De verhalen van Karel Čapek zitten Milan Hulsing als gegoten
Peter Breedveld
Vijf jaar geleden alweer schreef ik een enthousiaste recensie van Milan Hulsings De Smokkelaar (strak verhaal, prachtig getekend, bulkend van de sfeer). Niet lang daarna verscheen een nieuw boek van hem, Spaans Rood, dat ik wel heb gekocht, maar vergeten ben te lezen. Ik koop gewoon teveel boeken.
Onlangs kwam Voetsporen uit, dat ik wel meteen heb gelezen. Voetsporen bevat vijf verhalen van de Tsjechische schrijver Karel Čapek, de uitvinder van het woord ‘robot’. Ik zie wel wat Čapeks aantrekkingskracht op Hulsing is. Zijn verhalen zijn surrealistisch en absurdistisch met een wrange humor die Hulsings verhalen ook kenmerkt. Ze zitten Hulsing als gegoten.
Ik heb Čapek nooit gelezen, dus kan niet bepalen wat in Voetsporen precies Čapek is en wat Hulsing, afgezien van zijn tekeningen natuurlijk. Maar ik herken wel typische Hulsing-trekjes. De wat archaïsche, stroeve jongensboekentaal, bijvoorbeeld. Hulsing houdt van die gekunstelde dialogen zoals in strips uit de jaren 50: “Kijk eens aan”; “Ik zal haar rijkelijk belonen”; “Wij oudjes gingen die snotneuzen eens laten zien wat tactiek is”.
Geboetseerde tekeningen
Kenmerkend zijn ook Hulsings tekeningen. Hulsing is lange tijd meer een illustrator dan een striptekenaar geweest. “Mooi om aan de muur te hangen maar minder goed te lezen”, of iets van die strekking zei een oudere collega van Hulsing er vele jaren geleden eens over.
In het vertellen van verhalen met tekeningen is Hulsing sindsdien zeer bedreven geworden. Zijn sequenties hebben een zeer filmische kwaliteit met een geraffineerde afwisseling van panorama’s, medium-shots en close-ups, het tempo zit er goed in. Elk plaatje stuwt je naar het volgende. Het leest heel erg lekker.
Maar het tekenwerk an sich blijft kunstzinnig en experimenteel. De verhalen in Voetsporen zijn allemaal in vlekkerige sepiakleuren getekend. Digitaal “geboetseerd”, las ik in een artikel in de Volkskrant. Ik moet zeggen dat ik die vlekken heel soms moeilijk te ontcijferen vind, maar over het algemeen is het resultaat fantastisch. De tekeningen bulken weer van de sfeer.
Ik vind het vooral werken in de verhalen waarin de personages zich door schaars verlichte gangen en kamers bewegen, of door besneeuwde straten. Prachtige clair-obscurs zie je dan. In het zomerse verhaal De Blauwe Chrysant werkt het minder, al geeft Hulsing die tekeningen wel veel meer licht (en Hulsing is fantastisch met licht). Maar bruingrijze tinten geven alles een bepaalde somberheid en dat past De Blauwe Chrysant minder, vind ik. Al gaat dit grappige verhaal, over een kinderlijke vrouw die zeldzame blauwe chrysanten plukt op een plek die zelfs botanici niet weten te vinden, uiteindelijk wel over de verstikkende regels waarmee mensen zichzelf en anderen belemmeren, dat begrijp ik wel.
Mysteries
De hoofdpersonen in de andere verhalen zijn allemaal op hun manier gevangen in hun eigen tekortkomingen. In Een Poging Tot Moord vindt een man, op wie door een onbekende een aanslag is gepleegd, dat hij die eigenlijk best heeft verdiend. Oplatka’s Einde gaat over de klopjacht op een seriemoordenaar die niet per se wreder en moordlustiger is dan degenen die op hem jagen. In Het Verhaal van de Dirigent lukt het een man, die in symbolen denkt en praat, niet om de politie duidelijk te maken dat hij getuige was van een moord en in het heerlijk winterse titelverhaal raakt een man geobsedeerd door voetsporen in de sneeuw die zomaar ergens ophouden, alsof er iemand vanaf die plek is opgestegen.
In dat laatste verhaal wordt een politieman opgevoerd die vrije mensen als mysteries ziet en om die reden oninteressant voor hem. “Waarom? Omdat ze buiten ons bereik zijn”, zegt hij. Dat lijkt me het thema van alle verhalen in dit boek, hoe irritant mensen zijn op wie de autoriteiten geen grip hebben.
boeken, Peter Breedveld, Strips, 16.02.2025 @ 11:10