? Steun me dan met een financiële bijdrage. Doneer aan de enige dwarsdenkende, onafhankelijke (maar echt) site van Nederland. Rekeningnummer NL24 ASNB 8832 6749 39 (N.P. Breedveld, ASBN Rijswijk), BIC ASNB NL21.
Peter Breedveld, 21.12.2024 @ 19:49