De desinformerende universiteit (2)
Jona Lendering
Illustratie: Luis Ricardo Falero
Er wordt, zoals we in het eerste deel van dit artikel zagen, veel verouderde kennis over de Oudheid in omloop gebracht. Dit is significant, want niets belet de universiteit dit te corrigeren; het feit dat er niets aan wordt gedaan, suggereert dat er iets mis is met het wetenschappelijk bedrijf. Eén aspect is dat slechte informatie zich op het internet sneller kan verspreiden dan betrouwbare. Daarbij spelen vier factoren een rol.
Om te beginnen hebben de universiteiten nooit veel weerwoord geboden. Ik ken verschillende onderzoekers die relevante zaken te melden hebben, maar er niet over piekeren een populairwetenschappelijk boek te schrijven. Ze zouden wel gek zijn, want zo’n boek telt niet echt mee op een publicatielijst. In de wetenschappelijke pikorde heb je ook al niets aan het opzetten van een website of het redigeren van een Wikipedia-artikel, hoewel daar in zeer weinig tijd met zeer weinig middelen een zeer groot publiek kan worden bereikt. De wijze waarop Nederland zijn wetenschap financiert, heeft als bijeffect dat verouderde informatie onweersproken blijft. Dat het ook anders kan, toont bijvoorbeeld de beeldschone website over de Olympische Spelen van de Universiteit van Leuven.
Een tweede factor is het bestaan van betaalsites. Het gaat me er dan niet eens om dat het niet valt uit te leggen dat burgers eerst belasting moeten betalen om onderzoek te laten uitvoeren, en ze vervolgens, als ze de resultaten willen kennen, nóg eens mogen betalen. Waar het me om gaat is dat wetenschap op Web 2.0 meer dan ooit een dialoog is, met als voornaamste plaats van debat de Wikipedia. In die dialoog kunnen, zolang veel wetenschappelijke publicaties en artikelen door goede wetenschapsjournalisten alleen bereikbaar zijn op betaalsites, activisten wél verwijzen naar hun informatie en zo een schijn wekken van controleerbaarheid en betrouwbaarheid, terwijl bona fide wetenschappers dat niet kunnen. Wie nu op het web zoekt naar informatie over de affaire-Van der Hoeven uit 2005, zal makkelijk het creationistische standpunt vinden, maar niet de bijdragen van biologen en andere wetenschappers. Op het internet strijden de echte geleerden met de handen gebonden.
Gelden de bovenstaande factoren voor de wetenschap als geheel, de derde factor is meer specifiek voor de oudheidkunde: archeologische persberichten zijn zelden accuraat. Wie in Israël een voorwerp opgraaft dat op een of andere manier, hoe gezocht ook, met de Bijbel in verband gebracht kan worden, kan rekenen op een wonderbaarlijke fondsenvermenigvuldiging. Nu is Israël in zekere zin atypisch, maar het geldt ook voor Egypte, waaruit al maanden berichten komen over de vondst van het graf van Kleopatra waarvan iedereen weet dat ze onmogelijk waar kunnen zijn; voor Iran, dat door politieke activisten in het westen steeds opnieuw vandalisme krijgt aangewreven; voor Griekenland en Italië, waar vondsten altijd zó worden uitgelegd dat ze bevestigen wat klassieke auteurs beweren; of voor Nederland. Nog onlangs liet het NRC Handelsblad zich gebruiken voor een bericht over de stadsrechtverlening aan Nijmegen dat eerder geschreven leek door de VVV dan iemand met verstand van Romeins bestuursrecht.
En ten vierde: de geleerden zijn niet meer wat ze zijn geweest. Een goed oudhistoricus zou om te beginnen moeten worden opgeleid tot historicus (vier jaar), heeft enige kennis van de oude talen (één jaar), weet iets van antropologie (een half jaar) en is grondig vertrouwd met de archeologie (anderhalf jaar). Ik zou niet weten op welke wijze het mogelijk is een oudhistoricus op te leiden in minder dan zeven jaar. Toch moet het sinds 1982 in vier jaar en slechts een enkeling herinnert zich nog de periode waarin er wel voldoende tijd was.
Het zal niet meer goed komen. We kunnen, zoals het cliché luidt, een euro maar één keer uitgeven, en de politiek besteedt die terecht liever aan het voldoende opleiden van artsen dan aan een even lange opleiding voor oudhistorici. (Dat de universiteiten die euro vervolgens uitgeven aan pronkerige nieuwbouw of overbodige advertenties, kan hier buiten beschouwing blijven.) Oudheidkundigen kunnen er dus weinig aan doen dat hun opleidingen te ver zijn bekort. Ze proberen er het beste maar van te maken en het moet gezegd dat het ze, door jonge onderzoekers steeds gespecialiseerder onderzoek te laten doen, nog redelijk lukt ook. Al gaan ze over steeds kleinere onderwerpen, de proefschriften behouden een zeker niveau.
Toch zijn de gevolgen ernaar. Van onze specialist wordt namelijk nog altijd verwacht dat hij – bij het eerstejaarsonderwijs en bij het populariseren – de gehele Oudheid kent. Maar daarvoor is hij te kort opgeleid. Bovendien wordt het vakterrein steeds complexer. Een oudheidkundige die zich tot een breder publiek richt, kan niet anders dan achterhaalde informatie uitdragen als hij spreekt over onderwerpen buiten zijn eigenlijke specialisme. In mijn boekje Spijkers op laag water behandelde ik vijftig bekende misverstanden over de oude wereld, en daarvan waren er zevenendertig ook te vinden in de publicaties van gepromoveerden. Of dit eveneens geldt voor andere disciplines, kan ik niet meten, maar ik vermoed dat ook andere onderzoekers ondeskundig spreken over onderwerpen buiten hun eigenlijke specialisme. De terugkeer van de god van de gaten suggereert althans dat ook evolutiebiologen de tijd niet hebben om zich voldoende te ontwikkelen en eveneens praten vóór ze kennis van zaken hebben.
Onze academici kunnen niet anders dan een bron zijn van desinformatie. Sterker nog, ze zijn gevaarlijker, omdat we aannemen dat iemand die ‘professor doctor’ voor zijn naam heeft staan, weet waarover hij mag spreken en moet zwijgen. Kras geformuleerd: niet de pseudowetenschap is het probleem, maar de universiteit.
Wordt vervolgd.
Historicus Jona Lendering won in 2010 de Oikos Publieksprijs. Dit is het tweede deel van een bewerkte versie van zijn dankwoord. Het eerste deel begint hier.
Jona Lendering, 05.12.2010 @ 21:56
6 Reacties
op 06 12 2010 at 03:04 schreef mango:
Dank voor dit verhaal Jona, could’nt agree more. Maar, het fatalisme voorbij: hoe kijk jij aan tegen initiatieven als TEDx, waar ik onlangs bij aanwezig mocht zijn, m.b.t. het instant houden van een kenniscultuur?
op 06 12 2010 at 22:01 schreef Petrus de Rewa:
Een ander probleem aan de universiteit is het aantal gepromoveerden. Teveel mensen verdedigen een proefschrift, zonder dat hierna een plek aan de universiteit of onderzoeksinstituut in het verschiet ligt. Deze academici zoeken vervolgens een werkkring buiten hun kennisveld. Ondertussen worden de onderwijstaken deels uit handen gegeven aan studenten, want die zijn goedkoper. De wereld op z’n kop.
Om het draadje van je vorige artikel nog even een vervolg te geven: ik gebruik je mythografische boek tijdens mijn colleges in 0036-1 over de ontwikkeling van de vroegmoderne identiteit in NL.
op 06 12 2010 at 22:03 schreef Henk:
Mooi stuk.
Alleen:
“De terugkeer van de god van de gaten suggereert althans dat ook evolutiebiologen de tijd niet hebben om zich voldoende te ontwikkelen en eveneens praten vóór ze kennis van zaken hebben.”
Ik snap niet zo waarom hierbij de term “god van de gaten” wordt bijgehaald, de crux is dat des te meer kennis er wordt vergaard, en overgangsperiodes tussen bijv. fossielen kunnen worden opgevuld, des te meer gaten tussen zullen ontstaan. Misschien kleinere gaten, maar wel meer.
Een creatonist zegt immers als er een periode van 1000 jaar (of hoeveel dan ook) mist qua schakels “Hee, daar zit een gat in je theorie. Daar kwam God dus ertussen.”
Vind je opeens wel een overgangsfossiel die in die periode valt, dan zal de creationist zeggen: “Hee, daar zijn twee gaten (voor en na het desbetreffende overgangsfossiel), daar kwam God dus ertussen.”
Je zou kunnen zeggen dat hoe meer kennis evolutiebiologen verzamelen, des te meer “gaten” kan je vinden in de theorie, maar dit heeft meer te maken van het brakke uitgangspunt en redenatiegewrocht van de creatonist dan dat je dit de biologen (en hun aanwezige kennis) kan aanrekenen…..
op 07 12 2010 at 08:23 schreef Jona Lendering:
@Henk
Kijk nog even naar het eerste deel voor de GvdG.
op 08 12 2010 at 12:06 schreef Wetenschapshoernalisten « Cryptocheilus Weblog:
[…] Jona Lendering slaat spijkers met koppen op Frontaal Naakt. […]
op 30 09 2013 at 07:16 schreef Aantekeningen bij de Bijbel · Livius Nieuwsbrief (63):
[…] zitten met hun neus in de boeken en met hun rug naar het internet. Uw redacteur legt uit: 1, 2 en het slot volgt […]