Een sprankelend boek over ondraaglijk verdriet
Peter Breedveld
In een verhaal dat binnenkort in een landelijk dagblad wordt gepubliceerd, schrijft Hassnae dat haar nieuwe boek ‘Een Koffer Vol Citroenen‘ een monument voor haar moeder is. Omdat Hassnae ziekelijk bescheiden is, schrijft ze ‘monumentje’, in elk geval in de versie die ik heb gezien. ‘Een liefdesverklaring in boekvorm’. En dat is het boek onmiskenbaar, een liefdevol en ontroerend portret van een vrouw die voor de buitenwereld vaak het mikpunt van vooroordelen en minachting was, maar die voor haar gezin de hele wereld was, de drijvende kracht, de bron van alle inspiratie, een veilige haven, en voor Hassnae iets dat ik maar moeilijk beschrijven kan. De zon, de maan en de sterren. Groter dan God.
Maar het boek is veel meer dan dat. Het is naast een memoir over haar moeder ook een journalistiek verslag van haar eigen rouwproces, want haar moeder is zes jaar geleden overleden, niet lang na David Bowie. Verder is het een kroniek van het gezin Bouazza, een portret van een migrantengezin in een voor dat gezin vreemde omgeving, soms ronduit vijandig, een verhaal over anders-zijn, geminacht en genegeerd worden, Hassnae beschrijft er haar zelfontdekking in en boven alles gaat het over liefde. Het is een warmbloedige, aangrijpende roman, maar Hassnae waakt ervoor te vervallen in goedkope sentimentaliteit. Ze is naakt in haar kwetsbaarheid, zonder ooit larmoyant te worden. Het verdriet druipt van de bladzijden af, maar, en dat is typisch voor de Bouazza’s, door de tranen heen wordt er ook veel gegrinnikt en gelachen. Hassnae ziet altijd overal de komedie van in, hoe verkreukeld van verdriet ze ook is. Daarnaast wemelt het boek van de geesten en bovennatuurlijke verschijnselen, soms zit het tegen horror aan. En het is Hassnae die het schrijft, dus er wordt constant gegeten, en als er niet gegeten wordt, worden er voorbereidingen getroffen voor het eten. Een boek over de dood, dat barst van het leven.
En last but not least: het is jaloersmakend goed geschreven. De taal heeft een organisch ritme, dat de lezer meevoert, waardoor het boek wegleggen voordat het uitgelezen is, eigenlijk geen optie is. De zinnen hebben een zekere vanzelfsprekendheid, elke zin rolt voort uit de vorige. Het proza klatert als het heldere water van een bergbeek. Nergens toont Hassnae enige literaire of intellectuele pretentie, maar haar boek is een literair kunstwerk, o jawel, maar gewoon van zichzelf. Omdat het dat is, zonder het per se te willen zijn.
Klein vrouwtje
En ja, ik ben niet objectief, want Hassnae is mijn geliefde, maar geen literaire bespreking is objectief, zeker niet in Nederland, waar alle schrijvers en critici met elkaar in bed liggen. De besprekingen van Hassnae’s vorige boek, Arabieren Kijken, zijn allemaal geschreven door bevooroordeelde dames en heren met territoriumdrift, want denkt zo’n klein Marokkaans vrouwtje nou echt dat ze beter weet wat er in de Arabische wereld speelt dan al die gewichtige witte academici die zich met hun mondhoeken misprijzend omlaag laten fotograferen en die echt wel beter weten wat goed is voor De Arabier dan Hassnae, met haar verwijzingen naar Syrische soaps en Libanese zangeressen. Sociologie bedrijf je vanuit je stoffige bibliotheek en niet, godbetert, vanuit de medina’s en steegjes in het Midden-Oosten, en de huiskamers van de mensen over wie het feitelijk gaat.
En dan ga ik het maar niet hebben over wat Hassnae’s broer Hafid eens treffend “de Marokrabbenmand” noemde, waar allesverzengende afgunst ervoor moet zorgen dat geen Marokkaanse Nederlander, die zijn of haar eigen pad kiest, daarvoor de lof krijgt die hij verdient.
Een Koffer vol Citroenen zal voor veel mensen ook wel weer een aanleiding zijn voor het projecteren van hun eigen bekrompen vooroordelen. Racisme, seksisme en afgunst zijn voor velen nou eenmaal onoverkomelijke hindernissen. Maar ik denk dat het boek bewijs is van hoezeer Hassnae constant wordt onderschat als schrijver en denker en als alles, eigenlijk. Ik heb het nota bene twee jaar lang in fragmenten gelezen, die dan weer werden herschreven en geredigeerd, daarna las ik twee keer het manuscript, ik wist dat het goed was, maar toen ik het boek gisteren las als gewone lezer, werd ik echt getroffen door de sublimiteit ervan. Ik vind het ontroerend, fascinerend en meeslepend en ik heb Hassnae er ook beter door leren kennen.
Marokkaanse koekjes
Het boek begint op Schiphol, waar Hassnae met haar familie is verzameld om haar moeder te begraven in Marokko. ‘Een kist met daarop groot de letters hc wordt in het vliegtuig geladen. hc. Human Cargo. Dat moet een vergissing zijn. Fatima Zahra Jellouli is geen menselijke vracht. Ze is mijn moeder. Onze moeder’. Al gauw dwalen haar gedachten af naar de luchthavens die zo bepalend zijn geweest in haar leven, maar ook dat van haar moeder en van de luchthaven van Casablanca in het bijzonder. Het is een film: ‘In die overgrote vissenkom die een vliegveld is, met de enorme ramen, de zon die dwars door het glas in je nek brandt, klinken de stemmen om me heen steeds verder weg. Alles voelt tegelijkertijd trager en sneller. Alsof de mensen zowel in slow motion langs me heen bewegen als versneld, zoals in een timelapse.’
In die luchthaven loopt ze langs een winkel met Marokkaanse zoetigheden: ‘ka’ab laghzaal, de gazellenhoorntjes gevuld met gemalen amandelen, briouats, goudbruine driehoekjes gevuld met amandel en gedrenkt in honing. De smaak van ka’ab laghzaal en briouats is heel Marokkaans, met die zoete amandelvulling en de karakteristieke smaak van oranjebloesemwater.’ De koekjes roepen een stroom van herinneringen op en Hassnae beseft: ‘In die vitrine liggen niet zomaar wat koekjes, hier ligt mijn identiteit.’
Daarmee is de kiem voor de hele rest gelegd. Een Koffer vol Citroenen is een Rube Goldberg-machine van herinneringen, waarbij elke herinnering een volgende baart, maar met een aantal constantes. Voedsel natuurlijk als belangrijkste. Het begint met die koekjes, maar er is geen bladzijde waar de zinnen niet worden geprikkeld door smaken en aroma’s: ka’ak-koekjes, briouats, gedrenkt in honing, ananascake, dadelkoek met havermout, rijstschotel met kip en tomaat, linzen met kaneel, warme msemen, stomende couscous, geurig warm brood met olijfolie, gehakt met komijn, de rijke harira die domineert tijdens de Ramadan. Koriander, voor Hassnae kostbaarder dan goud. O, en de citroenen uit de titel, natuurlijk. Er wordt deeg gekneed en in pannen en kommen geroerd, gebakken, gekookt, gepeld, geplukt, gehakt en gesneden dat het een aard heeft.
Bovennatuurlijke verschijnselen
Het heeft allemaal betekenis. Een suikerbrood, dat in Nederland volgens één van haar broers bij begrafenissen wordt gegeten, blijkt een heraut van de dood van Hassnae’s vader te zijn, net als de sinaasappelen in The Godfather onlosmakelijk met de dood verbonden zijn. Ik werd getroffen door de taart van haar moeder, de allerlaatste taart die ze heeft gebakken, en die door de familie met betraande ogen wordt gegeten. Ik moest denken aan David Lowery’s film A Ghost Story, waarin een rouwende vrouw zwijgend een hele taart opeet, een minutenlange, zwijgende scène die me ook enorm aangreep. En Itami Juzo’s hilarische Tanpopo, waarin een moeder sterft tijdens het eten en haar man hun kinderen jankend beveelt door te eten, omdat het de laatste maaltijd is die hun moeder voor ze heeft gemaakt.
Ik zei al dat het boek wemelt van de bovennatuurlijke verschijnselen. De dood kondigt zich aan in dromen en voorgevoelens, rampspoed wordt uitgelokt door dingen te ‘jinxen’, voor Hassnae een keiharde realiteit, kan ik u vertellen. Hoe vaak ik niet moet zwijgen over dingen om het lot niet te tarten. Na de dood van haar moeder zit haar huis vol geesten, iemand roept haar, blaast tegen haar wang. In een echt griezelige scène voelt ze een aanwezigheid in haar slaapkamer waar ze bang voor is.
Angst als bezwering
Haar angst om haar moeder te verliezen is tegelijk een bezwering. Zolang die angst er is, kan er niks gebeuren, denkt Hassnae. Maar er gebeurt wel wat. Haar moeder gaat dood. Ik weet zeker dat ze het boek nooit gelezen heeft, maar er gebeurt ook zoiets in Tranen der Acacia’s van Willem Frederik Hermans. De hoofdpersoon doet verzetswerk in de Tweede Wereldoorlog en is bang door de Duitsers te worden opgepakt maar, denkt hij, zolang hij bang is, gebeurt er niks. En nét als hij zichzelf door die gedachte heeft gerustgesteld, wordt hij opgepakt.
Ik had nooit gedacht dat iemands leven zo doorspekt kan zijn met literaire motieven, maar bij Hassnae is het echt zo. Ik zie het ook. Altijd als ze me iets vertelt, zie ik er een diepere betekenis in. Mijn eigen leven is een chaos, een onontwarbare kluwen, een grijze soep, een teringzooi. Ik zie ook nooit geesten, behalve laatst, maar dat was slaapverlamming. Hassnae’s leven is een klassieke roman.
Lachen met begrafenisondernemers
Ik zou nog lang door kunnen gaan, er zit zoveel in dit boek, maar dit stuk wordt te lang en ik wil het in elk geval nog hebben over één hoofdstuk dat volgens mij het summum van dit boek is. Hiermee toont Hassnae haar meesterlijkheid. Het is een knappe belanceer-act van tragedie en komedie, vaak langs de rand van slapstick scherend, perfect getimed, subliem geschreven met een filmische punchline die me het snot uit mijn neus deed schieten.
Het gaat over de verbijsterend amateuristische manier waarop de voorbereidingen voor de begrafenis van Hassnae’s moeder werd afgehandeld. Daarbij dienen zich twee islamitische begrafenisondernemers aan, een Turkse- en een Marokkaanse Nederlander, die pontificaal voor de rouwende nabestaanden met elkaar ruziemaken over wie deze opdracht krijgt, waarbij zo’n beetje elke fatsoensgrens wordt overschreden. Het zou woedendmakend zijn als Hassnae alles niet zo hilarisch had opgeschreven, als een Laurel & Hardy-film. Ze rekent er ook genadeloos in af met de hypocrisie van bepaalde moslims; ze doet het later nog een keer, als de begrafenis zelf beschreven wordt.
Een van de ondernemers vraagt vlak na zijn binnenkomst al of er ergens een plek is waar hij kan bidden. Dat ergert Hassnae, die zelf gelovig is. Ze schrijft: ‘Misschien is het wel een vorm van manspreading. In plaats van hun benen te spreiden en twee zitplaatsen in beslag te nemen, hangen ze hun religieuze geurvlag uit. Enerzijds pronken ze zo met hun vroomheid, anderzijds is het een al dan niet bewust signaal naar jou, de ander, die niet op tijd of helemaal niet bidt. Dat je zomaar wordt opgeslokt door een sterfgeval terwijl de klok het middaggebed slaat.’
Lompe lul
De andere ondernemer herhaalt bij elke schoffering dat ‘we zijn allemaal moslim’. Hij is een lompe lul die constant over geld zeurt en zijn eigen kneuterige beslommeringen voorrang geeft aan het immense verdriet van de familie die hij verondersteld wordt te dienen. Een totale amateur, die op Bluto uit Popeye lijkt. Na een lange reeks blunders en schofferingen geeft hij Hassnae en één van haar zussen twee houten bouten om de kist van hun moeder mee te sluiten, en dan komt het: ‘Hij kijkt er trots en triomfantelijk bij, alsof hij zojuist moeder weer tot leven heeft gewekt.’
Mensen aan het lachen maken, ik moet bekennen schaterlachen, om zoiets onbeschrijfelijk verdrietigs. Hassnae kan dat.
In dit land, waar islamkritiek een dreinende, monotone sleur van verongelijkt gezeur en hysterisch alarmisme is gebleven, kunnen bepaalde ‘schrijvers’ een voorbeeld nemen aan Hassnae, die tegelijk trouw blijft aan zichzelf en er bij de rotte appels genadeloos en met humor de zweep overheen haalt.
Een Koffer vol Citroenen, uitgeverij Ambo|Anthos, 200 pagina’s, € 20,99. Bestel het hier.
boeken, Peter Breedveld, 30.04.2022 @ 12:31