De academische vrijheid wordt bedreigd, maar anders dan politici denken
Remco Breuker
Foto © Peter Breedveld
1) Wat betekent ‘verscheidenheid en diversiteit in de wetenschap’ voor u en uw werk?
Laat ik Uw vragen puntsgewijs beantwoorden, al zou ik deze eerste vraag graag omdraaien en aan U stellen. Dit vanwege het schokkende -en van de maatschappij losgezongen- gebrek aan diversiteit in de drie panels die U voor vandaag heeft samengesteld en de arbitrair overkomende selectieprincipes die hier klaarblijkelijk aan ten grondslag hebben gelegen (zo hoor ik graag uw uitleg over het verschil tussen een ‘wetenschapper’ en een ‘feitelijk expert’). Ik kan u verzekeren dat ik bij het organiseren van een soortgelijke bijeenkomst aan de universiteit hier niet mee was weggekomen.
Maar laat ik de eerste vraag beantwoorden: ik versta onder verscheidenheid en diversiteit in de wetenschap in de eerste plaats verscheidenheid in onderzoek, aanpak en methodologie, onderwerp: niet iets dat institutioneel wordt aangemoedigd, al is het intellectueel aantrekkelijk. Verder begrijp ik het als steevast geconfronteerd worden met andere methodologieën, met onbekende discourses, met analyses die zowel bevestigen, ontkennen, aanvullen, als nieuwe vragen opwerpen. Verscheidenheid en diversiteit schuren altijd, kunnen disruptief zijn, in het onderzoek, in het onderwijs – verscheidenheid en diversiteit van mening tussen docenten onderling, tussen docent en student, en tussen studenten onderling is cruciaal voor academische vorming- en in kennisvalorisatie.
U had in plaats van dit debat ook met WOinActie kunnen gaan praten: een beweging die uit de wetenschap zelf is voortgekomen, uit studenten én wetenschappers, waarin allerlei stromingen en achtergronden een plaats hebben gevonden, verenigd door het besef dat wij als academische gemeenschap onszelf moeten vertegenwoordigen, omdat niemand of niets anders dat nog adequaat doet – ook de VSNU niet.
2) Hoe ervaart u de mate van verscheidenheid en diversiteit in uw werk? Hoe ervaart u uw academische vrijheid?
Ik vermoed dat, gezien de context en de maatschappelijke discussie, deze vraag informeert naar de politieke verscheidenheid en diversiteit in mijn werk? Die is aan de Leidse universiteit overduidelijk aanwezig, maar zolang de wetenschap die er geproduceerd wordt in orde is, laat deze me eigenlijk koud. Ik raad U dezelfde basishouding aan: het is een verdienste én een vereiste van de democratische staat dat de wetenschap soeverein en onafhankelijk is. In de huidige maatschappelijke context houdt Uw vraagstelling politieke bemoeienis met de wetenschap in: dat is een zorgwekkende ontwikkeling. U stelt feitelijk een politieke vraag aan een wetenschapper: mijn antwoord kan alleen wetenschappelijk zijn, dus daar gaan we.
In mijn eigen vakgebied bevind ik me qua verscheidenheid en diversiteit in een zeer luxueuze positie. Waar andere regiowetenschappers het veelal met één regio moeten doen, heb ik er twee: Noord- en Zuid-Korea. Ik laveer elke dag op tussen de meest uiteenlopende voorbeelden van diversiteit en verscheidenheid. Veel verscheidener of diverser dan Noord- en Zuid-Korea heb je bovendien niet. Beide leveren instructieve voorbeelden op over verscheidenheid en diversiteit: in het noorden is er ten behoeve van de nationale moraal een ban uitgesproken op verscheidenheid en diversiteit – in de wetenschap (daar begon het), maar in feite tegenwoordig in alles. De geesteswetenschappen zijn daar eerst verordonneerd om de natie en alleen de natie te dienen, en zodra ze dit deden en hun kritische houding opgaven, werd hen daarna de nek omgedraaid, waardoor Noord-Korea heden ten dage prachtige raketten en kernkoppen construeert, maar kritische wetenschapsbeoefening er niet meer bestaat. Er zijn wel nog diegenen die zich kleden in de toga van de wetenschapper en praten in het bijbehorende idioom, maar zij laten alleen het door de natie gesanctioneerde geluid horen – maar dat zien we hier ook wel (ik heb hier een boek over geschreven: De B.V. Noord-Korea: een kernmacht in de marge, Prometheus, 2018).
Pseudowetenschappers
Het Zuiden heeft dat beter gedaan, daar heeft de academische gemeenschap vaak met gevaar voor eigen leven de eigen stemmen laten horen. Sommigen hebben daar een hoge prijs voor betaald. De afgelopen tien jaar, echter, hebben de in ons veld met de term ‘pseudowetenschappers’ aangeduide politieke lobbyisten/activisten (al dan niet zelf ooit als wetenschapper actief geweest) de vrijheid van wetenschap in hoge mate aangetast door het ijkpunt van alle (geestes-)wetenschap ‘Korea’ te maken en uit de wetenschap afkomstige geluiden die óf de bij hun gangbare opvatting over de natie en haar verleden, heden en toekomst tegenspreken óf de vaak geopperde etnische exceptie-argumenten (waarin Korea een empirisch niet aantoonbare uitzonderingspositie toebedeeld kreeg) weerspreken, te vuur en te paard te bestrijden. Dit geschiedde door mediahetzes, vragen in het parlement en zelfs door rechtszaken. Zo fungeerden de pseudo-wetenschapppers als useful idiots van politieke boodschappen (van zowel links als rechts).
Over academische vrijheid heb ik ook zelf wel het een en ander te melden. Hoe ervaar ik die? Nu, ik bevind mij op dit moment in de Tweede Kamer voor een hoorzitting over verscheidenheid en diversiteit in de wetenschap. Dat is wat. Of dat zou het moeten zijn. Want tegelijkertijd moet ik erkennen dat de universiteit door externe krachten wordt belaagd die haar of willen uitkleden of willen censureren. Of beide.
Ik erken ook dat het financieringsmechanisme noch onderwijskwaliteit noch academische vrijheid in de hand werkt (zie hier voor een uitwerking van deze notie). Structurele weeffouten in de financiering van de universiteit en toenemend politiek en maatschappelijk antagonisme hebben gevolgen voor de individuele wetenschapper. Ik neem mijzelf hier als voorbeeld, omdat ik deze casus het best ken.
Persoonlijke veiligheid
Academische vrijheid wordt veelal met de mond beleden. Tegenover elke ferme uitspraak over academische vrijheid staat de praktijk van de alledaagse werkelijkheid. Want tegelijkertijd moet ik tegenwoordig mijn onderzoek over Noord-Korea eerst door een advocatenkantoor laten lezen (en probeer die kosten maar eens in een subsidiebudget te zetten) uit de niet ongegronde angst om aangeklaagd te worden door de grote bedrijven die in dat onderzoek naar voren komen.
Tegelijkertijd heb ik deze ochtend nog weer een gesprek gehad over mijn persoonlijke veiligheid en die van mijn onderzoeksdata- en resultaten omdat de Noord-Koreaanse staat mij van drie halsmisdaden heeft beschuldigd.
Het zou tevens niet voor de hand moeten liggen dat een hoogleraar Koreastudies vanwege zijn onderzoek onder druk kan worden gezet door grote multinationals, zowel binnenlands als buitenlands, en toch gebeurt het – ik raak er aan gewend.
Gestalkt worden in eigen land door boze ambassadeurs en diplomaten die om je ontslag vragen, omdat je als wetenschapper moet zeggen wat je geconstateerd hebt? Het zou niet moeten kunnen, maar toch gebeurt het.
Te horen krijgen van één zo’n boze ambassadeur dat zijn buitenlandse inlichtingendienst een dossier over je heeft aangelegd op basis waarvan rechtsvervolging aanstonds is? Kafkaësk, maar waar.
Het laatste jaar onderzoeksgeld van een grote onderzoekssubsidie terugsturen omdat de verstrekkende instantie verklaard heeft dat je academische vrijheid relatief is aan het ontvangen van fondsen van desbetreffende instantie, waardoor je op een zwarte lijst voor fondsenwerving terechtkomt? Idem dito.
Ik heb voorbeelden te over, de politiek heeft waarschijnlijk niet in diezelfde mate belangstelling hiervoor – dat althans leert de ervaring. Ik heb er wel van geleerd: ik spreek me uit en houd me verre van elke financieringsbron die me zou kunnen compromitteren, ondanks de institutionele druk om grote bedragen van buiten binnen te blijven halen.
3) Wat betekent ‘verscheidenheid en diversiteit in de wetenschap’ voor u en uw werk?
De academische vrijheid, zeker die van mij, staat onder zware druk en staat dat al een tijdje. Dat is op zich wellicht geen uitzonderlijke situatie: onze weerloosheid in dezen wel. Ik spreek hier van mijn persoonlijke ervaringen, maar ik kan dit zonder al te veel moeite in een groter, structureel kader plaatsen waarin externe druk en pogingen tot censuur toenemen (zoals bijvoorbeeld het schandaal bij de WOCD, de affaire Shell-Erasmus, het meldpunt voor linkse indoctrinatie, feitelijk onjuiste stemmingmakerij tegen de wetenschap in de pers.
Soms is wetenschap politiek gekleurd, maar dat komt meestal niet bij de wetenschappers zelf vandaan, eerder bij de externe omgeving. Vandaar dat ik getransformeerd ben van introverte geesteswetenschapper met krijtstof op de schouders tot hoogleraar die zijn best doet om de Leidse bek eer aan te doen.
Hypes op Twitter
Want weet U wat ik zie? In plaats van dat mijn -gedocumenteerde, bewijsbare, tastbare, empirisch verifieerbare – zorgen serieus worden genomen, zie ik de politiek wegkijken van de echte dreigingen die de academische vrijheid en de wetenschappelijke onafhankelijkheid continue aantasten. Ik zie betekenisloze moties (‘pretmoties’) over academische vrijheid en diversiteit. U lijkt zich zorgen te maken over mijn stemgedrag en dat van mijn collega’s. Als u het per se wilt weten, ik stem centrumrechts liberaal en mijn onderzoek heeft aanleiding gegeven tot kamervragen in deze Kamer, gesteld door de VVD en de SP: bepaalt u zelf maar wat dat met de politieke kleur van mijn onderzoek doet.
De politiek en de maatschappij laten zich in de luren leggen door hypes op Twitter, en kijken weg van die moeilijke materie die het academische bedrijf toch echt is: het is allemaal niet zo simpel als links en rechts, progressief en conservatief. U verwart consistente, logische, sociaal relevante, schurende kritiek met politieke stellingname.
U mist de vaak doorslaggevende rol die het zoeken naar externe fondsen speelt: wie financiert mij als van te voren al duidelijk is dat ik geen niet-wetenschappelijke inmenging duld in mijn wetenschappelijk bedrijf. Maar ook: ik moet maatschappelijk relevant onderzoek doen, volgens onze minister (en dat ben ik met haar eens), dus hoe doe ik dit in het geval van gevoelig onderzoek?
Politieke voorkeur
Een rechtse stem van een wetenschapper maakt geen rechts onderzoek – en dat geldt ook voor links. Het wetenschappelijk bedrijf is te complex en gelaagd om zoiets ook toe te laten. Mijn politieke voorkeur is om altijd te willen praten: mijn wetenschappelijke oordeel luidt dat dat met Noord-Korea niet kan. De feiten zijn daar duidelijk. Mijn politieke mening en wetenschappelijke oordeel hebben daar lang over geschuurd.
Maar de ééndimensionale, reductionistische -en laat ik eerlijk zijn- oliedomme opvatting dat iedere wetenschapper in feite een eenpersoons wetenschappelijke partijbureau voor de eigen politieke opvattingen is, is wat ik in de kranten teruglees en erger: dat is wat ik in uw, in dit hart van onze democratie ingediende moties nota bene terugzie. Ik zie een uit de hand gelopen obsessie met uiterlijkheden, maar ik stel ook vast dat U tegelijkertijd consistent wegkijkt van de echte problematiek.
Het is dan ook met enige ironische distantie dat ik vaststel dat dit hele debat, deze hele discussie, lijkt ingegeven door een volledige onbekendheid met de dagelijkse academische praktijk, met de academische werkvloer. In plaats daarvan lijkt U zich te richten op een discours waarin allerlei gereïficeerde begrippen die weinig tot geen relatie tot de werkelijkheid van de alledaagse wetenschappelijke praktijk bezitten, de boventoon voeren. Deze fundamenteel niet passende benadering van de wetenschap is in de woorden van de Duitse natuurkundige Wolfgang Pauli ‘nicht nur nicht richtig; es ist nicht einmal falsch!’ De wetenschap kan er niets mee, dit soort praat staat er los van.
Aanvallen op wetenschappers
Kijkt u liever eens naar de echte, meetbare, empirisch aantoonbare factoren die debat, onderzoek, en soms zelfs onderwijs in het WO fnuiken, wetenschappelijke onafhankelijk aantasten, verscheidenheid en diversiteit blokkeren en mij en mijn collega’s in onze academische vrijheid beperken: andere staten, multinationals -of wie dan ook- wier financiële belangen op het spel staan, de politieke belangen van allerlei gremia incluis de overheid, het slecht doordachte financieringsstelsel, en niet in de laatste plaats de op anekdotes gebaseerde en opportunistisch overkomende politieke aanvallen op wetenschappers, zelfs vanuit deze zaal.
Ik vraag mij dan ook af wat het nut van deze bijeenkomst hier in deze vorm is, waar dit symbool voor staat, en waar dit in de toekomst toe zal leiden.
Bijdrage aan hoorzitting ‘Verscheidenheid en diversiteit in de wetenschap’, gisteren gehouden in de Tweede Kamer. Remco Breuker is hoogleraar Koreastudies aan de Universiteit Leiden en te volgen op Twitter via @koryoinleiden.
Remco Breuker, 24.04.2019 @ 07:05