De neger Dorérame (2)
Sheikh Nefzaoui
Illustratie: Paul Gustave Fischer
Ze onderzochten de muren, in de hoop een plek te vinden waar ze konden worden beklommen, maar zonder resultaat. Het huis bleek net zo ondoordringbaar als een borstharnas.
De koning wendde zich tot de man en vroeg: “Hoe heet jij?”
“Omar ben Isad”, zei hij.
De koning zei: “Omar? Ben je absoluut vastbesloten?”
“Ja, mijn broeder”, antwoordde hij. “Als God het vermag!”
Toen zei de koning tegen zijn dienaars: “Zijn jullie vastbesloten? Is er iemand onder jullie die deze muren kan beklimmen?”
“Onmogelijk!” zeiden ze allemaal.
Toen zei de koning: “Ik beklim deze muur zelf wel. Moge het God behagen! Maar ik heb wel wat hulp van jullie nodig, en als jullie die bieden, beklim ik die muur, als het God behaagt.”
En ze zeiden: “Wat kunnen we voor u doen?”
“Zeg me”, zei de koning, “wie van jullie is het sterkst?” En ze antwoordden: “Het hoofd van de politie, die uw deurwaarder is.
De koning zei: “En daarna?”
“De commandant van de wacht.”
“En wie na hem?” vroeg de koning.
“De grootvizier.”
Omar hoorde dit verbijsterd aan. Hij wist nu dat het de koning was, en hij was erg blij.
De koning zei: “Wie hebben we verder nog?”
Omar antwoordde: “Ik, o mijn heer”.
De koning zei hem: “O Omar, je weet nu wie wij zijn, maar als je ons niet verraadt, zal je schuld worden kwijtgescholden.”
“U horen is u gehoorzamen”, zei Omar.
Toen zei de koning tot de deurwaarder: “Zet je handen tegen de muur zodat je rug uitsteekt”.
De deurwaarder deed wat hem werd gezegd.
Toen zei de koning tegen de commandant van de wacht: “Klim op de rug van de deurwaarder.” Dat deed hij, en hij stond met zijn voeten op de schouders van de man. Toen beval de koning de vizier te klimmen, en die stond toen op de schouders van de commandant van de wacht, en zette zijn handen tegen de muur.
Toen zei de koning: “O Omar, klim naar het hoogste punt!” En Omar, verrast door zijn redder, schreeuwde: “Moge God u bijstaan, o heer, en u helpen bij uw rechtvaardige onderneming!” Toen klom hij op de schouders van de deurwaarder, en vandaar op de rug van de commandant van de wacht, en dan op die van de vizier en, staand op de schouders van de laatste, nam hij de positie aan van alle anderen. Nu was alleen de koning nog over.
Die zei toen: “In de naam van God! En dat zijn zegen op de profeet moge rusten, en ook Gods genade en groet!” En zijn handen op de rug van de deurwaarder zettend, zei hij: “Een moment geduld alstublieft, mocht ik slagen, dan zult u worden gecompenseerd!” Hetzelfde deed hij met de anderen, tot hij aankwam bij Omars rug, tot wie hij ook zei: “O Omar, heb een moment geduld alsjeblieft, dan zal ik je tot mijn privésecretaris benoemen. Maar beweeg vooral niet!” Toen hij met zijn voeten op Omars schouders stond, kon de koning met zijn handen bij het terras. Hij riep: “In de naam van God! Dat hij zijn zegeningen over de profeet moge uitstorten, op wie Gods genade en groet rusten!” en trok zich op het terras.
Toen zei hij tot zijn dienaren: “Klim nu van elkaars schouders af!”
En ze daalden een voor een af, en bewonderden het ingenieuze idee van de koning, en ook de kracht van de deurwaarder, die vier mannen tegelijk kon dragen.
De koning zocht toen naar een plek waar hij kon afdalen, maar vond niets. Hij wikkelde zijn tulband af, knoopte het einde vast aan de plek waar hij stond en liet zich naar beneden zakken, op het binnenplein, dat hij verkende, tot hij een deur in het midden van het huis vond, waar een enorm slot op zat. De degelijkheid van dat slot, en het obstakel dat het vormde, verraste hem onaangenaam. Hij zei tegen zichzelf: “Ik bevind me nu in een lastig parket, maar alles komt van God, hij gaf me de kracht en het idee dat me hier bracht, hij zal me ook de middelen wel verstrekken waarmee ik me weer bij mijn metgezellen kan voegen.”
Toen onderzocht hij de plek waar hij zich bevond, en telde elke kamer. Hij vond er zeven in totaal, in verschillende stijlen ingericht, met tapijten en fluwelen gordijnen in diverse kleuren, van de eerste tot de laatste.
Rondkijkend, zag hij, zeven traptreden hoog, een vertrek waaruit luide stemmen klonken. Hij ging naar de trap, zeggende: “O God, begunstig mijn onderneming en laat me hier zonder kleerscheuren uitkomen!”
Hij beklom de eerste trede, zeggende: “In de naam van God, de barmhartige en genadevolle!” Toen keek hij naar de traptreden, die van marmer in verschillende kleuren waren – zwart, rood, geel, groen en andere tinten.
De tweede trede beklimmend, zei hij: “Wie God helpt, is onverslaanbaar!”
Op de derde trede zei hij: “Met Gods hulp is de overwinning nabij!”
En op de vierde: “Ik heb om de overwinning van God gevraagd, die de machtigste bondgenoot is!”
Uiteindelijk beklom hij de vijfde, zesde en zevende trede, daarbij de profeet aanroepend (met wie de genade en het heil van God zij).
Toen kwam hij aan bij het gordijn dat voor de ingang hing, en die van rood brocaat was. Vandaar inspecteerde hij de kamer, die baadde in het licht van vele kandelaren, en kaarsen in gouden muurlampen. In het midden van deze salon klaterde een fontein van geurwater. Er stond een tafel vol met verschillende soorten vlees en vruchten.
De salon was voorzien van verguld meubilair, waarvan de pracht het oog verblindde. Overal waren versierselen van allerlei soorten te zien.
Bij nadere inspectie zag de koning twaalf maagden en zeven vrouwen rond de tafel staan, allen als manen. Hij verwonderde zich over hun schoonheid en charme. Ze werden vergezeld door zeven negers en hij was hierover zeer verbaasd. Maar zijn aandacht werd bovenal getrokken door een vrouw als de volle maan, een perfecte schoonheid, met zwarte ogen, ovalen wangen, en een lenig en sierlijk middel. Ze verootmoedigde de harten van hen die verliefd op haar werden.
Negende deel van de vertaling van De Geurige Tuin, een vijftiende-eeuws Arabisch sekshandboek van Sheikh Nefzaoui, voluit Abu Abdullah Muhammad ben Umar Nefzaoui, geboren in de streek Nefzaoua, in het zuiden van wat nu Tunesië is. Hij stelde het boek rond 1420 samen op verzoek van de kalief, Abû Fâris. Deze vertaling is gebaseerd op de Engelse vertaling van Sir Richard Francis Burton. Uw Hoofdredacteur heeft het in zijn hoofd gezet om het hele werk in fragmenten te vertalen en te publiceren op Frontaal Naakt. Suggesties voor verbeteringen zijn van harte welkom. Lees delen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8.
De Geurige Tuin, 09.06.2012 @ 08:41
2 Reacties
op 12 06 2012 at 04:01 schreef Thomas:
Le jardin Parfumé las ik toen ik 12 was. dat kwam door die pockets van Paul Rodenko, waar ik als puber hitsig van werd. Volgens mij was de versie van Burton een hertaling van de (bewerkte) franse vertaling. Of gaat u het 15e eeuwse manuscript vertalen?
http://fr.wikipedia.org/wiki/La_Prairie_parfumée
Daar zijn ze niet zo blij met die vertaling van Burton. Wollig taalgebruik, toegevoegde verzinsels, omissies…..
op 12 06 2012 at 07:26 schreef Peter:
O, lekker is dat.