Casanova
Jona Lendering
Illustratie: Takato Yamamoto
Ze schijnen echt te bestaan, mensen die nooit de memoires van Casanova hebben gelezen. En dat is natuurlijk vreemd. Het kan gebeuren dat ouders verzuimen hun kinderen kennis te laten maken met Jules Verne; niet iedereen heeft de middelen voor de aanschaf van het verzameld werk van W.F. Hermans; er zullen buitengewesten bestaan waar beeldverhalen nog gelden als zedenbederf en men derhalve geen Kuifje leest; natuurlijk mag je halverwege De toverberg zeggen dat het te saai is om verder te lezen. Dat kan allemaal, dat mag ook allemaal, maar dat er mensen zijn die nooit iets hebben gelezen van Casanova, dient te worden beschouwd als een ernstige misstand.
Een maatschappelijke misstand, want een individuele keuze kan het niet zijn. Wie kennismaakt met de autobiografie van Casanova, leest haar uit. Het is hét hoogtepunt van de achttiende-eeuwse Europese letteren. Als mensen de twaalf delen niet allemaal lezen, kan dat alleen komen doordat hun nooit is verteld hoe geweldig boeiend Casanova is en het achterhouden van zulke informatie is gewoon asociaal wangedrag. Een ernstige misstand dus waarover, zelfs in de jaren waarin Jan Peter Balkenende hamerde op het belang van nette maatschappelijke omgangsvormen, nooit ook maar één Kamervraag is gesteld.
Schaatsen op de Amstel
Triest. Giacomo Casanova, die zichzelf overigens Chevalier de Seingalt noemde, is immers een van de geestigste auteurs aller tijden. Niet omdat de Venetiaan een moppentopper is. Ik bedoel met “geestig” dat hij esprit bezat. Weliswaar kwam hij uit een niet overmatig rijke theaterfamilie, maar hij had een goede scholing gehad: hij was meester in de rechten. Veel deed hij echter niet met zijn kennis, want zijn leven was niet dat van een baliekluiver maar dat van een avonturier die door heel Europa rondtrok.
Lissabon is, geloof ik, de enige Europese hoofdstad die hij niet heeft bezocht. Verder ontmoette hij echt iedereen die er destijds toe deed: Catharina de Grote, paus Clemens XIII, Voltaire, Winckelmann, Lodewijk XV, D’Alembert, George III, Benjamin Franklin, madame De Pompadour, Frederik de Grote, Rousseau en Mozart (voor wie hij het libretto van Don Giovanni schreef). Hij woonde twee jaar in Parijs, bezocht Constantinopel, speelde in het casino van Spa, verbleef in Londen en probeerde, toen hij in Amsterdam logeerde, te schaatsen op de Amstel. Als vrijmetselaar had hij overal vrienden, en zij moeten zijn avontuurlijke verhalen hebben gewaardeerd – al is er een bericht over een diner waar ene “Neuhaus” de gasten verveelt met zijn saaie conversatie.
Hij had verschillende bronnen van inkomsten. Hij begon als soldaat op Corfu, werd violist maar zocht steeds andere betrekkingen. Zijn grote slag sloeg hij toen hij de Franse staatsloterij hielp oprichten, maar hij had er ook geen problemen mee om een goedgelovige rijke markiezin met magische en numerologische rituelen – waarbij een vat vol edelstenen in zee moest worden geworpen – voor de gek te houden. Een enkele keer verdiende hij bij als geheim agent, maar hij bezat op een gegeven moment ook een zijde-atelier. Hij smeet het geld met bakken tegelijk over de balk.
Gebrekkige kennis
De memoires barsten van levenszin. Er zitten geweldige scènes in, zoals zijn poging een vijand om zeep te helpen – met een pistool gaat hij op pad om de man dood te schieten en als het moment der wrake eenmaal daar is, sluit hij vriendschap. In Barcelona zit hij in de gevangenis. Hij bezit een verzameling gemmen. Een Hongaarse officier vertelt hem teleurgesteld te zijn in de gebrekkige kennis van het Latijn in Italië. We lezen herhaaldelijk over de wijze waarop hij aan de speeltafel besluit het geluk een handje te helpen. In Engeland loopt hij een geslachtsziekte op. In Warschau raakt hij gewond in een duel met een voorname edelman. Hij wordt bestolen door zijn personeel, ontslaat de betrokkene en schrijft later dat hij daar spijt van heeft.
Leuk vond ik zijn verblijf in Parma, waar hij – zoals blijkbaar in die tijd gebruikelijk – een annonce in de courant laat plaatsen waarin hij meldt dat hij is aangekomen, waar hij verblijft en hoe laat hij daar gasten ontvangt (zeer vroeg in de ochtend). Zulke mededelingen, triviaal als ze zijn, geven de lezer een blik op het dagelijkse leven in de achttiende eeuw.
Op een of andere manier vond Casanova tijd te schrijven. Zijn eerste – als ik het goed heb – boek ging over zijn ontsnapping uit de Venetiaanse staatsgevangenis, i piombi, waarmee hij een zekere Europese vermaardheid verwierf. Dat hij schreef over wiskunde zal u, van iemand die een loterij oprichtte, niet verbazen: hij meende het probleem van de kubusverdubbeling te hebben opgelost, maar tot zijn verbazing maakte het hem niet wereldberoemd. Hij stelde een kaaswoordenboek samen, schreef een geschiedenis van het Venetiaanse staatsbestuur, componeerde een tragedie over Zarathustra, vertaalde de Ilias (wat hem ook al niet wereldberoemd maakte) en schreef een roman over de bewoners van het binnenste der aarde. Namens een hooggeplaatste geestelijke schreef hij overigens, als ghostwriter, enkele liefdesbrieven.
Geld bij elkaar geneukt
Het bekendst is hij echter van zijn autobiografie, waarin hij vertelt over zijn leven vanaf zijn geboorte in 1725 tot het jaar 1774. (Hij overleed in 1798.) Het is een eerlijke tekst, waarin hij geen enkele poging doet zich beter te presenteren dan hij was. Ja, hij heeft mensen voor de gek gehouden, maar so what? Zo gaf hij hun een levensles. Men heeft wel eens geopperd dat het verhaal volkomen fictief is, maar serieuze onderzoekers hebben vastgesteld dat in elk geval de hoofdlijnen en talloze details correct zijn.
Dat werpt een zeker licht op zijn claim dat “honderden vrouwen” naar hem hebben omgezien: vermoedelijk zijn zulke verhalen waar. Ik meen dat boekhouders hebben uitgerekend dat hij 120 vrouwen heeft verleid.
En nu komt de paradox: hoewel Casanova beweert dat zijn veroveringen belangrijk voor hem zijn geweest en hoewel hij erom wordt herinnerd, vormen ze een ondergeschikt deel van zijn autobiografie. Er zit een zeker patroon in: hij schiet een vrouw in een lastige situatie te hulp, zij toont hem haar dankbaarheid, ze hebben een relatie die hem gaat vervelen en dan trekt hij weer verder. De vrouwen worden er doorgaans beter van. Een kleermaakster uit Rome verwerft bijvoorbeeld haar bruidsschat. Je kunt zeggen dat ze d’r geld bij elkaar heeft geneukt, maar zo’n behoordeling zegt meer over ons dan over Casanova. Voor hem was het verleiden alleen een leuk spel als de betrokkenen een zekere gelijkwaardigheid hadden. Uiteraard is het maar de vraag of wat Casanova gelijkwaardig vond, ook gelijkwaardig was voor zijn kleermaakster, maar het cynisme uit bijvoorbeeld Les liaisons dangereuses is de Chevalier de Seingalt volkomen vreemd.
Bedompt nationalisme
Aan het einde van zijn leven had hij een betrekking als bibliothecaris bij een Boheems edelman. De Venetiaanse avonturier vond het eigenlijk beneden zijn waardigheid, maar elders – als hij een bezoek aan een kloosterbibliotheek beschrijft – vertelt hij dat hij gelukkig kon zijn in het gezelschap van oude boeken. Het verlangen naar sereniteit moet een deel van Casanova’s leven zijn geweest, maar hij was te avontuurlijk om eraan toe te geven. Gelukkig maar, want zijn autobiografie werd zo een verhaal vol avontuur en élan vital.
En een zekere melancholie. Niet die van een oud man die terugkijkt op een rijk leven, al is dat aspect aanwezig, maar de melancholie van een achttiende-eeuwer die de optimistische, gedeelde cultuur van de Europese elite had gekend, en die intelligent genoeg was om in te zien dat het was afgelopen. De Franse Revolutie had alles veranderd en de toekomst behoorde aan een bedompt soort nationalisme. Casanova, die zeker sympathiek stond tegenover de ideeën van de Verlichting, was een van degenen die begreep wat er werd vernietigd nu die ideeën werden geïmplementeerd.
Casanova zag beide kanten, zoals hij over het algemeen over alles eerlijk is. Je hoeft zijn promiscue levenswijze niet tot de jouwe te maken, je hoeft zijn bedriegerijen niet goed te keuren en je hoeft zijn dubbele standaards niet te aanvaarden om Casanova aardig te vinden.
De autobiografie is in het Nederlands vertaald. Het overlijden van de vertaler, Theo Kars, vormde de aanleiding tot dit stukje.
Jona Lendering heeft een nieuw boek uit: Israël verdeeld. Hij is ook betrokken bij een nieuw oudheidkundig tijdschrift, Ancient History Magazine, waar ik goede verhalen over hoor. Dit stuk is gejat van zijn eigen website.
Jona Lendering, 19.11.2015 @ 09:27
9 Reacties
op 19 11 2015 at 11:05 schreef babs:
Ben in de autobiografie tot boek 8 gekomen tot nu toe. Ik wil de rest ook nog wel lezen, maar ben bang dan weer al te veel zijn levensstijl over te nemen.
op 19 11 2015 at 11:52 schreef Thomas E:
Eerst even over het overlijden van Theo Kars. Hoe ironisch is het als je uit alle macht de vernietigende invloed van de voortschrijdende tijd op je lichaam tracht tegen te gaan, en er als resultaat véél ouder gaat uitzien, en vervolgens ook nog jonger dan gemiddeld de pijp uit gaat.
Ik heb indertijd genoten van zijn vroege boeken zoals ‘De eerste trein na halfzes’ en het hedonistische, genotzuchtige ‘Avonturen op Ibiza’.
op 19 11 2015 at 13:30 schreef Haes:
Die memoires zijn inderdaad geweldig. Wordt tijd dat ik ze weer eens lees. Mijn favoriete deel was boek 4.
op 19 11 2015 at 14:01 schreef Jangert:
Ben via de vertaler bij de, subliem vertaalde, memoires van Casanova gekomen. Dank voor de aandacht voor het overlijden van Theo Kars.
op 19 11 2015 at 14:26 schreef Paul Hoekveld:
Ik heb toevallig net “een schitterend gebrek”gelezen van Arthur Japin. Daarin wordt hij ook beschreven. Bovenstaande is heel herkenbaar.
op 19 11 2015 at 17:46 schreef Thomas E:
Ik wist dat Kars aan de vertalingen van Casanova werkte, maar had er nooit wat van gelezen. Dit stukje is een mooie aanleiding om eraan te beginnen. Hoewel ik, zoals ik hierboven al aanstipte, van zijn vroegere boeken echt wel gecharmeerd was, vond ik hem stilistisch niet erg sterk. Lange zinnen, met breed uitweidende tussenzinnen en soms ook clichématige romantiek. Ook leek hij het erg met zichzelf getroffen te hebben. Maar misschien juist daardoor was hij dé man om Casanova te vertalen.
op 20 11 2015 at 01:07 schreef Sam:
Fucking hell wat mooi en dat in twaalf delen
En wat was hij lekker extreem (rechts/links)
Gelukkig ben ik gemiddeld (ondanks weerzin)
op 20 11 2015 at 21:22 schreef Co Stuifbergen:
Ik weet niet of de toekomst behoorde aan een bedompt soort nationalisme.
Als in 1848 waren er diverse opstanden in Europa, die eerder socialistisch waren, meen ik.
Maar misschien zag het er in de tijd van Napoléon anders uit.
op 22 11 2015 at 20:25 schreef IT:
“Mozart (voor wie hij het libretto van Don Giovanni schreef)” is een beetje teveel eer. Zijn vriend Da Ponte schreef het libretto. Casanova heeft er waarschijnlijk wel scenes voor geschreven, maar die zijn uiteindelijk niet gebruikt.