De tikkende tijdbom van politieke intimidatie
Werner de Gruijter
De complottheorieën en intimidatie van bestuurders zijn onlosmakelijk verbonden met een problematische bestuurscultuur waarin manipulatie van informatie, omwille van het eigen imago of voorgestelde maatregelen, de boventoon voert ten koste van het algemene belang. Het AIVD-rapport ‘Anti-institutioneel extremisme in Nederland’ (2023) verwijst hierbij slechts oppervlakkig naar het tijdperk van de Rutte-kabinetten, terwijl de diepere oorzaken van deze verontrustende bestuurscultuur verder teruggaan.
De virulente aanwezigheid van complottheorieën over een kwaadaardige bestuurlijke elite die het slecht met de burger voorheeft, en de gelijktijdig toenemende intimidatie van politici vanuit de samenleving, vormen als het ware de kanarie in de kolenmijn die erop wijst dat er iets mis is met het vertrouwen tussen bestuur en bevolking. Het afgelopen jaar verdubbelde het aantal meldingen van intimidatie bij het Team Bedreigde Politici van de Haagse politie. Voor wie een democratisch hart heeft, zijn dergelijke ontwikkelingen zorgwekkend.
Gebrekkige overheidscommunicatie
Ook de veiligheidsdienst AIVD maakt zich hierover zorgen, zoals blijkt uit een recent gepubliceerd rapport genaamd ‘Anti-institutioneel extremisme in Nederland’. In dit rapport werden verschillende motieven genoemd, zoals de inclusiviteit en wendbaarheid van de beweging, of de behoefte aan een gezamenlijke vijand in tijden van onzekerheid. Toch bleef een andere oorzaak, namelijk het daadwerkelijke overheidshandelen en de manier waarop dit wordt gecommuniceerd (of eigenlijk het gebrek daaraan), slechts oppervlakkig besproken. Het is echter noodzakelijk om de diepere wortels van dit probleem te doorgronden.
Denk bij gebrekkige overheidscommunicatie in dit verband aan de Toeslagenaffaire, de problemen met de gaswinning in Groningen, de stikstofcrisis of aan een premier Mark Rutte die berichten uit zijn telefoon wist. Kortom, denk aan de symbolen van de huidige bestuurscultuur waarin het manipuleren en beïnvloeden van de publieke opinie de boventoon voeren, met vaak als doel het imago van betreffende politici of beleidsmaatregelen te verbeteren, ongeacht of deze maatregelen echt in het belang van de bevolking zijn. Want die rancune, gericht op de bestuurders (hoe verdraaid en losgezongen deze soms ook mag zijn), komt niet zomaar uit de lucht vallen.
Het AIVD-rapport kijkt echter niet verder terug in de analyse dan de periode van de kabinetten Rutte. Wie echter naar het handelen van deze managementstijl kabinetten kijkt, waarbij de premier nota bene prat ging op het gebrek aan eigen visie, ziet dat de ingezette bestuurscultuur al eerder vorm kreeg.
There is no such thing as society
De desintegratie van de band tussen bestuur en grote delen van de bevolking kreeg al eerder gestalte. Ongeveer 40 jaar geleden werd, onder leiding van de Amerikaanse president Ronald Reagan en de Britse premier Margaret Thatcher, een koers uitgezet waarvan achteraf geconcludeerd kan worden dat de genomen maatregelen hebben bijgedragen aan een algeheel wantrouwen. Zij introduceerden samen het idee van de ‘brave new’ neoliberale wereld in de politieke arena, waarin het goede leven voortaan beleidsmatig werd gezocht in waarden als competitie, efficiëntie, financialisering, globalisering en ga zo verder; met als voornaamste waarde waarvoor alles en iedereen moest wijken (inclusief de mens en zijn gemeenschap zelf), namelijk: hebzucht.
Voor Margaret Thatcher ging het eigen belang boven het algemene belang, of zoals ze het zelf verwoordde:
“…Er bestaat niet zoiets als een samenleving. Er zijn individuele mannen en vrouwen en er zijn gezinnen, en geen enkele regering kan iets doen, behalve via mensen, en mensen richten zich eerst op zichzelf.”
In zijn boek ´The Collapse of Globalism´ verhaalt de Canadese historicus John Ralston Saul over de talrijke beloften waarmee dit gedachtegoed aan de bevolking werd verkocht, nog voordat diezelfde bevolking deze waarden zou gaan internaliseren. Beloofd werd bijvoorbeeld dat in een samenleving, gebaseerd op deze waarden, de prijzen van consumptiegoederen als vanzelf zouden dalen, omdat markten nu eenmaal ‘efficiënter’ zouden werken. Beloofd werd zelfs dat de markten, ontdaan van nationale belangen en beperkende regels, langzaam een internationale economische balans tot stand zouden brengen waarmee ‘het einde van de geschiedenis’ werd bereikt – ofwel, voortaan geen oorlogen meer, omdat wereldwijde handel landen wederzijds afhankelijk zou maken. Beloofd werd ook dat de wereldwijde markten welvaart zouden brengen, de economische getijdestroom die ontlokt zou worden elk bootje zou doen liften, de armen zouden zich gaan emanciperen – de toekomst, zo werd gezegd, lag dus niet bij de soevereiniteit van (democratisch geleide) landen, maar juist in het bevrijden van de zoveel mogelijk internationaal werkende markten.
Superrijken
De grootste verdienste van Margaret Thatcher en haar medestanders (althans, zoals ze later ook zelf zou beweren) was dat ze met hun gedachtegoed centrum-linkse partijen zoals Labour in het Verenigd Koninkrijk (en de PvdA in Nederland) wisten te overtuigen van een beleidskoers waarmee ze uiteindelijk probeerden 19e-eeuwse klassenverhoudingen te ‘restaureren’.
En inderdaad, terugkijkend na 40 jaar blijkt dat verhoudingsgewijs de grootste winnaars de superrijken zijn geweest – net als in de 19e eeuw, nog voordat de arbeiders zich begonnen te organiseren tenminste. De rest – en dan vooral de middenklassen – bleek, in tegenstelling tot wat allemaal beloofd was, het slachtoffer.
Zo verplaatsten de politieke en economische bestuurders de (maak)industrie, waar de gewone man tot diep in de jaren 80 mede afhankelijk van was, omwille van lagere lonen naar Azië; de economie moest nu meer draaien om het aangaan van schulden dan om het zelf maken van producten. Daarnaast beteugelden de bestuurders de macht van vakbonden. Ook verkleinden ze de invloed van het nationale, democratisch gekozen parlement door internationale handelsverdragen en -instituten, waardoor de economie als geheel minder democratisch werd georganiseerd (wat veel mensen een hulpeloos gevoel geeft).
Roekeloze koorddanser
Macht vloeide weg naar een anoniem, wereldwijd financieel systeem dat als een roekeloze koorddanser de risico’s van lenen structureel bleek te onderschatten. Dit leidde tot herhaalde financiële crises (waarvan die van 2008 de grootste was van de afgelopen 80 jaar!), waarop centrale banken tot voor kort reageerden met het verlagen van de rente, wat weer een nieuwe golf van leningen stimuleerde en onbewust de weg bereidde voor een nog grotere financiële crash.
De superrijken profiteren op verschillende manieren; onder andere doordat goedkoop krediet leidt tot stijgingen van huizenprijzen, kunstobjecten, aandelenkoersen en andere vermogensbezittingen. Daarbij, in lijn met de bevindingen van de Franse econoom Thomas Piketty, vermenigvuldigt vermogen zich in tegenstelling tot het inkomen uit arbeid exponentieel sneller door jaar op jaar rente, dividend en kapitaalwinsten. Bovendien doordat overheden belastingontwijking faciliteren en daarnaast ervoor zorgen, wanneer het misgaat, dat de miljardenverliezen in de financiële sector of multinationale bedrijven worden afgewenteld op de gewone man; steevast onder het door politici gecultiveerde valse voorwendsel dat teveel overheidsuitgaven de hoofdschuldigen zouden zijn van de dan ontstane crisis.
Ook in Nederland
Als het om de verbreiding van dit neoliberale gedachtegoed gaat, speelt Nederland een van de hoofdrollen; internationaal, bijvoorbeeld door te pleiten voor vrijwaring van het aanpakken van belastingparadijzen. Nationaal, door bijvoorbeeld relatief gezien meer te bezuinigen op de publieke sector in de jaren na de grote crisis van 2008, dan in de ons omringende landen, zonder dat dit, volgens gerenommeerde instituten zoals het CPB, IMF en OESO, leidde tot enig positief effect op onze economie. Integendeel, het zorgde ervoor dat, terwijl in de omringende landen de economische activiteit alweer toenam, onze crisis werd verlengd. Maar dit neoliberaal geïnspireerde bezuinigingsbeleid en het desastreuze resultaat werd zo niet aan de Nederlandse kiezer verteld, en over het internationaal uitdragen van neoliberaal gedachtegoed wordt binnenlands eveneens verzwegen.
Uit recent interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) in opdracht van het demissionaire kabinet, blijkt verder dat de Nederlandse politiek vermogende Nederlanders op allerlei manieren al jaren fiscaal heeft bevoordeeld ten opzichte van Nederlanders zonder vermogen, zoals onder andere op het gebied van de erf- of schenkbelasting. Volgens gegevens van het CBS ontvingen mede hierdoor de mensen die louter afhankelijk zijn van hun inkomen in 2019 een aanzienlijk kleiner deel van het bbp dan de degenen in 1975 in tegenstelling tot de mensen die afhankelijk zijn van hun vermogen; op het niveau zou van 1975 zou een gemiddelde werknemer nu ca. 3.972 euro per jaar meer verdienen.
Bovendien hebben superrijken meer middelen om zich te laten adviseren over gunstige belastingconstructies. Met als gevolg dat er op dit moment in onze samenleving letterlijk twee groepen ontstaan: zij die belasting betalen en zij die door slimme constructies nauwelijks belasting hoeven te betalen. Wat dat op den duur met de belastingmoraal zal doen, laat zich raden…
Aantasting van het rechtsgevoel
Punt is in ieder geval dat in een tijdperk waarin door gericht beleid economische ongelijkheid heerst, dit leidt tot een aanzienlijk machtsverschil tussen de zeer welgestelden en de overige bevolking, waardoor het fundamentele recht op gelijke behandeling (zoals verankerd in artikel 1 van de Nederlandse grondwet) op den duur in gevaar komt.
Deze tweedeling in de samenleving is (ruim voor de kabinetten van Mark Rutte) dus mede mogelijk gemaakt door zowel centrum-linkse als centrum-rechtse Nederlandse politici, die aan de knoppen draaiden en daarbij bepaald niet integer communiceerden over hun tweespalt zaaiend handelen en bovendien moeilijke beslissingen door schoven. Grote delen van de bevolking ondervinden daar inmiddels de lasten van.
Tel daarbij bovendien op dat het intuïtief aanvoelen van misleiding en verdraaiing, weinig te maken heeft met opleidingsniveau, evenals het doorzien van het gebrek aan dappere politici die in het politieke midden deze diepgewortelde problemen durven aankaarten. Plus daarbij de veelheid aan snelle veranderingen en affaires in deze crisisvolle wereld; en tot slot nog het voortsudderende, versterkende effect in de online echokamers gevuld met ongerichte maatschappelijke woede…
…en plots wordt de situatie van vorig jaar een stuk begrijpelijker, waarin een man met een brandende fakkel voor het huis van D66-leider Sigrid Kaag stond; het bleek een aanhanger van complottheorieën rondom een ‘kwaadaardige elite’ die de bevolking zou willen knechten. In datzelfde jaar werd er ook een poging tot een moordaanslag ondernomen op de inmiddels demissionaire premier Mark Rutte onder soortgelijke voorwendselen, die gelukkig kon worden verijdeld.
Hoe moet het dan wel
Dat het allemaal ook anders kan, bewijst onder andere de Amerikaanse schrijver Robert Greenleaf in zijn boek “The Servant Leader”. Hierin wordt verwezen naar de radiotoespraak van ongeveer een halfuur, in 1933, van de Amerikaanse president heeft Franklin Delano Roosevelt. Geen oppervlakkigheid, geen uitstel en vooral geen verdraaiing om de dingen mooier te maken dan ze zijn – maar desondanks bevattelijk, harde waarheden vertellend aan een volwassen publiek.
Aan iedereen die het horen wilde, legde Roosevelt toen uit hoe de moderne banksector werkte. Hij probeerde begrijpelijk te maken waarom de banken destijds gesloten moesten worden en waarom mensen hun geld niet konden opnemen. Ook vertelde hij hoe dit de banken zou helpen om hun financiële stabiliteit te herstellen, en dat tijd nodig was om te bepalen welke specifieke hulp elke bank nodig had. Bovendien, en dat is interessant, benadrukte hij ook dat de beeldvorming die de bevolking zelf heeft van de financiële sector een rol speelt in het succes of falen van een eerlijker banksysteem. Kortom, hier was geen sprake van management, maar van moreel, dienstbaar leiderschap.
Tegen de tijd dat hij klaar was, wisten mensen niet alleen de grondbeginselen van het moderne bankwezen, maar ze voelden zich ook persoonlijk verantwoordelijk voor de gezondheid ervan. Toevallig of niet, destijds was de drempel om roekeloze bankiers, investeerders of fiscalisten in de gevangenis te doen eindigen, veel lager dan tegenwoordig het geval is…
Werner de Gruijter (1976, Winterswijk) psycholoog en docent sociale wetenschappen op de Hogeschool van Amsterdam.
Werner de Gruijter, 28.07.2023 @ 09:48