Economie van het lijden
Johannes Bongers
Illustratie: Yudori.
Lijden is geen exclusieve ervaring van het individu, maar een gedeeld principe waarin religies, staten en beschavingen hun zelfbeeld vormen. In het christendom staat het lijden centraal: Christus’ kruisiging als ultiem offer voor de mensheid. Daarmee is het lijden niet alleen een verlossingsleer geworden, maar ook een spiegel: wie lijdt, wordt mens. Het christendom maakt van lijden een universeel herkenningspunt.
In het boeddhisme is lijden de eerste waarheid. Prins Siddhartha verlaat zijn paleis niet uit morele overtuiging, maar uit confrontatie met ouderdom, ziekte en dood. Zijn verlichting is een oefening in het loslaten van gehechtheid aan dit lijden — niet door het te bestrijden, maar door de identificatie ermee te doorbreken. De Boeddha bekeek het lijden niet als iets heiligs, maar als een feit. Er is lijden, en er is een weg om het te verzachten — niet via offer, maar via loslaten. Het is geen kapitaal, geen eigendom. Het is een innerlijke toegang tot rust.
Ook het joodse volk draagt een diepe verankering van lijden in zich, na eeuwen van uitsluiting, pogroms en uiteindelijk de Holocaust. In dit lijden heeft zich een collectieve identiteit gevormd, niet als slachtoffer, maar als volk dat zich door geschiedenis heen heeft weten te handhaven ondanks onmetelijk verlies. Dat lijden is werkelijk, doorleefd, onvervreemdbaar.
Christelijk schuldgevoel
Toch is juist dat punt cruciaal: wanneer lijden identiteitsdragend wordt, wordt het ook politiek inzetbaar. Want wie werkelijk lijdt, kan moreel niet als dader worden gezien. Dit lijkt ethisch zuiver, maar blijkt historisch onhoudbaar. Slachtoffers kunnen daders worden, zodra lijden een recht wordt — een recht op land, op veiligheid, op geweld.
En precies daar schuurt de moderne werkelijkheid. Israël, als politieke en territoriale realiteit, is ontstaan uit het christelijke schuldgevoel over eeuwenlange vervolging van Joden in Europa. De Shoah was geen islamitisch of Afrikaans project — het was Europees christendom in zijn diepste ineenstorting. Israël is dan ook geen zuiver joods project, maar ook een product van christelijk lijden, omgezet in geopolitiek. De staat Israël is, historisch gezien, mede voortgebracht door Duitsland en Europa — door wat het christendom zichzelf moest vergeven.
Herinnering en verlossing
De Verenigde Staten hebben dit lijden geïnternaliseerd. Als erfgenaam van zowel christelijke als liberale ideologieën hebben zij zichzelf uitgeroepen tot bewaker van herinnering en verlossing. Maar hun eigen geschiedenis — de genocide van de eigen inheemse bevolking, slavernij, imperialisme — blijft onverteerd. En dus projecteren ze redding naar buiten. Tot voor kort ‘brachten ze vrede, beschermden democratie, bestreden het kwaad’ — telkens vanuit een positie van zelfrechtvaardiging. Ook zij hebben hun eigen genocide, maar kunnen die alleen verwerken door hem elders te herhalen.
Daarmee ontstaat een circulatie van lijden. Een economie. Er moet altijd een tekort zijn, altijd een ander die niet gered wordt. Want als de keten van het lijden stopt, stopt de legitimatie, en kan niet worden uitgewisseld. Dan valt het verhaal uit elkaar, want lijden is een valuta.
Lijden in Gaza
En de islam? De islam kent geen universele, gecanoniseerde lijdensfiguur. In de sjiitische traditie wordt Husayn herdacht, in de mystiek wordt lijden gelieerd aan liefde, maar in de globale islamitische representatie ontbreekt een centrale figuur die het lijden collectief draagt. Geen Jezus, geen Holocaust, geen Boeddha in pijn. Daarmee speelt de islam geen rol in het mondiale pokerspel van lijdenskapitaal. Zij kan niets inzetten. Geen historisch erkend trauma, geen religieuze icoon van slachtofferschap, geen toegang tot de circulatie van morele erkenning. En juist daarom wordt het islamitische lichaam in pijn niet gezien als spiegel, maar als storing. Wanneer het dan tóch zichtbaar wordt — zoals in Gaza — is het lijden ondraaglijk, niet omdat het groter is, maar omdat het niet bemiddeld is. Het staat frontaal naakt.
In deze stoelendans is Gaza het eindpunt geworden. Hier is geen religieuze verklaring meer mogelijk, geen westers excuus, geen ethisch evenwicht. Het lijden van de Palestijnen heeft geen icoon, geen mythe, geen verlossingsstructuur — alleen ruïnes, namen, levenloze lichamen. En juist daarom wordt het ondraaglijk. Gaza is de plek waar de economie van het lijden zichzelf onthult: er is niemand meer om het lijden aan toe te wijzen, behalve aan degenen die weigeren het te zien.
Eigen Messias
In sommige religies is het lijden een weg. In andere een spiegel. In Gaza is het lijden geen pad en geen beeld, maar een leegte. En die leegte weerspiegelt niet alleen Israël, maar het hele Westen — het christendom, de Verlichting, de liberale orde, de humanitaire instellingen. Want dit lijden werd mogelijk gemaakt door een beschaving die haar eigen Messias aanvaardde — vaak ten koste van alles — maar van de boodschap niets wilde leren.
Nu worden degenen die aan deze leegte een stem geven in de VS vervolgd — of bestreden in de Nederlandse politiek — omdat ze in het openbaren van dit lijden, het lijden van de agressor zouden ontkennen. Zolang dit valutaverschil in lijden overeind blijft, een ander noemt het racisme, zal er aan het lijden van de Palestijnen geen einde komen.
Johannes Bongers is kunstenaar-onderzoeker bij Boolean Works (sinds 1991). Hij werkt op het snijvlak van kunst, filosofie en politiek. Oprichter van o.a. technotlogy.com, sooos.org, en andsterdam.nl.
Johannes Bongers, 28.04.2025 @ 04:03