Eva
Carry van Bruggen
Illustratie: Al Brule
Hij stoot haar uit duister zijn lachje tegemoet: ik fluit en jij komt…. jij komt altijd. Zijn handen reiken, wit zweven ze aan tusschen donkere aarde en donkeren hemel…. en haar oogen gaan naar hem uit, boven hem uit, vinden den hemel, de hemel leeft op. Ze staan bij het poortje, in de ritselingen van het klimop.
Neen…. neen…. neen…. niet dat…. niet lachen…. niet zoo roekeloos…. niet als zooeven in den winkel lange Joppe met Saar…. Laten we…. o mijn jongen…. laten we…. Uit den hemel, uit de starende sterren valt het woord, dat ze zoekt haar toe…. laten we verheven zijn. Leg ze zacht, je lippen, op mijn lippen neer, en je handen…. leg ze op mijn schouders of geef ze mij in mijn handen te bewaren, maar laat ze niet zoo brandend…. zoo schaamteloos…. overal heen…. overal heen…. Laat dit van ons met al het andere één-en-hetzelfde, in vollen vrede zijn. Want de ademlooze lispelingen drijven mij naar je toe, om het verborgen ruischen zoek ik je, de schuifelende wind schoof mij door het donkere poortje heen…. en hier ben ik nu…. nu moet ook alles met elkaar in vollen vrede samenvloeien….
Ze zegt van al dit in haar vragende, naar hem klagende, geen woord, niets…. enkel zegt ze: Neen, neen, neen…. en worstelt zich in donker van hem los.
‘Maar wat doe je eigenlijk hier…. als je niet wilt, als je niets wilt….?’
O, meen je dàt…. o, meen je dat ik dit begeer…. komen daarvoor meisjes…. En dat durf jij, jongen…. jij durft dat zeggen tegen mij, tegen Mij….! Er schoot een heete zuil omhoog en ze zag het als voor haar oogen geschreven staan: Mij met een hoofdletter! Als in de Tien Geboden: ‘Gij zult Mijn naam niet ijdellijk uitspreken.’ En ze rilt van schrik, – want wat beduidt dit gevoel, dat haar vulde als een vlam en weer verkromp….?
Haar lippen zijn vochtig van de zijne, ze kan ze niet sluiten, draagt ze als smetten, draagt ze met de brand-plekken van zijn schandelijke handen het omfluisterde poortje door…. en dit is het tuintje van haar eigen huis en ze gooit zich tegen de schutting aan en dringt zich wringend het klimop in en wrijft er haar lippen in en zinkt in het vochtige gras en gooit zich achterover op haar rug en in haar open, heete oogen vangt ze de duizenden sterren, alle sterren….
Hemel, hooge, starende Hemel…. ben ik daarvoor hier…. ben ik hieraan overgeleverd? Nooit meer…. nooit…. o, je kunt het zeggen!
Fragment uit ‘Eva‘ van de schandelijk ondergewaardeerde Carry van Bruggen (Carry de Haan, 1881-1932). Het is één van de meest erotische romans die ik ooit las en herlas en herlas. Van Bruggen kon zó mooi sensueel schrijven. Haar zinnen zijn als versgeplukte frambozen op een zwoele zomeravond. Lezeressen van dit hedonistische webmagazine daag ik uit om haar naar de kroon te steken en mee te doen aan de Zinderende Zomererotische Verhalenwedstrijd.
Gastschrijver, 06.07.2013 @ 12:03
2 Reacties
op 06 07 2013 at 14:31 schreef MNb:
Nou, zo ondergewaardeerd is Carry van Bruggen niet. Ze is nr. 46 van de Canon van de Nederlandse Letterkunde en dat kun jij nog niet zeggen. Er zijn een paar straten naar haar vernoemd. Vroeger had Zaandam, waar ze geboren is, een Carry van Bruggenschool, maar door fusie bestaat die niet meer. Mijn vader heeft daar nog les aan gegeven.
Maar ik zou het hogelijk hebben gewaardeerd als ik vroeger op school dit gepresenteerd had gekregen ipv de zeurkous Anna Blaman.
op 06 07 2013 at 16:27 schreef Thomas E:
Goh, nooit gehoord van deze roman. In mijn boekenkast staat wel haar ‘Plattelandjes’ over Laren en omgeving; gebundelde columns uit Het Algemeen Dagblad. Als inwoner van ’t Gooi spreken die nostalgische stukjes uit de tijd van de Gooische Moordenaar (de stoomtram) mij bijzonder aan. Bedankt voor de tip!