Een Japanse Don Juan
Peter Breedveld
Ik weet niet meer wie het was, die schreef dat hij geen tijd had om gedichten te lezen, maar dat geldt ook voor mij. Boeken van duizend bladzijden zijn geen probleem voor mij, maar gedichten zijn me teveel werk, met te vaak te weinig opbrengst.
Er zijn gedichten die me aanspreken, zeker, bijvoorbeeld van Slauerhoff: “Nooit wordt zo’n plompe boerenkop gesneld”. Bepaalde regels vind ik erg mooi: “Schoonheid, schoonheid heeft haar gezicht verbrand” en een beeld dat me altijd aangesproken heeft, komt uit een liedje van Bowie: “It’s too, too high a price, to drink rotting wine from your hands.”
Maar meestal vind ik gedichten pretentieuze rebussen, academische snoeverij. Byron, Shelley, ik heb er weinig mee. Op school moesten we Awater van Martinus Nijhoff ontleden. Al die mysterieuze verwijzingen en cryptische raadsels en uiteindelijk bleek het over een dagdromend burgermannetje te gaan.
Beschrijvingen van de natuur
Ik heb evenwel een zwak gekregen voor Japanse poëzie uit de Heian-tijd (794-1185), de tijd van voor de samurai, een relatief vreedzame tijd van grote verfijning. In aristocratische kringen, uiteraard. Hoe de boeren en handwerkers eraan toe waren, daar weet ik eigenlijk weinig van.
Ik besprak al eerder de literaire klassiekers Genji Monogatari en The Pillow Book, over het leven aan het keizerlijke hof in die tijd, waarin mensen elkaar korte gedichten stuurden om elkaar door middel van beschrijvingen van de natuur deelgenoot te maken van hun gevoelens.
Die gedichten waren niet heel hoogdravend, maar vooral heel spitsvondig en bijzonder elegant. Waar Japanners heel erg dol op waren, en nog steeds zijn, zijn woordspelingen. Omdat het Japans barst van de homoniemen, woorden die hetzelfde klinken maar verschillende betekenissen hebben, kun je twee of meer verschillende dingen zeggen met één woord of zinsnede.
“Shiranami”, bijvoorbeeld, betekent zowel “witte golven” als “weet je niet”. Dat moet je in het Nederlands vertalen als “Weet je dan niet dat (…) aan deze wit golvende kust…”, terwijl dat in het Japans allemaal in dat ene woord besloten zit.
Zeewier knabbelen
Eigenlijk onvertaalbaar, dus. Je krijgt iets heel anders als je die gedichten probeert over te zetten in het Nederlands of, zoals in het geval van The Tales of Ise, die ik als Penguin Classic las, het Engels. Vertaler Peter MacMillan weet sfeer en geest van de meer dan 125 gedichten in het boek treffend weer te geven, maar hij moet zich behelpen met de Engelse taal, waardoor hij het compacte Japans uit elkaar moet trekken, zodat het resultaat toch een wat onbeholpen versie van het origineel wordt. Neem het woord “mekuwaseyo”, dat zowel “laat me knabbelen aan zeewier” betekent als “laten we blikken uitwisselen”. In het Japans stelt de dichter aan een non voor, waarbij hij een woord gebruikt dat zowel “treurende non” als “vissersvrouw” betekent, om hem aan wat zeewier te laten knabbelen, ofwel blikken uit te wisselen, te flirten. MacMillan heeft daarvan gemaakt: “Give me a wink, and a nibble of ‘see-weed’”. Alle nuance is eruit. Het lijkt nu op die “wink-wink, nudge-nudge”-grap van Monty Python.
Niet de schuld van MacMillan, het verschil tussen Japans en Engels is simpelweg te groot. Het Japans leent zich voor ambivalentie, waar de hele Japanse cultuur van vergeven is, het Engels veel minder.
Japanse Don Juan
The Tales of Ise, ofwel Ise Monogatari, bestaat uit 125 korte verhalen die elk een of meer gedichten bevatten, waarvan de meeste worden toegeschreven aan Ariwara no Narihira (825-880), een uitzonderlijk getalenteerde dichter en tevens een Don Juan avant la lettre, die heel wat vrouwen het hof maakte, inclusief, naar verluidt, de vrouw van de keizer en een priesteres die geacht werd het celibaat te eerbiedigen, namelijk de priesteres van de schrijn van Ise, waar het boek zijn titel aan ontleent. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het hoofdpersonage in de Genji Monogatari is gebaseerd op deze Narihira.
De verhalen en gedichten, eigenlijk zijn het gedichten met een introductie en een afsluitend commentaar, vertellen het leven van Narahira, die nooit bij naam genoemd wordt maar altijd wordt aangeduid als “een zekere man”. The Tales of Ise pretendeert niet een waarheidsgetrouwe biografie te zijn, maar is gebaseerd op het leven van Narihira, of eigenlijk vooral zijn reputatie. De verhalen gaan lang niet allemaal over zijn romance met de priesteres van Ise, die vormt slechts een klein deel van het geheel.
Wat het boek zo vreselijk de moeite waard maakt, naast de elegante gedichten, is het inzicht dat het de lezer verschaft in het leven aan het Japanse hof, de normen en waarden, de seksuele mores, genderrollen en alles. Monogamie was bijvoorbeeld duidelijk niet de norm. Zowel mannen als vrouwen hadden meerdere partners en een huwelijk was niet voor eeuwig. Werd een echtgenoot door de keizer naar een ver oord gezonden, dan kon het gebeuren dat hij, als hij drie jaar later weer terug naar huis kwam, een andere man in het bed van zijn vrouw aantrof en daardoor weliswaar onaangenaam getroffen was, maar dat ook wel weer begreep vanwege zijn lange afwezigheid.
Erotische ondertoon
Vrouwen waren in die tijd zeker geen weerloze prooi voor mannen. Narihira krijgt in verschillende verhalen het deksel op zijn neus. “Zeg, waarde klimplant”, schrijft een vrouw hem in reactie op zijn toenaderingspogingen: “jij kruipt tegen zoveel bomen op dat ik het niet echt als een compliment beschouw als je zegt dat je nog steeds van mij houdt”. Aan een andere vrouw schrijft hij dat hij wenste dat hij een briesje was, zodat hij door een spleet haar kamer binnen kon waaien. “Zelfs al was je een briesje”, antwoordt zij, “wie zou jou toestemming geven bij mij binnen te komen waaien?”
Ook staan er in The Tales of Ise gedichten over de vriendschap tussen mannen met een expliciet erotische ondertoon, en gedichten waarvan niet zeker is of het object van de liefde een man of een vrouw is.
Zoals gezegd, ambivalentie is de kurk waarop de Japanse cultuur drijft. Alles is zowel het één als het ander, met liefst nog een derde mogelijkheid erbij en niks blijft, alles verandert en transformeert.
Je kunt de vertaalde gedichten gewoon lezen en je vermaken met de suggestieve, elegante beeldspraak. Je haalt er meer uit als je de toelichtingen van MacMillan leest, achterin het boek. Hij geeft context en mogelijke andere interpretaties van andere vertalers. Voor wie Japans leert, zijn er ook nog de geromaniseerde transcripties van de originele gedichten, nog verder achterin.
boeken, Peter Breedveld, 03.08.2023 @ 07:32