Bonne année in Kameroen
Anita Brus
Foto: Jane Greer
“Dit is de gelukkigste dag van mijn leven en die wil ik met jou vieren, bonne année!”, roept de maskerverkoper. Daarom mag ik van hem alles bijna gratis meenemen. “Twee maskers van wel honderd jaar oud voor elk 10000 franc, geen geld!”
De ‘gedeelde-geluk-truc’ om mij in koopstemming te brengen hoor ik daarna nog drie keer, maar laat ik die maskers daarom liggen? Vandaag werd zijn zoon geboren die hij Cheb noemde, naar zichzelf. Cheb de Cheb, lachen wij samen en de maskers zijn prachtig! Van hout, ingelegd met talrijke kraaltjes in verschillende kleuren omlijst met echt ingevlochten haar.
Ontwikkelingshulp
Ik ding af en waarschijnlijk betaal ik nog steeds te veel, maar wat zou het. Ondersteun ik er niet zijn prille gezin mee? Waarom bedragen geven aan ontwikkelingshulp om vervolgens zuinig te zijn in een land waar je overal om je heen ziet dat die hulp hard nodig is? Ik koop de maskers. Vervolgens regel ik een vijfdaagse excursie met gids en chauffeur voor veel geld, ‘but who cares’. Zij blij, ik blij.
Mijn gids heet Chemba en mijn chauffeur George. We rijden, voordat onze excursie door het westelijke deel van Kameroen begint, nog even langs de vervloekte bagagehal van het vliegveld. Tevergeefs, want geen koffer. Er staat een treurig rijtje koffers van Air Maroc in een plas water bij een lekkende kraan en die van mij is daar niet bij.
Een Spaanse, die ook net is gearriveerd om zonder resultaat haar koffer te zoeken, barst in huilen uit en een Nederlander in gezelschap van twee kleurig uitgedoste Kameroenese dames roept: “Ik wöl nie veul zeggen (Twente, Brabant?), maar d’r klopt er hier iets nie!” Waarop hij de riedel afsteekt van ‘al die buitenlanders die naar ons komen, die wij toch ook niet zo behandelen en waarom zij ons dan wel’.
Schandalig
Dit is Afrika, wil ik zeggen, maar in plaats daarvan leg ik uit dat het een en ander te wijten is aan een te korte overstaptijd in Casablanca, te weinig personeel in Douala en een alom gebrekkige infrastructuur. Dat wil er echter bij hem niet in, waarop hij maar blijft herhalen dat hij toch ‘niet veel wil zeggen, maar dat het schandalig is’. Hij en zijn twee vrouwen missen maar liefst zes koffers en dat maakte hij zelfs in Thailand niet mee.
Chemba denkt aan alles en is precies wat mijn af en toe rommelige hoofd nodig heeft. Hij is het die rust brengt in alle kofferellende en vertelt wat ik wil weten terwijl hij mij ondertussen de fijne kneepjes bijbrengt van de Franse taal. Gedurende de rit raken wij met elkaar vertrouwd en neem ik de kleur aan van het land omdat mijn broek alsmaar viezer wordt. Zeker als ik in de bush ook nog eens wegzak in de drek bij watervallen.
Uiteindelijk besluit ik mij maar gewoon over te geven. Samen met mijn chauffeur en gids eet ik kleffe couch couch, pittig gefrituurde maden van palmbomen, al dan niet gebakken bananen, passievruchten, mais, enz. Kortom, alles wat langs de route wordt aangeboden, om het weg te slikken met palmwijn.
Islamitische leer
We rijden langs bruiloften en begrafenissen die nauwelijks van elkaar zijn te onderscheiden omdat bij al die gebeurtenissen vrolijk gedanst wordt. Ook bezoeken we de ‘chefferies’ van de fons (plaatselijk ‘koningen’) en het paleis van de sultan van Foumban.
Gaandeweg vermengen Afrikaanse patronen zich met oosterse glittermotieven. Vrouwen dragen hoofddoeken versierd met gouden borduursels en in Foumban heb ik het geluk dat we de sultan treffen en zijn gevolg, op weg naar de moskee.
Of hij ook zuiver is in de islamitische leer, is de vraag, want het schijnt dat zijn voorvaderen nogal eens wisselden van religie. Zijn islamitische grootvader bekeerde zich tot het christendom om daarna toch maar weer over te stappen naar de islam die beter aansloot bij de talrijke vrouwen die hij er op nahield en uiteindelijk maakte hij van alle religies zijn eigen Afrikaanse mix.
Bebloede zwaarden
Hoewel hij door de Duitse kolonisatoren werd verbannen naar de huidige hoofdstad Yaoundé, bleef de dynastie van de Njoya’s bestaan. Tegenwoordig bekleedt de sultan die zijn kleinzoon is een belangrijke functie in de politiek.
Hij loopt in het midden van een optocht van rijen mannen met lange gewaden en heeft een grijs-glanzende doek om zijn hoofd gewikkeld, die alleen nog zijn bril laat zien.
In het paleis van de sultan ben ik dusdanig onder de indruk dat ik niet in een gelukkige stemming hoef te worden gebracht om iets te kopen. De gids die mij zo even door het museum langs maskers, speren en fetisjen leidde rolt voor mij een tekening uit waarop alle zwaarden en menselijke schedels gedetailleerd tot leven worden gewekt. Overal rollen de koppen die door soldaten met bebloede zwaarden en oosterse hoofddeksels als trofeeën worden meegevoerd.
Ik doe nog een afdingpoging, maar besluit hoe dan ook over te gaan tot de aankoop van dit bizarre tafereel:
Anita Brus is docent in de Spaanse taal/literatuur/kunst en schrijft over tango in het tijdschrift La Cadena. Zij publiceert ook teksten in het Spaans en in het Nederlands op haar eigen weblog. Lees het verbijsterende relaas over haar domrechtse date. Volg haar op Twitter.
Anita Brus, Reizen, 31.12.2013 @ 11:56