De puppy
Makbouli
Illustratie: Heinrich Zille
Ze was jong, blond, stevig en stond onwennig in haar uniform voor me. Ik was chagrijnig, kwam net terug van vakantie en begon aan mijn eerste nachtdienst. “Oh, wat leuk. Jij begeleidt me” zei ze vrolijk nadat ze zich aan me voorstelde.
Mijn humeur daalde subiet tot het nulpunt. Nachtdienst én een puppy naast me in de dienstauto. Geweldig. Dat had ik weer. Geen doorgewinterde collega waarmee ik lekker de laatste roddels kon doornemen en waarmee ik heerlijk over het management kon zeiken.
Zuchtend nam ik plaats achter het stuur van de dienstauto. De dartelende puppy nam trots plaats naast me. Eindelijk geen bemoeienis meer van anderen. Eindelijk zelfstandig aan het werk met een echte agente als begeleidster op afstand. Ik voelde de opwinding en deelde die niet.
Geheel tegen mijn zin wisselde ik de verplichte beleefdheden uit. Waar ze dienst had gedaan tijdens haar stage, waar ze woonde en waarom ze bij de politie was gekomen. Vol enthousiasme antwoordde ze ratelend. Goddank onderbrak de krakende mobilofoon haar waterval: “Heb ik de AD433 op luisteren?” De puppy antwoordde gespeeld geroutineerd de meldkamer aan het Hoofdbureau. In ieder geval was daar geen begeleiding meer van mij voor nodig.
“Kunt u naar de KNSM-laan gaan. Daar wordt momenteel ingebroken in een auto in de parkeergarage” vervolgde de meldkamer. Geconcentreerd reed ik hard naar de parkeergarage. Langzaam reden we rond en keken of we de inbrekers en de auto aantroffen. Plotseling rende een jongen hard weg van achter een geparkeerde auto met een ingeslagen raam vandaan. Een andere jongen probeerde zich achter de auto te verstoppen.
Ik sprong uit de auto en trok een sprintje achter de rennende jongeman aan. Een tweede politieauto kwam ons tegemoet rijden en pakte de jongen in de kraag. “Shììììt, de puppy!” schoot het ineens door mijn hoofd. Ik had haar, onervaren als ze was, alleen gelaten bij de auto met de andere verdachte.
Zo hard als ik kon rende ik terug, bezorgd om wat ik aan zou treffen. Bij de auto met het ingeslagen raam lag de jongeman op zijn buik op de grond te spartelen. De stevige blonde puppy zat bovenop hem en duwde haar knie in zijn rug. Zijn arm trok ze tegelijkertijd op zijn rug en zo hield ze hem in bedwang. Geen onvertogen woord, geen paniek te bespeuren bij haar. Een triomfantelijk, trots, maar onzeker glimlachje lichtte haar gezicht op.
Enige dagen later zaten we samen overdag weer in de politieauto. De conversaties waren geanimeerder en we hadden best wel wat gemeen, zo ontdekte ik. De mobilofoon onderbrak ons nu tijdens een gezellig praatje en dirigeerde ons naar de Zeeburgerdijk waar een aanrijding met mogelijk letsel gebeurd was.
Snel waren we ter plaatse. Een grote vrachtwagen met cementmolen stond aan de kant geparkeerd. Vele omstanders beperkte ons zicht op de situatie.
De puppy baande zich zeker een weg door de menigte. Voor ons lag een man op de grond. De resten van een verwrongen fiets op het wegdek vertelden het verhaal. De man zag spierwit. Zijn ledematen lagen in onnatuurlijke houdingen. Hij was dood. Daar hoefde je geen medicijnen voor gestudeerd te hebben.
De chauffeur van de betonmolen liep verdwaasd rond. Een klein kind van een jaar of acht aan zijn zijde die zich angstig aan hem vastklampte. “Ik heb hem niet gezien. Ik heb hem niet gezien. Echt niet. Ik heb hem niet gezien” jammerde hij. Ik ontfermde me over hem en hield tegelijkertijd het publiek op afstand.
Vanuit een ooghoek zag ik mijn puppy zitten op een stoeprand. Liefdevol nam zij het hoofd van de dode man op schoot. Vol ongeloof en totaal verbijsterd zat ze daar tussen de grote menigte die in haar sensatielust ieder bloedspatje wilde meepikken. Het beeld was sereen en gruwelijk tegelijkertijd.
De ambulance, traumahelikopter en andere politiediensten kwamen ter plaatse en namen geroutineerd de situatie over. “Gaat het? Gaat het?” vroeg ik haar zacht. Glazig keek ze me aan en nam weer gespeeld geroutineerd deel aan de professionele handelingen van de hulpdiensten.
Vanaf dat moment begreep ze en trad ze officieus toe tot het ambt van politieagent. We waren familie.
Als Makbouli later groot is, wil ze Minister van Veiligheid worden óf baas van de Dierenpolitie. Tot die tijd adviseert ze de bestuurders op het gebied van openbare orde en veiligheid en schrijft ze (soms) over klein en groot leed. Daarbij put ze uit haar ervaringen als politieagent in Amsterdam. Meer op haar weblog.
Makbouli, 10.10.2012 @ 07:38
9 Reacties
op 10 10 2012 at 08:26 schreef Bigpete:
Mooi geschreven weer. Doet me denken aan een ongeluk ergens in de jaren 80 op de kruising van de Veelaan en de Cruquiusweg. Daar was een Lada frontaal op een betonmixer gebotst. Het gebruik van de autogordel was destijds nog geen usance, en de bestuurder was door de voorruit tegen de grille van de betonmixer gevlogen en lag morsdood op de motorkap. Vanaf dat moment heb ik geen meter meer gereden zonder gordel om…
op 10 10 2012 at 13:23 schreef sprakeloosID:
vlot gelezen, mooi, over professionalisme in de ware, niet academische zin van het woord
op 10 10 2012 at 14:01 schreef Yvonne:
Dan weet ik er ook nog wel 1. Een paar jaar terug werd ik op de snelweg geramd door zo’n bakbeest van een vrachtauto. Mijn ex Renault 4 kwam dwars voor de voorkant van de vrachtauto. Ik kon geen kant meer op en de grote jongen maar doorscheuren. Na een tijdje ramde hij mij tegen de trekhaak van een bestelbus die voor ons reed. Deur naar binnen en mijn bewegingsruimte werd steeds kleiner Nog steeds werd er niet gestopt. Eindelijk na een tijd, na waarschuwingen van voorbijgaande automobilisten, zette de chauffeur de vrachtwagen met de Renault en mij eraan vast aan de kant. Had mij dus ook niet gezien. ‘Uw auto heeft ook zo’n ondefinieerbare kleur’, mevrouw, was het antwoord van de poltie, godverdomme.
op 10 10 2012 at 16:19 schreef MNb:
Wat voert die dikke dame daar uit met die eikel? Steekt ze een speld in het pisgat?
Schitterend verhaal, Makbouli. Na Yvonne begrijpen automobilisten misschien waarom fietsers bang voor hen moeten zijn. Elke auto heeft een dode hoek. Mijn zichtbaarheid voor alles, vooral ook vóór de verkeersregels en helemaal vóór de ergernis van automobilisten.
op 10 10 2012 at 17:06 schreef Yvonne:
MNb
Ja maar.., ik reed gewoon voor hem op de snelweg.
Ik denk dat hij gewoon koffie aan het zetten was of zo en dan is de ondefinieerbare kleur van de Renault medeoorzaak? En als je er eenmaal tegenaanhangt dan is er vanuit zijn cabine niets meer te zien en dan ben je de pisang. Ik heb nog geluk gehad dat de Renault niet gekanteld was. Dit kwam volgens de poltie omdat het zo’n lichte auto was. Ik zou eerder het tegenovergstelde denken, maar dat zal dan wel niet, hoewel?
op 10 10 2012 at 22:10 schreef MarcodB:
Goed verhaal!
op 11 10 2012 at 20:34 schreef Hans Berenstein:
Sluit me aan bij MarcodB!
op 11 10 2012 at 23:04 schreef MNb:
Yvonne, ik wilde absoluut niet suggereren dat het jouw fout was. Je verhaal rechtvaardigt wél een gezonde dosis angst.
De politie heeft geen benul van natuurkunde. Kantelen heeft maar weinig met gewicht te maken en alles met zwaartepunt en draaipunt – met gewichtsverdeling dus. Bovendien speelt het een belangrijke rol waar je auto precies geraakt werd. Ik zou precies moeten weten hoe en wat om er meer over te kunnen zeggen. Maar je kunt dit voor ogen houden: als je een kubus op een horizontaal vlak wilt kantelen moet je bovenaan duwen, niet onderop. Bovendien moet je min of meer naar boven duwen, niet in perfect horizontale richting.
En dan nog is het niet gemakkelijk om te kantelen.
op 12 10 2012 at 11:52 schreef Yvonne:
MNb
“Yvonne, ik wilde absoluut niet suggereren dat het jouw fout was. Je verhaal rechtvaardigt wél een gezonde dosis angst”.
Dat was ook niet mijn intentie, MNb. Ik dacht dat de vrachtwagen mij linksachter raakte waardoor ik dwars voor de voorkant kwam te staan. Al met al deed ik het in mijn broek en nu probeer ik zoveel mogelijk vrachtauto’s te mijden en ik denk terecht gezien je zo vaak hoort dat zij bij ongelukken betrokken zijn de laatste jaren.