Gisteren, Vandaag en de Schaduw van het Fascisme
Werner de Gruijter
Illustratie: Yamamoto Takato
Waarom lijken we zo vatbaar voor de verleiding van extreemrechts, zelfs na de verschrikkingen van WOII? De Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig (1881-1942) doorzag al tijdens het interbellum de diepere drijfveren. Hij zag hoe politiek en economische chaos mensen existentieel angstig maakt en vatbaar voor de holle beloften van het fascisme. Zijn inzichten zijn vandaag relevanter dan ooit.
Ergens na de crisis van 2008 braken extreemrechtse populisten her en der door. Trump, Orban, Modi, Bolsonaro; aanvankelijk werden ze slechts als kleine rimpelingen gezien in het verder onstuimige water van de internationale politiek. Maar sindsdien blijft hun gedachtegoed zich over een steeds groter gebied verspreiden. Ze lijken in ieder geval in Europa niet meer weg te denken. Hongarije, Polen, Italië, Finland zijn al onder extreemrechts bewind. Ook in België, Frankrijk en Zweden winnen dezelfde krachten aan steeds meer invloed.
Moderne fascisten
Dit is niet zonder gevaar, waarschuwt de Britse denker, schrijver en journalist Paul Mason, die een boek over dit onderwerp schreef, getiteld ‘How to stop fascism‘. Want wat volgens hem moderne fascisten vooral onderscheidt van extreemrechtse populisten, is hun streven naar een mondiale rassenoorlog.
Zo zijn er meer verschillen, onderschrijft ook Mason, maar desondanks zijn de gelijkenissen verder treffend. Zo geloven beiden onder andere (in lijn overigens met destijds de nazi’s) in ‘omvolking’ – het idee dat meerderheidsgroepen slachtoffer zijn van immigratie. Ze willen net als tachtig jaar geleden de verworvenheden van het feminisme omkeren, beschouwen democratie als overbodig. Wantrouwen wetenschap, universiteiten en media. En zijn overtuigd dat een ingrijpende ‘correctie’ nabij is (‘Uw tijd komt nog wel, want er komen tribunalen!’).
Economische oorzaken
Tot nu toe deden de meeste Westerse, liberale regeringen extreemrechts af als voorbijgaande ontsporing. Vaak met als verklaring dat de opkomst van deze bewegingen te wijten is aan economische oorzaken. Zo ook de aan Oxford verbonden politiek filosoof Anton Jager onlangs in de New York Times. Volgens hem zijn bijvoorbeeld Europese politici sinds Maastricht in 1991 te veel op bedrijfsbelangen gericht, wat leidde tot ongelijkheid en verslechtering van publieke diensten. Hierdoor kreeg extreemrechts politiek terrein als enige geloofwaardige uitdager van de status quo.
Dit economische perspectief is in dit verband belangrijk – maar niet het hele verhaal. Met een louter economische benadering, zoals je bijvoorbeeld nu vaak hoort: bijvoorbeeld het verbeteren van de bestaanszekerheid – zal vermoedelijk het dieperliggende probleem van een deel van de bevolking die dreigt af te dwalen naar autoritaire, fascistische denkbeelden niet adequaat worden aangepakt. Het is vergelijkbaar met het proberen te redden van iemand die verstrikt raakt in de wilde stroming van ideologische turbulentie, terwijl de reddingsboei zelf lek is en hen alleen maar verder de duistere zee in sleurt.
Leugens omarmen
Stefan Zweigs (1881 – 1942) autobiografie ‘De Wereld van Gisteren‘ werpt op bewonderenswaardige wijze een licht op de aantrekkingskracht van het fascisme, en biedt ons een dieper begrip. Zweig beziet de opkomst van fascisme namelijk niet als op zichzelf losstaand, economisch verschijnsel, maar als uitkomst van een dynamisch proces van maatschappelijke en economische ontwrichting. Een proces dat het leven van miljoenen in chaos stort, hun zelfbeeld doet wankelen en een diep verlangen wekt om leugens te omarmen en zelfs actief te verspreiden.
Als een van de meest geliefde en geciteerde auteurs in de jaren ’20 en ’30 was de Joods-Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig een fervent humanist; en deze drijfveer werd door hem niet onder stoelen of banken gestopt.
Zijn boek ‘De Wereld van Gisteren’ is een ode aan het bruisende Wenen van het begin van de 20e eeuw en biedt inzicht in de stabiele Weense samenleving die eeuwenlang onder Habsburgse heerschappij stond (de 19e eeuw noemde Zweig zelfs de ‘gouden eeuw van de zekerheid’), maar uiteindelijk werd Wenen meegesleept in de tumultueuze wervelwind van de grote wereldoorlogen van de 20e eeuw.
Antisemitische retoriek
In dit levendige decor begon echter al voor de Eerste Wereldoorlog de opkomst van extreemrechts, geleid door figuren zoals de latere Weense burgemeester Karl Lueger. Zij gebruikten antisemitische retoriek, overigens keurig verpakt in fatsoenlijk ogende woorden, om de ontevredenheid van de kleinburgerij en de middenklasse te kanaliseren, die trouwens meer angst hadden om af te glijden naar het proletariaat dan om de welgestelden te benijden. Zweig zag hierin het zaad van latere extremistische bewegingen.
De opwaartse economische dynamiek aan het begin van de 20ste eeuw leidde tot koortsachtig nationalisme en bracht krachtige emoties teweeg. Deze opwinding was echter vergankelijk en vroeg om constante stimulans. Hierbij speelden intellectuelen, schrijvers en vooral journalisten een rol, door, in Zweigs woorden, ‘op de trom van haat’ te slaan, wat uiteindelijk mede leidde tot de Eerste Wereldoorlog.
Waanzinnige draaikolk
De periode na de Eerste Wereldoorlog werpt een fascinerend licht op de verdere opkomst van de extreemrechtse, fascistoïde beweging. In Zweigs Oostenrijk ontstond na de oorlog een epidemie (de Spaanse griep), woningnood en met name inflatie. Dat alles leidde tot een chaotische, snel veranderende samenleving. Geld verloor plots zijn waarde, kleingeld verdween, en steden begonnen hun eigen ‘noodgeld’ te drukken. Prijzen schoten omhoog zonder enige logica, en mensen kochten alles wat ze maar konden krijgen. De samenleving raakte verstrikt in een waanzinnige draaikolk, waarbij spaarders en schuldenaren van plaats wisselden, sluwe speculanten profiteerden en eerlijke mensen honger leden. Wat eens deugdzaam was, was nu een ondeugd.
Wat zich in Oostenrijk voltrok, ontvouwde zich in Duitsland met nog intensere kracht. De Duitse mark danste, tolde en stortte in een roes van totale waanzin. Wat gisteren nog vast leek te staan, smolt vandaag als sneeuw voor de zon. De ochtendkrant kostte vijftigduizend mark, terwijl de avondeditie het dubbele vroeg, en niemand vond dit nog vreemd. Wisselkoersen schoten de hoogte in, maakten duizelingwekkende sprongen en stortten even snel weer in, als een kaartenhuis.
Hunkering naar orde
Waarden keerden om; dus wat eens een ondeugd was, werd plots ook hier heel gewoon. In de duistere uithoeken van de stad, schetst Zweig, zochten welgestelde heren bijvoorbeeld het gezelschap op van jonge gymnasiasten uit gegoede huizen (die wat wilden bijverdienen). Het nachtleven van Berlijn overtrof zelfs de uitspattingen in het oude Rome onder de meedogenloze Suetonius.
Dit alles duurde voort tot de komst van de nieuwe mark, waarmee de roes abrupt eindigde. De kleine man had intussen het onderspit gedolven, terwijl de groten zegevierden.
Deze periode van vrij experimenteren, waarbij Zweig overigens opmerkte dat de excessen hem een gevoel van ‘onechtheid’ bezorgden, veranderde nu radicaal in haar tegenpool. Het Duitse volk koesterde namelijk een diepe wrok en haat jegens de democratisch, liberale Weimarrepubliek vanwege deze vernietigende inflatie. Het bestuurlijk wantrouwen was alom. In tegenstelling tot de Eerste Wereldoorlog, die ondanks de verschrikkingen momenten van triomf en vreugde had gekend, had de inflatie hen slechts besmet, bedrogen en vernederd. Een hele generatie zou de herinnering aan die tijd nooit uitwissen en de republiek nooit vergeven – het Duitse zelfbeeld was ingedeukt. In 1924 leek de waanzin voorbij, maar de hunkering naar orde, stabiliteit en autoriteit was sterker dan ooit.
Rijp voor Hitler
Het deed Duitsland langzaam maar zeker weer terugverlangen naar haar eerdere ‘slachters’ die de Eerste Wereldoorlog op hun geweten hadden. Mede daarom viel bijvoorbeeld de nazi-leugen van de dolksteek-legende, waarin de schuld van de verloren Eerste Wereldoorlog onterecht in de schoenen van de joden en communisten werd geschoven, in vruchtbare grond.
Zweig merkte op: “Niets heeft het Duitse volk – en dit moet altijd in gedachten worden gehouden – zo verbitterd, zo vol haat, zo rijp voor Hitler gemaakt als de inflatie.”
Vandaag de dag lijkt eenzelfde soort sociale dynamiek enigszins terug te keren. In zijn boek ‘How to Stop Fascism‘ analyseert journalist Paul Mason dit verschijnsel. Volgens hem is de voornaamste oorzaak dat westerse samenlevingen de neoliberale waarden van competitie, materialisme en individualisme gedurende de afgelopen decennia hebben geïnternaliseerd, zonder een aantrekkelijk, alternatief verhaal te bieden.
Identiteitscrisis
Door het ineenstorten van dit neoliberale wereldbeeld (mede als gevolg van de economische crisis van 2008), door de terugval van globalisatie, de toenemende ongelijkheid, de wereldwijde pandemie en de steeds urgenter wordende roep om klimaatactie, bevinden vele Westerlingen zich in een identiteitscrisis. Het oude verhaal dat hard werken en alleen aan jezelf denken uiteindelijk welzijn en welvaart zou brengen, verloor kracht in een stagnerende, oneerlijk verdeelde en vervuilende economie.
Veel mensen verlangen dus zingeving, maar ze kunnen dat niet langer meer verkrijgen door enkel en alleen door de lens van de markt naar de wereld te kijken. In feite, vergelijkbaar met hoe ooit veel Duitsers hun geloof in het systeem verloren; zij het, dat tegenwoordig het vertrouwen langzamer wegvloeit als toen tijdens de abrupte, traumatische inflatieperiode.
Deze breuk in het wereldbeeld, aldus Paul Mason, opent de deur voor de opkomst van extreemrechtse, en soms ronduit fascistoïde, bewegingen. Deze politieke krachten schetsen een alternatief utopisch verhaal, waarin wordt geclaimd dat de vaderfiguur, in de rol van de leider, zekerheid kan geven te midden van onzekere tijden, door totale controle, ofwel; door onderdrukking – door gelijktijdig racisme, misogynie en geweld niet te schuwen. Hiermee wordt een volledige ommekeer van moderne waarden bewerkstelligd en wordt de vrijheid om jezelf te zijn beknot. Niettemin biedt het degenen die zich bij hen voegen, een gevoel van dominantie, geborgenheid en zinvolheid.
Ideologische bekering
Zweigs getuigenis in ‘De Wereld van Gisteren‘ blijft, te midden van hedendaagse ontwikkelingen, opnieuw relevant. Het boek werpt licht op het begrip dat zelfs in tijden van crisis, fascisme kan worden gezien als een proces van ideologische bekering bij degenen die vrijheid vermijden. Het is daarom te simpel om alleen te vertrouwen op oppervlakkige economische correcties. Wellicht is het verstandiger om gelijktijdig te streven naar moreel leiderschap dat zich kenmerkt door dienstbaarheid en dat zo als een gids in de duisternis kan dienen.
Maar in het huidige schouwspel lijken Westerse regeringen eerder te buigen voor de belangen van de elite, dan leiderschap te tonen. Dat betekent echter gelukkig niet dat morgen een ongekende wereldoorlog uitbreekt. Maar het onderstreept wel de noodzaak van alertheid, van een diepgaander begrip van de aantrekkingskracht van fascistoïde denkbeelden, omdat onze democratieën kwetsbaar zijn.
Zelfmoord
Willen we tenminste niet eindigen zoals Stefan Zweig, de onvrijwillige toeschouwer die de meest gruwelijke ineenstorting van de rede en de meest brute triomf van barbaarsheid heeft moeten doorleven. Hij zei daarover: “Nog nooit – ik noteer dit absoluut niet met trots, maar met schaamte – heeft een generatie zo’n morele terugval, van zo’n geestelijke hoogte, doorgemaakt als de onze.”
In 1942, in de greep van wanhoop, pleegde hij, samen met zijn vrouw, zelfmoord; slechts één dag nadat hij het manuscript van ‘De Wereld van gisteren’ naar zijn uitgever had toegestuurd.
Werner de Gruijter (1976, Winterswijk) psycholoog en docent sociale wetenschappen op de Hogeschool van Amsterdam.
Werner de Gruijter, 11.10.2023 @ 08:28