Een pooierverbod brengt sekswerkers van de regen in de drup
Roos Schippers
CDA-leider Sybrand Buma trok in het programma Buitenhof van leer tegen
prostitutie. Daarbij werd weer rijkelijk gestrooid met wilde cijfers rond
gedwongen prostitutie. Interviewer Paul Witteman vroeg of Buma de legalisering terug wilde draaien, waarop een ontwijkend antwoord volgde. Maar de kritische luisteraar hoorde hem flirten met het Zweedse model, waarbij zowel de klant als de sekswerker de wet overtreden.
Ook het pooierverbod donderde met de typische mimiek van Buma de huiskamer binnen. Er is iets mis met de term ‘pooierverbod’. Die is misleidend en suggereert dat de uitbuiter, de mensenhandelaar in de prostitutie vrij spel heeft, dat die als een vaste speler buiten de strafwet om wordt getolereerd in die duistere sector waarin ‘hoeren’ paraderen, ‘hoerenlopers’ misbruiken en ‘pooiers’ uitbuiten. Dat is het sprookjesachtige, ééndimensionale narratief van de misprijzende toeschouwer die seks voor geld sowieso bedenkelijk vindt.
Ik herinner me dat ik, toen Gert-Jan Segers van de ChristenUnie de term voor het eerst lanceerde, “chapeau” riep, ervan uitgaand dat de al lang strafbare uitbuiter eindelijk eens door een effectieve aanpak bij de lurven gegrepen zou worden. Sekswerkers hebben namelijk last van die strontvliegen rond hun sector.
Criminele pooiers
Het was op een congres met de naam ‘Een andere kijk op prostitutie’ waar Segers samen met jurist Peter Lemaire het pooierverbod introduceerde. Tegenwoordig noem ik het Segers’ Abolistenbal, naïeve zot die ik was.
Regelmatig wordt gesuggereerd dat de zelfbewuste ‘happy hooker‘ de criminele pooier koestert als onvervreemdbaar deel van haar wereld, hem met de mantel der liefde bedekt om haar nering uit de wind te houden, dat ze die criminele pooier zelfs zelf is. Zover strekt het wantrouwen wanneer zij haar beroep verdedigt en rechten claimt, zoals iedere andere beroepsgroep die kent, ondanks het feit dat ook dáár criminaliteit op de loer ligt.
Dat is hetzelfde als suggereren dat de branchevereniging van benzinepomphouders feestviert bij iedere overval van een tankstation, de overvaller bewierookt en elke bestrijding van die
vorm van criminaliteit hartstochtelijk weert.
Je kunt de bestrijding van misstanden in een beroepssector overdrijven. Dat doet de overheid door bovenop alle leden van die groep te gaan zitten, ze de adem te benemen vanwege de kolkende morele verontwaardiging over mogelijk onrecht, dat die leden wordt aangedaan. Dat is het geval in de sekswerkerssector. Daarbij worden de cijfers rond dat onrecht schromelijk overdreven op een manier die iedere verbeelding tart.
Mensenhandel
In 2000 werd in Nederland het bordeelverbod uit de strafwet geschrapt. In de volksmond ging dat de
legalisering van prostitutie heten, wat niet juist is. Het was toen niet verboden zich te prostitueren net zomin als het kopen van een seksuele dienst dat was. Het ging over de faciliteerder van prostitutie.
Dat betekende in de praktijk vooral de exploitant van al lang gedoogde bedrijven, die werk organiseerden voor sekswerkers, of aan hen werkruimte verhuurden. Het gedogen van pooiers werd toen ook geschrapt. Van oorsprong was de pooier de ingehuurde beschermer, de betaalde verlener van hand- en spandiensten. Maar gaandeweg had de pooier de betekenis gekregen van uitbuiter, dwangpleger. Die hoorde in de strafwet, en daarin kwam hij/zij ook, in het wetsartikel over mensenhandel, waarmee uitbuiting en dwang in onder meer de prostitutie kan worden vervolgd en bestraft.
Maar wat als er sprake is van een vriendschappelijke- of liefdesrelatie tussen de pooier en de sekswerker? Het pooierverbod raakt ook die relatie en maakt het strafbaar om partner van een sekswerker te zijn. Nu al is kostwinnerschap van de sekswerker niet getolereerd, leidt dat tot extreme argwaan van regulerende instanties en zelfs tot werkverboden.
Met het pooierverbod raakt dat geïnstitutionaliseerd. In de praktijk mag je als sekswerker geen partner hebben, omdat er partners zijn die sekswerkers uitbuiten. Raakt dat geen fundamenteel mensenrecht? De coalitiepartners die kortgeleden een regeerakkoord sloten, en daarmee de wens van Segers’ paradepaardje
honoreerden, vinden dat kennelijk niet.
Stigma leidt tot uitsluiting
Toen vorig jaar de Wet Regulering Prostitutie in de Tweede Kamer werd behandeld, haalde Segers’ paradepaardje het niet omdat de wet al zat mogelijkheden biedt om criminele pooiers aan te pakken.
Een probleem waar sekswerkers echt last van hebben is stigmatisering. Het negatieve beeld van de branche, dat is gebaseerd op stereotypering, leidt tot uitsluiting van sekswerkers. Bijvoorbeeld als hen de toegankelijkheid tot gewone faciliteiten en dienstverlening wordt ontzegd. Of als ze een andere woning willen, een verzekering willen afsluiten of een zakelijk krediet. Vaak biedt het grijze of zwarte circuit uitkomst. Daardoor zijn sekswerkers afhankelijk van louche organisaties die woekerprijzen hanteren. Dát is nou uitbuiting.
Zo’n anderhalf jaar geleden organiseerde de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan met de toenmalige minister Van der Steur van Veiligheid en Justitie een overleg tussen de sector en het bank- en verzekeringswezen om te werken aan het doorbreken van die impasse door stigmatisering. Dat was een actieve bijdrage aan de bestrijding van criminaliteit en kwetsbaarheid van sekswerkers, dat kan je van het middeleeuwse pooierverbod uit het brein van Gert-Jan Segers en Peter Lemaire niet zeggen. Die trappen sekswerkers alleen maar verder de modder in.
Mannelijke sekswerkers
Alle maatregelen die bijdragen aan de stigmatisering van sekswerkers werken uiteindelijk contraproductief. Dat wil zeggen, wanneer het je gaat om hulp aan de slachtoffers van uitbuiting, niet als het je doel is sekswerk te bestrijden omdat dat je moreel niet aanstaat.
Overigens heb ik het steeds over vrouwelijke sekswerkers omdat het prostitutiedebat zich daartoe heeft verengd. In de heuse werkelijkheid geldt mijn verhaal ook voor mannelijke en transgender sekswerkers.
Roos Schippers is sekswerker en activist.
Roos Schippers, 07.03.2018 @ 09:18