De kunst van het sterven
Anita Brus
Alain Badiou is een Franse filosoof met wiens theorie ik mij nu alweer een tijdje bezighoud, waarbij het mij de nodige moeite kost om die te doorgronden. Maar afgelopen zondag ‘viel het kwartje’ tijdens Zomergasten met filosoof en columnist Maxim Februari en wel tijdens het fragment waarin street-dancer Lil Buck in zijn dans een stervende zwaan opvoert.
Volgens Badiou blijft alles wat gecreëerd is op een bepaalde manier beschikbaar voor andere tijden om de artistieke creatie opnieuw aan te zwengelen, opnieuw te inspireren. Dat wil zeggen, er is een eeuwigheid in de tijd, maar telkens vanuit een nieuw standpunt en niet vanuit een standpunt buiten de tijd. Iets wat heeft plaatsgevonden kan lang blijven sluimeren en plotseling weer opleven1.
Dat is nog wel te volgen, maar als Badiou nader ingaat op ‘het evenement’, ‘het waarheidssubject en waarheidsprocessen’ verbonden met het ‘Idee van het communisme’, gaat het mij toch duizelen. Wel voel ik dat hij met deze begrippen en met zijn bewering dat “filosofie een koppelaarster is voor ontmoetingen met waarheden” en zo “de hoerenmadam van het ware is” iets essentieels raakt als het gaat om (beeldende) kunst.
Beetje meesterven
Toen ik echter in het getoonde fragment Lil Buck op het podium in golvende bewegingen en op de punten van zijn sneakers balancerend zag ‘sterven’ als een zwaan, had ik geen koppelaarster of hoerenmadam meer nodig. Dit kwam direct als een bliksemschicht bij mij binnen. Hoe is het mogelijk dat iemand twee vormen, die van het klassieke ballet en de street-dance die ook wel jookin dance wordt genoemd, zo weet te combineren dat je als toeschouwer een beetje met hem ‘meesterft’. Hier ontstond iets nieuws dat mij meer raakte dan elk afzonderlijk ballet of iedere afzonderlijke street-dance (hoe knap uitgevoerd ook) en waar ik nu, met de theorie van Badiou, wel beter de vinger op kon leggen.
Dit was het dus wat Badiou bedoelde met ‘het evenement’ waarin zich iets aandient dat altijd al bestond, zoals het eeuwige sterven of het sterven van een zwaan. Het drie minuten durende stuk werd ooit door choreograaf Fokine speciaal voor ballerina Anna Pavlova geschreven en door haar aan het begin van de vorige eeuw talrijke malen opgevoerd. Door de tijd heen raakte het misschien wat sleets, zoals dat ook kan gebeuren met de inmiddels enigszins vercommercialiseerde street-dance. En er was een Lil Buck voor nodig om in de samensmelting van het klassieke met het populaire het algehele idee van het sterven opnieuw leven in te blazen; om de artistieke creatie opnieuw aan te zwengelen en opnieuw te inspireren.
Oude rommel
Daarbij gaat het echter volgens Badiou niet om Lil Buck, want dan zou zijn ‘Idee van communisme’ niet opgaan. Communisme niet als staatscommunisme, want dat dit mislukt is, onderschrijft ook Badiou, maar als idee dat het bij kunst niet om de persoon gaat maar om de gemeenschap. “Kunst kan niet de expressie van een egoïstische particulariteit zijn”, zegt Badiou in een van zijn essays. Hij verzet zich tegen het idee “ik wil mezelf zijn” en ook tegen “wij willen onze eigen cultuur scheppen of herscheppen”. In die zin zijn culturen volgens hem “gerecyclede oude rommel” en de “ik” onderscheidt zich niet van ieder ander, want wij zijn niet essentieel verschillend. Badiou verzucht in zijn essay over avant-gardes: “Het is allemaal zo hopeloos middelmatig”, iets wat gevestigde (politieke) machten goed uitkomt omdat zij weten dat niets onschuldiger en onmachtiger is dan het gemiddelde.
Daarom zegt Badiou dat wij met onze kunst boven het gemiddelde moeten uitstijgen en dat doen wij niet door geforceerd te zoeken naar iets nieuws, maar door een ander licht te laten schijnen op dat wat er altijd al was, maar sluimerend is.
En dat is precies wat er gebeurt wanneer een danser zijn talenten inzet voor heel iets anders dan verwacht en ook nog onbekend is, maar desondanks wel bestaat. Van de street-dancer verwachten wij dat hij zijn street-dance-kunstje in de praktijk brengt en niet dat hij op zijn sneakers pirouettes gaat draaien. Dat wekt ons en in ieder geval mij bijna letterlijk uit mijn slaap, om mij vervolgens af te vragen wat hier nou eigenlijk gebeurt, met alle virtuositeit die er verder nog bij komt kijken. En omdat het hier over zulke uiteenlopende genres gaat wordt er een zo groot mogelijk publiek mee bereikt, precies wat Badiou naar mijn idee voor ogen had met zijn ‘Idee van het communisme’.
Chinese Muur
Ik ben zowel onder de indruk als ontroerd. Het zet mij aan tot verder onderzoek, niet zo zeer naar de theorie als naar de praktijk. Na deze Zomergast-uitzending bekijk ik het Zwanenmeer (waar de choreografie van Fokine – gebaseerd op Le Cygne – De zwaan uit 1886 – echter geen deel van uit maakt) en een documentaire over een reis die Lil Buck maakte naar China om daar zijn dans te tonen in een voorstelling aan een nog veel groter publiek. De danser vertelt in die documentaire dat het de eerste keer is dat hij zich buiten de VS begeeft en wij zien hem ook hier dansen op straat en op de Chinese Muur.
Van het ‘Idee van het Communisme’ lijkt Lil Buck echter weinig weet te hebben als hem hiernaar wordt gevraagd. Het gaat dan ook niet zozeer om communisme of politiek, maar om de dans waarin volgens Badiou, evenals in de politiek, kunst, wetenschap en liefde, een waarheidsprocedure besloten ligt. Daarbij is er niet slechts sprake van één waarheid, maar van meerdere waarheden die in elkaar overvloeien, zoals de vloeiende bewegingen dat doen van Lil Buck. Door de onuitwisbare indruk die zijn dans op mij en blijkbaar ook op anderen maakt (gezien de inmiddels grote bekendheid van Buck), ervaren wij onze verbondenheid in wat Badiou “het ware in de kunst” noemt.
Anita Brus is docent in de Spaanse taal/literatuur/kunst en schrijft over Afrikaanse kunst in het Spaanse kunsttijdschrift Revistart. Ze is gepromoveerd op Kunst en literatuur in Equatoriaal Guinea aan Universiteit van Leiden. Zij publiceert teksten in het Spaans en in het Nederlands op haar eigen weblog. Lees het verbijsterende relaas over haar domrechtse date. Volg haar op Twitter..
1. [J. de Bloois en E. van den Hemel (red), A. Badiou, Inesthetiek: filosofie, kunst, politiek, Octavo publicaties, Amsterdam, 2012 (p.53)]↩
Anita Brus, 22.08.2019 @ 06:56