Apeldoorn
Peter Breedveld
De werkplaats van mijn vaders banketbakkerij was een zoete inval voor allerlei types die via de achterdeur naarbinnen kwamen. Vertegenwoordigers van grondstofleveranciers, hotels en restaurants die zijn taarten en gebak in bulk kochten, allerlei zakenrelaties en een stroom van oude mannen van wie me nooit duidelijk werd wat ze precies kwamen doen, behalve lullen. Eindeloos lullen, bijna ononderbroken, terwijl mijn vader zijn beslag draaide, deeg kneedde en platen vol cake en koekjes de oven in schoof.
Dit was in Apeldoorn. Een enorme gemeente met 150.000 inwoners, omringd door dorpen als Beekbergen en Ugchelen. Iedereen kende mijn ouders. Ik kon niks doen en nergens komen of mijn ouders hoorden ervan. Die oude mannen kwamen persoonlijk verslag uitbrengen als ik ergens met een meisje had gezoend. Ze vertelden het in geuren en kleuren waar ik gewoon bij stond. “Ja, ik heb je wel gezien!” Als ik ergens midden in de nacht met iemand was geweest, hoorden ze er zelfs over. Ik werd altijd gezien en voelde me altijd in de gaten gehouden. Ik had niks voor mezelf.
Biologische moeder
Toen ik 12 was en net op de middelbare school zat, raakte ik bevriend met een jongen met wie ik ’s morgens naar school fietste. Soms moest ik wachten in de keuken, waar het naar gekookte melk rook en ongewassen mensen. Zijn vader en moeder hoorden me uit, om te weten te komen wie ik was. Ik liet me ontvallen dat mijn moeder niet mijn biologische moeder was en ze wisten onmiddellijk wie mijn vader en mijn biologische moeder waren. Ik wist dat zelf niet eens.
Mijn vader was diezelfde avond al op de hoogte. Hij was woedend. Ik had mijn mond moeten houden, het ging mij niet aan, ik lulde teveel, ik had hem groot onrecht aangedaan. My God, wat had ik spijt dat ik iemand anders iets over mezelf had verteld. Dat heb ik daarna nooit meer gedaan. Ouders die me vragen stelden, kregen zo’n summier mogelijk antwoord. Als ik zei dat we naar Joegoslavië op vakantie waren geweest, wilden ze weten of we daar misschien naar naturistencampings waren geweest, want daar stond Joegoslavië bekend om. Mijn ouders hielden dat voor iedereen geheim, want in Apeldoorn vond iedereen dat gek, dus ik ontkende alles.
Alleen bij mijn Indische en Molukse vrienden thuis was ik veilig. Niemand die mijn ouders kende, niemand die dat interesseerde. Ik was er mijn eigen persoon. Als ik iemand iets vertelde, ging dat over mij en niet over mijn ouders. Ik had er mijn eigen verhaal.
Beste vriendje
Niet lang geleden was ik weer eens in Apeldoorn, voor het eerst in jaren. Ik ging langs bij mijn beste vriendje van de lagere school, die er een café heeft. Ik zat met hem te kletsen aan een tafeltje op het terras en er kwam een man bij zitten, de eigenaar van een café tegenover dat van mijn vriend. Ik had hem nooit gezien, hij wist niet wie ik was. We stelden ons aan elkaar voor. Toen hij me twee vragen had gesteld, was het me duidelijk dat hij precies wist wie ik was, wie mijn ouders waren en mijn broer, wat er allemaal was gebeurd en wanneer. Hij wist alleen niet waar we nu waren en probeerde me daar op quasi-onnozele wijze over uit te horen.
Dat is Apeldoorn. Je weet niet wie je tegenover je hebt, maar degene tegenover je heeft zijn research gedaan en alles wat je zegt, kan en zal tegen je worden gebruikt.
Is het Vrije Woord u écht lief? Steun me dan met een financiële bijdrage. Doneer aan de enige dwarsdenkende, onafhankelijke (maar echt) site van Nederland.
Peter Breedveld, 26.08.2023 @ 13:59