De harten van de mensen
Jasper Mekkes
Aan het begin van de avond wordt mijn zoontje van vier huilend wakker: “Ik wil niet doodgaan” zegt hij. Dus ik zeg: “maar je gaat ook nog lang niet dood. Je bent nog heel jong, je moet eerst nog genieten van het leven voor je dood gaat. Je hoeft je nog helemaal niet bezig te houden met de dood.”
“Jij moet ook niet dood gaan”, zegt hij. Ik vertel dat ik dat ook niet van plan ben, en nog wel een tijdje hoop mee te gaan. “Maar ik wil nog heel lang met jou leven”. Ik zeg dat ik hoop dat ik nog lang samen met hem zal leven en dat we nog heel veel leuke dingen gaan meemaken samen. Maar dat het nog niet mogelijk is gebleken om niet dood te gaan. Weer zegt hij: “Ik wil niet dood gaan”.
Ik besluit dat er meer nodig is dan alleen de kale waarheid en wat hoop en zeg: “Ik denk dat als je een goed en wijs mens bent en de wereld op jouw manier een beetje mooier maakt dat je altijd doorleeft; in de harten van de mensen”.
Sterrenstof
“Maar ik wil echt doorleven. Kun je dat aan iemand vragen?” – “Ja hoor”, zeg ik, terwijl ik ondertussen in mijn hoofd hard op zoek ben naar een uitweg uit deze benarde positie. Dat kunnen we aan God vragen. “Waar is God dan?” – “Die woont bij de sterren”. – “Gaat hij daar dan naartoe met een luchtballon?” – “Ja”, zeg ik. “En weet je wat het mooie is? God heeft jou ook gemaakt, van sterrenstof. Jij bent zijn kind, dus je bent net zo bijzonder als God zelf; een goed en wijs mens.”
“Zullen we het nu samen aan God vragen, of je altijd door mag leven?” – “Ja”, zegt hij.
“Beste God, mag Bruno altijd doorleven omdat hij een goed en wijs mens is en de wereld een beetje mooier wil maken? Zo, kun je nu lekker slapen?” – “Ja, welterusten”.
Een paar dagen later blijkt de vraag om te mogen blijven leven nog steeds een beetje te knagen. Hij had het eigenlijk echt aan iemand willen vragen.
Ik vertel hem dat er in de kerk om de hoek iemand is die zegt dat hij met God kan praten. Dat blijkt de oplossing. Daar wil hij naartoe!
Kerststalletje
De volgende ochtend zouden we samen en allebei voor het eerst in ons leven naar een eucharistieviering gaan, waar Bruno aan de pastoor zou vragen of hij altijd mocht blijven leven. Ik was inmiddels ook wel benieuwd naar het antwoord.
De wekker ging vroeg voor een zondag. Ruim op tijd wandelden we het pad naar de kerk op. Na wat gehannes (mochten we nu door de voordeur, maar die zat toch dicht? – dan maar via de zijdeur, ook beter tegen de tocht) wandelden we volgens het bordje naast de deur een ‘unieke’ kerk binnen. Het was zelfs een Rijksmonument. Eenmaal binnen had Bruno alleen oog voor het kerststalletje; hij had net Jozef gespeeld tijdens het kerstspel op school, dus hij bekeek even welke figuren en dieren in de stal aanwezig waren.
Ik begon ondertussen eens om me heen te kijken of ik de pastoor al ergens kon ontwaren. Net toen ik dacht dat we dan maar eerst de hele eucharistieviering moesten bijwonen om de pastoor daarna te kunnen onderscheppen… kwam de koster tevoorschijn. Hij leek een beetje nerveus. Zijn voorstelling zou dan ook al over een paar minuten beginnen.
Vlees en bloed
“Weet u of het mogelijk is voorafgaand aan de dienst een vraag te stellen aan de pastoor?” – “De pastoor komt er net aan. Kijk, daar”. En hij wees naar een man die in snelle pas recht op ons af kwam wandelen. “Goedemorgen”, zei ik, en ik stak mijn hand uit om mij voor te stellen. “Mag ik u wat vragen?” – “Natuurlijk”. – “Mijn zoontje wil graag een vraag stellen aan God, maar die vraag wil hij graag aan een echt persoon, van vlees en bloed, stellen. Nu heb ik hem verteld dat ik wel iemand ken die in ieder geval iets meer van godsdienst weet. Vindt u het goed als hij u zijn vraag nu stelt?” – “Ja hoor”.
“Wil jij het even vragen?”, fluisterde Bruno in mijn oor. “Hij wil graag weten of hij altijd mag blijven leven”. De pastoor aarzelde even kort en zei toen: “Wij geloven dat je na je dood blijft leven. Niet op de manier waarop je nu leeft, maar in de harten van de mensen”. Hij tikte Bruno kort tegen zijn arm en zei “Hee, begrijp je dat een beetje? Het antwoord is dus ja”. “Dank u wel”, zei ik.
We gingen nog even zitten in de kerkbank om te genieten van ‘de voorstelling’ zoals Bruno dat zei. Het deed hem blijkbaar denken aan de kerstvoorstelling op school. Hij vond het alleen verrassend dat Maria hier een man was, met een witte jurk aan. De koster wandelde tijdens dit onderdeel van de dienst immers in een witte albe achter de pastoor aan. De pastoor zelf deed hem blijkbaar aan Jozef denken.
Voor nep
Op het moment dat ik vreesde dat de kerkgangers een hosti zouden gaan halen, glipten we de kerk weer uit via de zij-ingang. Bruno werd vrolijk nagezwaaid door vriendelijke kerkgangers. Een mevrouw op krukken rende achter ons aan naar buiten: “Is deze tas van u?” Ze hield een damestas omhoog. “Nee hoor, dank u wel”, zei ik. “Wat fijn dat hij er ook bij was”, zei de vrouw terwijl ze op Bruno wees. “Ja hè, hij vond het ook fijn. Prettige dienst nog!”
Die avond huilde Bruno weer voordat hij ging slapen. Hij vond het nog steeds jammer dat hij ooit dood zou gaan. Want “wat de pastoor had gezegd was maar voor nep”. Hij had immers gezegd dat je niet doorleefde zoals je nu leeft, “maar in de harten van de mensen”. Bruno had liever gezien dat je weer opnieuw geboren werd als je heel oud was.
Ik probeerde nog tegen te werpen dat de pastoor misschien had bedoeld dat je de dood een beetje kon wegtoveren. Resoluut klonk het: “Nee. De dood kan je nooit wegtoveren”. Uiteindelijk viel hij toch nog tevreden in slaap, naast mij op de bank. Een illusie armer en een inzicht rijker.
Jasper Mekkes is ingenieur en vooruitgangsfilosoof.
Jasper Mekkes, 05.01.2019 @ 12:57