De teloorgang van het zien
René Süss
Illustratie: Henri Gerbault
Het verhaal van Mattan Tora – de gave van de Tora – aan Mosjee in hoofdstuk 19 en 20 van het boek Exodus is ongetwijfeld één van hoogtepunten van de vertelkunst in de Hebreeuwse bijbel.
Hoe moeten we ons die beroemde scène voorstellen? Zou er werkelijk ooit een mannetje genaamd Mosjee geweest zijn dat het steile roodgranieten, rokende bergmassief van de Sinaj is opgeklommen om er de beide tafelen van JHWH te ontvangen en voor ons naar beneden te brengen? Een al te naieve gedachte, lijkt me.
Kinderen Israëls
Maar wie ooit als de kinderen Israëls dit gebergte met een hoogte van tussen de 1500 en 2600 meter vanuit het dal zag opdoemen, kan zich voorstellen hoe er verhalen omheen zijn geweven. Vermoedelijk, ja hoogstwaarschijnlijk, werden die gedurende de ballingschap in Babylon op schrift gesteld op basis van oude overleveringen. Zo kwamen ze terecht in de voor ons gezaghebbende heilige Schrift en vormen ze tot op deze dag als de Tora een bron van inspiratie.
Eens functioneerden ze vooral als bemoediging: zoals ooit onze voorouders Mitsrajiem, het land van de knechtschap, Egypte, ontvluchtten, zo zullen wij dit Babylon, het ons vreemde land ontvluchten: ooit. En wellicht vierden ze toen al de seider in een bepaalde, vroege vorm.
Als liedjes van verlangen dus waarin de Tora werd bezongen, zo stel ik mij voor, functioneerden deze teksten. En het is heel goed mogelijk dat ze in de mond zijn gelegd van ene Mosjee, een man met kennelijk groot gezag in de gemeenschap van de kinderen Israëls.
Zintuigelijke waarnemingen
Als de G(g)eest inderdaad de buitenkant bemint, zijn wij aangewezen op onze zintuigen om die buitenkant te exploreren. Zo overbruggen we in diezelfde Geest, die ons leidt, de eeuwen.
Nadat in Exodus 20:1-17 de tien woorden hebben geklonken, horen we in vers 18:
‘En heel het volk, zij zagen
de onderslagen,
de bliksems,
het geluid van de sjofar,
de rokende berg.
Het volk zag het
en ze deinsden terug
en stonden van verre.’
Wat opvalt is het gebrek aan precisie ten aanzien van de zintuigelijke waarnemingen, waarvan hier sprake is. De schrijver lijkt zich er niet aan te storen en schrijft tot tweemaal toe: ‘het volk, zij zagen’ (ro’iem et ha kolot’). Maar hoe zie je donderslagen, het geluid van de sjofar en de geur van de rokende berg?
Openbaring van een tekst
Dat kan alleen als je het zien ‘letterlijk’ neemt: het betekent dat de openbaring, de openbaring van een tekst is en dat die tekst uit consonanten bestaat, die je in feite niet kunt lezen, niet ten gehore kunt brengen. Wij hebben niet meer in handen dan de verschriftelijking van het ooit gehoorde. Wij zien de letters en horen vervolgens de woorden. Een eerste conclusie.
Zonder er een probleem van te maken, worden dus alle zintuiglijke waarnemingen door de schrijver samengevat onder de ene noemer van het zien. En dit zien heeft duidelijk, en bedoeld, lijkt mij, het primaat. De ooggetuige is de primaire getuige. Een – tweede – conclusie van verstrekkende betekenis!
Dat ontgaat helaas de vele vertalers die de precisie willen ‘herstellen’ door het zien te vervangen door ‘waren getuige van’, rationaliserend in vele variaties. Maar zo verliest de tekst zijn pointe!
Mystieke tradities
Nota bene: typerend is dat de medische specialismen die over de ogen gaan, (de oren en de huid gaan nogal laag, althans in Nederland!) worden gewaardeerd. Audiologen worden pas ‘opgemerkt’ als ze ook over kelen en neuzen gaan. Dit in tegenstelling tot de specialismen die zich bezig houden met de zogenoemde ‘vitale’ organen. Die zul je namelijk als ze het laten afweten, moeten vervangen wil het leven door kunnen gaan; maar ogen bij voorbeeld kun je onder omstandigheden wel missen. Hm. Het lijkt me nogal een handicap. Hoe zou je verliefd kunnen worden als je niet kunt zien, horen en voelen?
Het is een goed gebruik, afkomstig uit de mystieke tradities van het Jodendom, om waarde te hechten aan het eerste voorkomen van een woord in de Schrift. Welnu ‘zien’ verschijnt voor het eerst als activiteit van G’d na de schepping; tot zeven maal (!) toe horen we in Genesis 1: 4,10,12,18, 21, 29 en 31: G’d zag dat het goed was, in vers 31 zelfs zeer goed. Opmerkelijk, die kwalificatie ontbreekt in Genesis 1:27 waar G’d de mens schiep! Pas in vers 31, toen G’d zag dat alles wat hij had gemaakt zeer goed was, blijkt de mens erbij inbegrepen! Dat lijkt ook ecologisch van belang om namelijk tot een ‘kosmopolitische ethiek’ (Hannah Arendt) te komen.
Alles sal reg kom
Een derde conclusie luidt: G’d ziet als eerste. Het blijkt een openbaringscategorie, die primair in het teken van het goede begin staat. Voordat de blik van een mens de schepping bereikt om te oordelen was er de goedkeurende blik van G’d. Hoeveel slechts er ook in de Schrift en daarbuiten door G’d en zijn schepselen ‘gezien’ wordt, het goede begin kan niet meer ongedaan worden gemaakt. En dan ook op zijn Zuid-Afrikaans: ‘alles sal reg kom’.
In het vervolg van Genesis culmineert dit gegeven in wat ik een kernvers noem: Genesis 16:13. Uit de mond van Avrahams slavin Hagar horen we:
‘En zij riep de naam van JHWH, die tot haar sprak:
jij bent een G’d die ziet. (‘Du, Gott der Sicht‘, vertaling Buber/Rosenzweig)
Want zei ze: zag ik hier niet degene die naar mij omzag?
Daarom noemt men de bron,
bron van de Levende, die mij zag (Lachai-Roï).
Hij ligt tussen Kadesj en Bered.’
Offer van Abraham
Het zien van JHWH staat dus in een ethisch kader. Hij is Degene die naar mensen, hun belangen en hun noden omziet. Een illustratie vinden we in Genesis 22, het zogenoemde offer van Abraham, waar we horen dat als G’d voorziet, de mens de mogelijkheid van het zien krijgt (vers 8, 13). ‘En Abraham noemde de naam van die plaats: JHWH voorziet’ (vers 14). En, daarbij aansluitend, horen we in Psalm 113:5:
‘Wie is gelijk JHWH, onze G’d?
Die zeer hoog woont,
die zeer laag ziet,
in de hemel en op de aarde’.
Prachtig vertaald door Buber/Rozenzweig:
‘Der Sitz hat in der Höhe,
der Sicht hat in die Tiefe’.
Gedigitaliseerde cultuur
JHWH kiest zijn positie hoog, niet omdat hij zo nodig hoogverheven wil zijn boven zijn schepselen, maar om hen deste beter te kunnen zien in hun ellende.
In onze gedigitaliseerde cultuur valt een teloorgang te constateren van het bijbelse primaat van het zien. Bijna alles gaat afstandelijk toe, zonder zien ‘van aangezicht tot aangezicht’. We horen per tele-foon op afstand en we kijken tele-visie, op afstand. Met het skypen vatten we zien en horen samen in één, even afstandelijk gebeuren. De climax van het zintuiglijke, de aanraking wordt niet bereikt, eerder gemeden. Kortom: het blijft allemaal surrogaat.
‘Thuis, op straat, op terrasjes en in cafés zitten de smartphones aan onze handen vastgeplakt en zijn we vaker met afwezigen dan met degene die naast ons aan tafel zit aan het “communiceren”‘ (Joke J. Hermsen).
Werkwoord ´zien´
Het is onbegrijpelijk dat ook in recente studies in ons taalgebied ‘zien’ geen thema is dat op belangstelling kan rekenen. In Werkwoorden in de Bijbel van Piet Schelling (2006), en ook in De Bijbel Theologisch; Hoofdlijnen en Thema’s (2011) onder redactie van Klaas Spronk en Archibald van Wieringen zoekt men tevergeefs naar het werkwoord ‘zien’.
Dat was trouwens ook al het geval in het destijds zeer populaire Bijbelse Woorden en hun Geheim (1957) van F.J. Pop, waarin ‘zien’ kennelijk niet tot die geheimen behoort. Alleen in het rechts-protestantse Woordenboek voor Bijbellezers uit 2005 lezen we iets over ‘zien’ en ‘kijken’.
René Süss heeft een nieuw boek uit: Sjabbat Sjalom, een verzameling ‘droosjes’, korte toelichtingen bij Tora-teksten. Eerder schreef hij onder andere Luthers Theologisch Testament, zijn proefschrift over het virulente antisemitisme van Maarten Luther. Hij maakte er een paar vijanden mee. Ook schreef hij De Geest Bemint de Buitenkant, over de lichamelijkheid in het jodendom en Luther, een Sympathieke Potentaat.
René Süss, 18.06.2014 @ 07:35
4 Reacties
op 18 06 2014 at 10:45 schreef MNb:
“worden dus alle zintuiglijke waarnemingen door de schrijver samengevat ”
Dat noemen we tegenwoordig waarnemen.
“De ooggetuige is de primaire getuige.”
Dat is dan jammer voor het boek, want de psychologie heeft ondubbelzinning de onbetrouwbaarheid van ooggetuigen aangetoond.
“Audiologen worden pas ‘opgemerkt’ als …”
De vele muziekliefhebbers zullen het met je oneens zijn.
“Het is onbegrijpelijk dat ook ….”
Dat is heel verstandig. Zien, horen enz. is een onderwerp dat je beter aan de natuurwetenschappen kunt overlaten. Of je uitleg bevestigt die en dan halen we onze schouders op, behalve eventueel “oh oh oh, wat waren ze toen al verstandig”. Of je uitleg conflicteert en dan kan die in de prullenbak, behalve eventueel “oh oh oh, ze begrepen er toen nog niets van.”
Dat zullen maar weinig vorsers een aantrekkelijk vooruitzicht vinden.
op 18 06 2014 at 11:15 schreef Rob Z:
Een klaagzang op het verschijnsel dat mensen de ‘natuurlijke’ zintuigen langzaam vervangen door kunstmatige zintuigen?
Wel eens in een vliegtuig gezeten? Piloten is juist afgeleerd te vertrouwen op hun zintuigen; alleen wat de instrumenten zeggen is waar.
Waarneming is zó subjectief dat het onbetrouwbaar is.
op 18 06 2014 at 11:49 schreef Thomas E:
Ik denk dat ‘zien’ juist ten behoeve van de overtuigingskracht zo’n prominente plaats in de Schrift heeft gekregen. ‘Je moet dit écht geloven, want het is daadwerkelijk GEZIEN.’ Tja.
op 18 06 2014 at 13:52 schreef wiske:
Gosh, ik wou iets héél anders zeggen.
Maar ik zie de consensus geprefereerd worden boven de waarneming, is dit waarom men de eigen ervaring dan maar laat varen ?
https://www.youtube.com/watch?v=PdDuIaamVQs