De beste strips van 2024
Peter Breedveld
Er zitten weer veel manga bij dit jaar, want op dat gebied heb ik een inhaalslag te maken. Belangrijker is dat de meeste auteurs vrouwen zijn. De laatste jaren lees ik vooral ook strips van vrouwen, met het perspectief van vrouwen. Dat heeft mijn stripleven enorm verrijkt.
10: Ed Brubaker en Sean Phillips: ‘Where the Body Was‘
Mijn stripjaar is niet compleet zonder een van de spannende, pulpy en atmosferische page-turners van het hoogproductieve duo Ed Brubaker en Sean Phillips. Ik las er twee dit jaar, Where the Body Was en de Lovecraftiaanse noir Houses of the Unholy, ook van harte aanbevolen. Afgelopen kerst las ik bovendien een kersthorror/thriller/fantasy van Brubaker in samenwerking met een andere tekenaar, Marcos Martín, Friday, die ook smullen was.
Maar mijn favoriet is Where the Body Was, omdat het net wat ingenieuzer in elkaar zit dan de andere twee, met net wat aansprekender personages. Het speelt zich af in zo’n typische Amerikaanse slaapstad zoals we die kennen uit de Steven Spielberg-films. Alleen landt hier geen ruimteschip maar een lijk en daarmee krijgen de levens van een drankverkoper die zich voordoet als een politieman, een elfjarig Vietnamees-Amerikaans meisje, een getraumatiseerde Vietnam-veteraan, twee verliefde (of geile) delinquenten, een psychiater en zijn overspelige vrouw wat peper in de reet.
Brubaker bouwt alles, zoals hij altijd doet, zorgvuldig op en vertelt de verhalen van de verschillende personages vanuit hun eigen perspectief en met veel empathie, zij het ook altijd met een zekere mate van afstandelijke spotzucht. Pillips verbeeldt alles met een paar vlotte streken, waarmee hij zo’n woonwijk neerzet en echte mensen tekent, met echte emoties.
Lees mijn volledige bespreking hier.
9: Sumako Kari: ‘Since I Could Die Tomorrow‘
Een strip over vrouwen in de overgang had ik nog nooit gelezen, nooit van gehoord zelfs. Maar in Japan zijn er over elk mogelijke onderwerp strips, dus het lag voor de hand dat mijn ontmaagding op dit gebied met een manga zou zijn.
In het eerste deel van de vierdelige serie ontdekt de 42-jarige Sawako dat ze al overgangsverschijnselen heeft. Het verandert hoe dan ook haar kijk op het leven. Zoals veel veertigers denkt ze veel aan de dood en wat er van haar leven geworden is. Dat doet een jeugdvriendin uit haar geboortedorp ook en die neemt contact met haar op, ze wil naar Tokio komen en met haar afspreken.
Via Sawako maken we kennis met verschillende andere personages en zo wordt Since I Could Die Tommorow een kaleidoscopische vertelling over een aantal mensen die allemaal Sawako’s pad kruisen, maar met Sawako als duidelijk middelpunt en de naderende dood als altijd aanwezige schaduw.
Since I Could Die Tommorrow leest als een trein en is een meeslepend en zeer vermakelijk melodrama over vrouwen die doorgaans door iedereen worden genegeerd omdat ze niet meer neukbaar worden geacht.
Lees mijn complete bespreking hier.
8: Makihirochi: ‘Sketchy‘
Ik las het eerste deel van Sketchy, werd er meteen ingezogen, heb subiet de andere drie delen besteld die dit jaar zijn uitgebracht en ik kan niet wachten op het volgende deel. Een manga over skateboardende vrouwen, zo pakkend, zo stijlvol getekend, met waanzinnige actiescènes en personages waar je van gaat houden.
Het gaat natuurlijk niet gewoon over skateboarden, al zou je Sketchy rustig als lesboek voor beginnende skateboarders kunnen gebruiken. Het gaat over vrouwen voor wie skateboarden een uitlaatklep is. Omdat ze een saaie baan hebben, omdat ze zich gevangen voelen in de strenge Japanse sociale conventies of omdat ze een girl-crush hebben op een andere skateboardende vrouw.
Dat laatste is wat Ako Kawasumi drijft in het eerste deel. Ze werkt in een videotheek, in alle opzichten een uitzichtloze baan, terwijl al haar vroegere vriendinnen succesvolle carrières hebben of een goedverdienende echtgenoot aan de haak hebben geslagen. Als ze zich ’s avonds laat uitgeput in een grasperk in het centrum van Tokyo laat vallen, verschijnt hoog boven haar, als een engel, Momo. Die vliegt over haar heen op haar skateboard. Ako begint haar te stalken en gaat ook skateboarden om bij Momo te kunnen zijn.
Voor Ako wordt skateboarden al snel het belangrijkste in haar leven en ze steekt een collega aan, een part-time werkende student, die zich ook op het skateboarden toelegt. Er worden allerlei andere personages geïntroduceerd en al snel is Sketchy een kaleidoscopische vertelling waarin we verschillende verhaallijnen volgen van verschillende personages, net als in Since I Could Die Tomorrow. Allemaal vrouw, allemaal een beetje gek, want het is in Japan niet normaal voor vrouwen om fanatiek te skateboarden.
7: Priscillia de Rekeneire: ‘Le Coeur À Contresens‘
Een vrouw ontmoet een man via een dating-app, er onstaat een romance, maar na een tijdje komen bij haar de twijfels. Zo simpel is het verhaal van de beeldroman Le Coeur À Contresens van Priscillia de Rekeneire. Je zou de titel misschien kunnen vertalen als “Misrekening van het hart” of “Het hart zit fout”. De ondertitel luidt “Histoire d’une emprise amoureuse“. Vind ik ook een moeilijke. Het komt erop neer dat iemand iemand anders in zijn macht heeft. Zijn amoureuze macht.
Het knappe van dit boek zit ‘m in de manier waarop De Rekeneire haar vertelling ontvouwt. Uitgespreid over 252 pagina’s, op een slakkengang en in minimalistische, zwierig-sensuele tekeningen en ingetogen kleuren. De nadruk ligt op de sfeer, het onderhuidse, op wat er niet gezegd wordt, wat er misschien bedoeld wordt, op wat lijkt maar misschien niet zo is, op interpretaties en misverstanden.
Het allerknapste is Rekeneires mensenkennis, de naturalistische manier waarop ze zeer precies de interacties tussen mensen registreert, zonder te oordelen, maar je herkent meteen bepaald gedrag, bepaalde patronen. Haar personages zijn echt.
Lees de complete bespreking hier.
6: Aude Mermilliod: ‘Éclore‘
‘Éclore’ is een urgent boek, dat de seksuele ontluiking van een gewonde jonge vrouw beschrijft (want dat is wat ‘Éclore’ betekent: ‘Ontluiking’) en dat vooral ook door mannen zou moeten worden gelezen, om inzicht te krijgen in de gevolgen van hun seksuele egoïsme en hun roof- en aasdierengedrag. Seks is een mooi ding, een heilig ding, maar het wordt al te vaak tot een afzichtelijk monster gemaakt.
Lees de volledige bespreking hier.
5: Taiyo Matsumoto: ‘Tokyo These Days‘
Een ervaren en gerespecteerde redacteur bij een manga-uitgeverij, Kazuo Shiozawa, neemt plotseling ontslag en zoekt old-school manga-auteurs op om in eigen beheer nog een keer te schitteren met een degelijk, ouderwets goede manga.
Matsumoto staat bekend om zijn naturalistische portretten van gewone mensen, waarin de tijd wordt genomen voor het verloop van banale gebeurtenissen. Zo is er een heel stuk waarin hij een mangaverkoper naar zijn huis laat komen om zijn mangaverzameling te taxeren en op te kopen, om uiteindelijk te besluiten zijn boeken toch maar te houden. “Ik begrijp het wel”, zegt de teleurgestelde verkoper. “Ik hou ook van manga”.
Tegelijkertijd geeft hij die gebeurtenissen een zekere emotionele lading, een lawaaiige intensiteit. Er wordt in Tokyo These Days geruzied, gediscussieerd en gekibbeld als in een Tarantino-film. Het boek heeft op een gekke manier ook wel wat van een Tarantino-film. Alleen zou de hoofdpersoon daarin oude rotten in het vak benaderen voor nog één laatste, spectaculaire roofoverval en niet voor een manga.
4: Yoshiharu Tsuge: ‘Oba Electroplating Factory‘
Sinds een paar jaar brengt de Canadese uitgeverij Drawn & Quarterly het vertaalde werk van Tsuge uit, die van de jaren 50 tot eind jaren 80 strips maakte, vooral korte verhalen, waarin de mens in al zijn armzalige schlemieligheid wordt neergezet, maar zonder oordeel of leedvermaak of wat dan ook. Wel met een zekere azijnige humor.
De bundel die dit jaar uitkwam, bevat sterk autobiografisch getinte verhalen. Tsuge ontkent zelf ten stelligste dat de verhalen autobiografisch zijn, maar de overeenkomsten tussen het hoofdpersonage in de verhalen en het leven van Tsuge zelf zijn in elk geval talrijk.
De bundel bevat een schrijnend verhaal in de sociaal-realistische traditie, dat is het titelverhaal over een metaalveredelingsbedrijfje waarvan de medewerkers allemaal doodziek aan hun einde komen vanwege de giftige stoffen waarmee ze de hele dag werken. De rest van de verhalen gaat over het leven van een jonge stripmaker.
Deze verhalen blinken uit in schaamteloosheid. Ze gaan onder andere over de aanranding van een voormalige minnares en andere seksuele escapades. In één van de verhalen overnacht de hoofdpersoon in een herberg bij een straatarme familie, waar de armoede zich in al zijn gore smerigheid manifesteert.
En dat vind ik zo verslavend aan Tsuges werk: ondanks de rauwheid ervan zegt het wezenlijke dingen over ons mens-zijn, over ons bestaan op deze onverschillige aardkloot. Het is allemaal zo echt. De seks in de verhalen staat lichtjaren af van de seks in Hollywood-films, of in porno. Maar is lomp en lullig, en toch heeft het ook wel weer iets warm-erotisch. Ik denk omdat het gewoon dezelfde seks is die wij ook hebben. Echt is meestal verre van volmaakt, maar het is echt en daarom beter dan fantasie.
3: Yamada Murasaki: ‘Second Hand Love‘
Twee jaar geleden nam ik Murasaki’s autobiografisch getinte Talk To My Back op in mijn eindlijst, dat ging over een gefrustreerde huisvrouw die door haar man wordt bedrogen. Second Hand Love gaat over de minnaressen van getrouwde mannen, de andere vrouwen. De vrouwen die de zon- en feestdagen alleen doorbrengen. De vrouwen die hun minnaars verachten om hun lafheid maar ze missen als ze bij hun eigen vrouw zijn. “Ik ben niet eens zo gek op hem. Ik ben gewoon eenzaam en wilde een man die mij begeert.” Murasaki vertelt hun verhalen met empathie en een flinke scheut sardonische humor. Haar observaties zijn scherp en de dialogen en monologen getuigen van mensenkennis. Het tekenwerk is functioneel elegant.
2: Charles Burns: ‘Final Cut‘
Achttien jaar geleden interviewde ik de Amerikaanse stripauteur Charles Burns op de Haarlemse Stripdagen en we kwamen te spreken over hoe normaal deze man was, wiens stikdonkere werk wordt bevolkt door freaks en monsters vol zelfhaat. “I’m not normal on the inside“, zei hij toen.
Ik denk dat het die inside is, die ‘abnormale’ binnenkant, is die we te zien krijgen in zijn nieuwe boek Final Cut. Het is een wonder van een album, poëtisch en gelaagd. De titel en het feit dat het boek zo radicaal verschilt van de rest van zijn werk, maar tegelijkertijd zo typisch Burns is, en zo melancholiek beschouwend is, deden me denken aan David Bowie’s zwanenzang Black Star.
Lees hier mijn uitgebreide bespreking.
1: Leela Corman: ‘Victory Parade‘
Twee Joodse vrouwen moeten het zien te rooien in New York tijdens de Tweede Wereldoorlog. De één een inheemse New Yorker wier man tegen de nazi’s in Europa vecht, de ander een Duitse vluchteling. Victory Parade is een fantasmagorisch, delirisch, diepzinnig en gelaagd boek waarin ik elke keer, als ik het opensla, iets nieuws ontdek. Elke keer als ik naar een pagina kijk, zie ik weer iets anders. Cormans pagina’s zou je afzonderlijk in een museum kunnen ophangen, los van hun context krijgen ze hun eigen betekenis. Het boek barst van de ideeën en observaties, is caleidoscopisch, visionair, mooi, lelijk, licht, zwaar, prozaïsch, poëtisch, wreed en vol liefde. Al deze dingen en nog veel meer.
Complete bespreking hier.
Is het Vrije Woord u écht lief? Steun me dan met een financiële bijdrage. Doneer aan de enige dwarsdenkende, onafhankelijke (maar echt) site van Nederland. Rekeningnummer NL24 ASNB 8832 6749 39 (N.P. Breedveld, ASBN Rijswijk), BIC ASNB NL21.
boeken, Eindlijstjes, Peter Breedveld, Strips, 02.01.2025 @ 17:40