De Onzichtbare Kunst
Peter Breedveld
Hetzelfde gevoel van ergernis had ik bij het lezen van Scott McClouds De Onzichtbare Kunst, de Nederlandse vertaling van Understanding Comics, dat begin jaren negentig voor veel opschudding zorgde in de internationale stripwereld. Het leverde McCloud zelfs de eretitel ‘Aristoteles van de strip’ op.
In De Onzichtbare Kunst wordt het medium strip door McCloud in stripvorm geanalyseerd. Het is een soort lexicon/grammatica van het stripverhaal. Indertijd heb ik het boek geërgerd naast me neergelegd, vanwege de vele open deuren die er werden ingetrapt (‘Strips zijn er in vele stijlen’ en ‘Sommige striptekenaars leggen de nadruk op inhoud, andere op de vorm’) maar vooral vanwege het ridicule geneuzel over bijvoorbeeld wat er in de ruimte tussen de afzonderlijke stripplaatjes gebeurt.
Serieus, meneer McCloud heeft er kennelijk niet genoeg aan allerlei onzin te beweren over wat er allemaal ín de plaatjes gebeurt, dus begint hij een hele verhandeling over de wondere wereld ertússen. ‘Closure’ noemt hij wat zich daar afspeelt. Als je bijvoorbeeld in een plaatje iemand belaagd ziet worden met een man met een bijl, en het volgende plaatje alleen een stadsgezicht biedt en een exclamatie in grote letters: IEIAA!!, dan is er tussen die twee plaatjes blijkbaar iemands schedel gekliefd. In werkelijkheid niet tussen die plaatjes, natuurlijk, maar in de verbeelding van de lezer.
De Vlaamse vertaler van Understanding Comics schrijft in een voetnoot in het begin van het boek al geen adequate vertaling voor ‘closure’ te weten en houdt het daarom maar op het onvertaalde, Engelse woord. Maar het door McCloud beschreven truukje, dat vast al zo oud is als de kunst van het verhalen vertellen, in elk geval een beproefd middel in het theater – goochelaars grossieren erin -, en geperfectioneerd door filmmakers als Alfred Hitchcock, heet in het Nederlands gewoon ‘suggestie’. Kent u de film Reservoir Dogs van Quentin Tarantino? Ik schat dat twee van de drie mensen die deze film hebben gezien, beweren dat daarin een gruwelijke scène zit waarin Michael Madsens personage het oor van een politieman afsnijdt. Maar die scène bestaat niet, het is allemaal suggestie. Het gebeurt tussen twee frames in, zou McCloud zeggen.
Dat hele gedoe rond ‘closure’ is typisch voor wat McCloud in De Onzichtbare Kunst doet. Hij zit zijn lezers gewoon knollen voor citroenen te verkopen en wat nog veel erger is, die lezers slikken het allemaal voor zoete koek.
Waarom doen ze dat? Stripliefhebbers, daarvan ben ik overtuigd, hebben bijna allemaal een minderwaardigheidscomplex. Ze schamen zich voor hun liefhebberij, omdat niemand hun geliefde medium serieus neemt. Daarom zie je nog steeds dat veel beschouwelijke artikelen over strips in serieuze kranten en bladen worden ingeleid met de mededeling dat strip allang niet meer tot het domein van de kinderlectuur hoort, maar dat het medium volwassen is geworden, en op een volwassen manier volwassen thema’s behandelt. Wie dat schrijft, is er blijkbaar zelf niet helemaal van overtuigd dat strips lezen niks is om je voor te schamen. Die heeft iemand nodig als Scott McCloud, die een pseudowetenschappelijk rookgordijn van sociologische en kunsthistorische leenfrasen rond de strip optrekt.
Laten we eens kijken hoe wetenschappelijk McClouds aanpak werkelijk is. In het hoofdstuk over ‘closure’ onderscheidt hij vijf soorten overgangen van plaatje naar plaatje in strips. Bijvoorbeeld de overgang van het ene moment naar het volgende en de overgang van de ene plaats van handeling naar de volgende. McCloud heeft in acht Amerikaanse strips, acht Europese strips en zeven Japanse strips geturfd welke soorten van overgangen het meest voorkomen, dat weergegeven in staafdiagrammen om vervolgens te concluderen dat er een enorme ‘kloof’ gaapt tussen de oosterse en de westerse manier van strips maken.
Maar als je nagaat wat een immense hoeveelheid strips er in de afgelopen honderd jaar er moet zijn geproduceerd – ik durf niet eens te schatten – in zowel Amerika, Europa als Japan, wordt meteen duidelijk hoe weinig representatief McClouds steekproef is. En dan zwijgen we nog maar over het feit dat Japan in McClouds universum blijkbaar het hele ‘oosten’ vertegenwoordigt, en dat de zin van die staafdiagrammen niet helemaal duidelijk is, behalve dan dat ze De Onzichtbare Kunst een air van gedegen wetenschappelijk onderzoek moeten geven.
Fragment uit het mini-essay ‘Geen alibi voor Donald Duck’, deze week te lezen in Vrij Nederland
Peter Breedveld, strips, 29.01.2010 @ 09:37
13 Reacties
op 29 01 2010 at 13:12 schreef colliding positron:
Even off-topic: Die bilpartij links op de foto is zoals God ‘m bedoeld moet hebben.
op 29 01 2010 at 13:42 schreef Mike's Webs:
Dit fragment maakt zeer nieuwsgierig naar de rest van het mini-essay, Peter.
op 29 01 2010 at 14:19 schreef matxil:
@colliding positron. Inderdaad een bilpartij zoals Crumb hem zou hebben getekend, en niet tussen twee plaatjes in.
op 29 01 2010 at 19:02 schreef Alf Berendse:
Peter, de stripkunst heeft natuurlijk ook haar mislukte intellectuelen nodig. Bij strips gaat het dus om wat de tekenaar niet laat zien, de onzichtbare kunst, zoals het bij film gaat om wat niet is gefilmd, bij toneel om wat zich achter de coulissen afspeelt en bij literatuur om de witregels. Zoals je bij elk gesprek vooral moet luisteren naar wat niet uitgesproken wordt.
McCloud zal hebben gedacht ‘het is allemaal al eens gezegd, maar nog niet door mij, en om mij te onderscheiden geef ik het een nieuwe naam.’
(…) de overgang van het ene moment naar het volgende en de overgang van de ene plaats van handeling naar de volgende.
Bij film heet dat gewoon een scèneovergang, een sprong in tijd en/of ruimte. Welke andere drie soorten overgang heeft McCloud nog gevonden?
Bij strips kun je stellen dat elk volgend plaatje een sprong in tijd en/of ruimte biedt (en dus een nieuwe scène is). Elk plaatje is namelijk een momentopname, statisch. Zelfs al is in een volgend plaatje slechts een gelaatsuitdrukking veranderd, is er een minieme sprong in tijd gemaakt. Bij strips kun je van plaatje naar plaatje nu eenmaal geen vloeiende bewegingen laten zien. McCloud begrijpt zijn eigen medium niet, de strips kent net als de film slechts twee soorten overgangen (tijd en ruimte) of ontelbare. Als McCloud er vijf telt zullen er drie volstrekt arbitrair zijn. Hoe omschrijft hij deze?
op 29 01 2010 at 20:01 schreef Peter:
De vijf soorten overgangen die McCloud onderscheidt zijn 1) overgang in tijd (zie je een vrouw met ogen open en op het volgende plaatje met ogen dicht) 2) opeenvolging van verschillende acties (schenken – drinken – boeren) 3) overgang van onderwerp naar onderwerp (man met bijl en dan stadsgezicht met exclamatie) 4) van scène naar scène (man zegt iets aan telefoon en dan zie je een huis met bijschrift ’tien jaar later) en 5) van aspect naar aspect (zon- zonaanbidder – lucht met vogels) en oeps, nu zie ik dat hij zes soorten onderscheidt: 6) de ‘ongemotiveerde’ ondergang. Dan zie je gewoon plaatjes die geen enkele logische relatie met elkaar hebben.
op 29 01 2010 at 21:35 schreef MNb:
Datzelfde gevoel van ergernis – wat is het origineel waar je dat bij had?
Inderdaad een bil zoals Crumb hem zou hebben getekend – en dus niet naar MNb’s wens.
op 30 01 2010 at 08:07 schreef Daan:
Hé maar, Vrij Nederland is toch links? :p
op 30 01 2010 at 08:22 schreef Peter:
Datzelfde gevoel van ergernis – wat is het origineel waar je dat bij had?
Ergernis om de pseudowetenschappelijke, quasifilosofische interessantdoenerij rond strips van bepaalde bobo’s.
op 30 01 2010 at 09:09 schreef Alf Berendse:
Peter, de 6 overgangen van McCloud zijn onzin. Er zijn er maar twee, sprongen in tijd en/of ruimte.
2) Een overgang van actie is een overgang van tijd: tussen de momentopname ‘schenken’ en de momentopname ‘drinken’ is tijd verstreken. Dat kan in een strip niet anders, een strip kan geen vloeiende overgang van schenken naar drinken laten zien. Het voorbeeld is niet anders dan het voorbeeld bij 1), de verandering in een gezicht.
4) ‘Tien jaar later’, dat is zelfs expliciet een overgang van tijd en bij het voorbeeld ook een van ruimte.
6) De ‘ongemotiveerde overgang’ slaat natuurlijk nergens op: ‘dit is ook iets, maar ik weet niet waarom’.
3) en 5) zijn bijzondere overgangen van ruimte: niet het personage is verplaatst, maar ‘de camera’. Het zijn veranderingen van perspectief, wat niet kan zonder verplaatsing van de camera. Bij de voorbeelden heeft de camera het perspectief van de ‘alwetende verteller’ die toont wat de personages niet kunnen waarnemen. De man die van de zon geniet kan wel de vogels in de lucht zien, maar niet zichzelf kijkend naar de vogels; de man met de bijl kan niet opeens in de lucht hangen met een ‘helikopterzicht’ op de stad.
Bij film en strip is er eigenlijk altijd sprake van een ‘alwetende verteller’: je ziet personages die zichzelf niet kunnen zien, dus is het niet hun perspectief. Sprongen in tijd en/of ruimte vinden bij film en strip op twee niveaus plaats: door het personage en/of door de camera. Je ziet een man lopen in een straat, dat is een camerastandpunt met het perspectief van de alwetende verteller; vervolgens zie je wat de man voor zich ziet, een ander camerastandpunt met het perspectief van de man.
Had ik weer eens een aanleiding Vrij Nederland te kopen, jouw artikel. Strips zijn inderdaad geen genre, maar een medium; zoals elk medium kent het genres. Kwalijk, als McClouds boek moet zorgen voor statusverhoging van de strip. Hij had een cursus scenarioschrijven moeten volgen, voor hij over strips ging schrijven.
Overigens vind ik Crumbs personages karikaturen.
op 31 01 2010 at 11:29 schreef Peter:
Nou ja, Alf, zo vreselijk raar vind ik die indeling van McCloud nou ook weer niet. Er is wel degelijk sprake van een verschillende manier van vertellen als je, zoals je in Japanse strips wel ziet, een pagina lang een huis aan het bekijken bent: eerst een total shot, dan verschillende aspecten; een raam, de voordeur, het naambordje bij de voordeur, een deurmat met het opschrift ‘Welkom’, de kat op de veranda, enzovoort, of het verloop van een actie zien: fles opentrekken, schenken, proosten, drinken.
De zin van dat onderscheid zie ik zelf niet, vooral ook omdat McCloud op basis van een stuk of twintig strips pretendeert iets algemeen geldends te zeggen.
op 31 01 2010 at 14:25 schreef Alf Berendse:
Als je een pagina lang een huis ziet , van ’total shot’ naar details, dan zitter er wel kaders rond de plaatjes, maar er gebeurt niets, er is geen speculatie nodig over wat er ’tussen de plaatjes’ gebeurt. Bij een film zou het één shot zijn, in een vloeiende beweging overgaand van overzicht naar close-up. Aan het beeld op zichzelf en hoe dat in tijd en ruimte is geplaatst, verandert niets; de kaders markeren/begrenzen geen overgang maar detaillering.
Bij jouw voorbeeld ‘verloop van een actie’ is er wel 4 x een momentopname, 4 x een kleine sprong in tijd die elk een eigen plaatje behoeft.
Het is arbitrair om een verandering van gezichtsuitdrukking een overgang van tijd te noemen, maar de overgang van ‘fles openen’ naar schenken niet.
Bij strips is èlk plaatje waarin iets is veranderd, waarin iets is bewogen t.o.v. het vorige plaatje, een overgang van tijd; elk nieuw plaatje is nu eenmaal een momentopname.
Ik zou in de plaats van McCloud hebben bedacht dat er twee ‘hoofdovergangen’ zijn, de sprong in tijd en de sprong in ruimte (deze kunnen samenvallen). Elk van de twee kun je vervolgens specificeren (‘subovergangen’).
Bij tijd:
– overgang in actie
– overgang in dialoog
– overgang in emotionele expressie
– en andere.
Omdat een strip van momentopname naar momentopname springt zijn dit allemaal overgangen in tijd.
Bij ruimte:
– verplaatsing van personages in de ruimte
– verandering van perspectief = verplaatsing van ‘de camera’.
Maar ja, ik ben wat neurotisch als het gaat om categoriseren.
op 02 02 2010 at 13:42 schreef Peter:
Nee, Alf, in films zie je het ook wel, dat een straat in verschillende afzonderlijke shots in beeld wordt gebracht. Japanse films, en westerns – een genre dat enorm schatplichtig is aan Japanse cinema. Het geeft een bepaalde sfeer aan een scène.
Ik kan me wel vinden in je hoofdovergangen en de subcategorieën.
Ik heb sowieso het idee dat McCloud lukraak categorieën heeft gemaakt van wat-ie op een bepaald moment bij elkaar kon verzinnen. Het aantal manieren waarop je sprongen kunt maken in ruimte en tijd (en bijvoorbeeld twee dingen op afzonderlijke plaatsen tegelijkertijd kunt laten plaatsvinden) wordt alleen beperkt door de grenzen van je creativiteit en fantasie. Chris Ware laat bijvoorbeeld in één plaatje heden, verleden, toekomst, alternatieve toekomst en tal van locaties tegelijkertijd zien, alsof je een uitgewerkte doorsnee-tekening van een onderzeeboot in het blad Kijk aan het bekijken bent.
op 02 02 2010 at 19:30 schreef Alf Berendse:
Ja, Peter, dat is ook nog eens waar. McCloud heeft misschien alleen gekeken naar traditionele strips waarin elk nieuw beeld een apart plaatje is. Anders kan hij ook niet speculeren over wat er tussen de plaatjes gebeurt.
En ja, een overgang van totaal naar detail kan in een film ook zijn gemonteerd.