4 mei: Abel en Christa
Ruud Hendriks
Foto: Sakiko Nomura
Vanochtend nam ik twee minuten stilte, bij het bericht op Facebook van Christa Noëlla. Je kunt daar ‘live’ meemaken welke snaar zij wist te raken, want de reacties stromen binnen waar je bijzit. Na die twee minuten bleken er meer dan honderd reacties bijgekomen. Die scrollde ik even door. Werd ik nog stiller van. Het hagelt er haat. Gelet op de inhoud van verreweg het merendeel van die reacties blijkt dat Christa een teer punt heeft gemaakt, dat door de haar toebedeelde verwensingen wordt onderstreept.
Vergeleken met splijtspecialiste Ebru Umar is Christa een toonbeeld van beschaving, maar hele legers die de vrijheid van meningsuiting verdedigen en Ebru op de schouders namen, lijken ineens verdacht veel op mensen: levende paradox. Veel van die 4-mei-fanaten, voorstanders van de plechtige stilte waarmee oorlogsslachtoffers worden herdacht, leven zich uit in agressie en wensen Christa het ergste toe. Christa moet het land uit. Christa moet oprotten. Christa moet haar gore bek houden. Dat zijn de meer beschaafdere denkbeelden van Christa’s landgenoten die duidelijk maken dat Erdogan, nader bekeken, eigenlijk best een toffe peer is. Met een prima persbeleid en meer gevoel voor humor. Je moet er niet aan denken dat die reageertokkies de scepter over Turkije of Nederland zwaaien. De realiteit is echter ook bizar: dat die van haat vervulde mensen dus straks de doden – slachtoffers van extreme agressie en haat – herdenken in stilte.
Herdenken is goed, herdenken móet: die logica. Dodendogma dus.
Nederlands vingertje
Elders op Facebook verwoordt ene Brian uitgebreid het nut van 4 mei. Ook daar regent het reacties, grotendeels tegengesteld aan die welke Christa krijgt te verduren. Brian haakt tal van open deuren aan elkaar. Geen onwaarheden, eerder met het kenmerkende, wijzende en corrigerende Nederlandse vingertje. Hij gebruikt in het slotdeel van zijn betoog het woord ‘jongedame’, waar hij Christa bedoelt. Belerend trekje. De reacties maken duidelijk: Brian, jij bent er eentje van ons, respect! Brian is het welles, tegenover Christa’s nietes, oppervlakkig bekeken.
Er is een verschil tussen waar, waarheid, en waarachtigheid. Vaak is iemands perceptie op wat waar is, en wat waarheid is, het begrijpelijke en belangrijkste haakje voor het vormen van een mening over een hete kwestie als deze. In debat en discussie blijkt het ook vaak de kiem voor de drang gelijk te willen hebben, of halen. Met die drang bestaat het gevaar voorbij te gaan aan dat wat waarachtig is, noem het een combinatie van intrinsieke motivatie, integriteit en oprechtheid. Daarin is ook gevoel, emotie, geen geringe factor. Waarachtigheid sneuvelt vaak, helaas. Of liever gezegd: besef dat er meer is dan het eigen gelijk, onderstreept met wat waar is, gesteund door waarheden. Veel van wat Brian over 4 mei zegt, is waar. Belangrijker voor mij is het waarachtige, van wat Christa schrijft.
Lijden van de mens
Ik dacht plots aan het woordje ‘amen’. Het beamende slotwoordje na menig gebed, dat zoveel wil zeggen als ‘zo is het’. Met een hinkstapsprong was ik zo bij Salomon Zeitscheck, het door Abel Herzberg gecreëerde alter-ego; het gespleten personage dat hij in zijn late novelle, Drie Rode Rozen (1975) een existentiële crisis laat uitvechten.
Salomon Zeitscheck twijfelt aan alles, voert aldoor gesprekken en discussies met zichzelf, in de eenzaamheid van zijn oude dag. Hij valt in feite uit elkaar in twee persoonlijkheden: Salomon, en Zeitscheck. Verscheurt door het trauma van de Holocaust en de dood van zijn vrouw en kind. Er is een moment waarop Salomon weigert ‘amen’ te zeggen, hoe gelovig hij ook is. In hem ontwaakt de stem van protest: ‘Het is NIET zo!’, klinkt het in de eigenwijs-gelovige Salomon.
Met Drie Rode Rozen schreef Herzberg in feite een moderne variant van het oudste bijbelboek, Job. Salomon Zeitscheck voelt zich geroepen om af te maken wat Job eeuwen geleden liet liggen: de Allerhoogste (‘God’ zegt hij als jood niet) ter verantwoording roepen en aanklagen voor het onrecht en lijden van de mens. Job liet zich uiteindelijk door de Allerhoogste afbluffen, vindt Salomon. Of Zeitscheck. Dat voornemen splijt de mens Salomon Zeitscheck. Hij wordt aanklager en verdediger tegelijk. Levende paradox, vat vol tegenstellingen. Job, Abel Herzberg, en Salomon Zeitscheck zijn wel aan elkaar gewaagd, liggen in elkaars verlengde. Als eeuwige twijfelaars.
Verschillende generaties
Abel Herzberg overleed in 1989. Ik vroeg me af wat het zou kunnen opleveren, wanneer we een tafeltje reserveren in een ruimte, ver verwijderd van alle welles-nietes-hysterie van onze moderne tijd, en we Abel en Christa een paar uurtjes gunnen. Even maling hebben aan de dood, en Abel terughalen. Om met Christa op ‘4 mei’ te kauwen, en kijken wat dat oplevert. Veel moois, vermoed ik. Dan zit er een man die zowat een eeuw geleefd heeft, tegenover een – jawel – jongedame die nog een heel leven voor haar heeft. Ze vinden elkaar, die twee verschillende generaties, in dat kenmerkende, universele protest, van Salomon Zeitscheck, die weigert nog langer ‘Amen!’ te zeggen. En dus samen zeggen: ‘Het is NIET zo!’
Het is goed denkbaar dat de wijze Herzberg Christa zou toespreken met ‘U’, en met ‘jongedame’. Het staat voor mij vast dat hij dat in beide gevallen zou bedoelen als een vorm van respect. Niet denigrerend. Niet als ‘wijze’ tegenover de ‘onwijze’. Abel tegenover Christa, zou zomaar een groepsgesprek kunnen worden met vier of zes deelnemers. Misschien meer zelfs. Dat hangt een beetje af van Christa’s vermogen zich open te stellen voor de menselijke paradox, het vat vol tegenstrijdigheden die een geestelijk gezond mens typeert. Abel, Salomon, Zeitscheck, en wie weet hoeveel andere versies of persoonlijkheden van Abel Herzberg zouden welwillend in gesprek of debat willen gaan met Christa en even zovele Christa’s die er in Christa schuilgaan. Voor je het weet zou je denken in een toneelstuk van Luigi Pirandello te zijn beland. Die zou je eigenlijk ook een stoel gunnen bij dat gesprek, maar ik vrees dat het dan wel heel erg druk wordt…
Hakken in het zand
Goed. Christa zou Abel eerst even moeten bijpraten. Over haar bericht op Facebook. Wat Facebook eigenlijk is. En sociale media, en internet. Kans is groot dat Abel dan even moet bijkomen, wars van geroeptoeter als hij is en de hoofdpijn die het hem in zijn leven altijd heeft bezorgd: te merken dat mensen – bijna dertig jaar na zijn dood – nog altijd druk zijn elkaar met meningen naar het leven te staan. Had hij daar nou een concentratiekamp – Bergen-Belsen – voor overleefd? Had ie daarvoor zijn ambitie, om schilder te worden, ingeruild voor een leven als schrijver en advocaat?
Gelukkig voor ons echter, en voor Christa, is het juist de overlever, jurist en schrijver die een grondige afkeer ontwikkelde van snelle veroordeling, van gemakzuchtig oordelen en veroordelen. Nadat hij door Christa over onze moderne communicatiefenomenen zou zijn bijgepraat, zou Abel zich over de ‘4-mei-kwestie’ buigen. Wat zou hij Christa zeggen? Waarschijnlijk zou hij haar – figuurlijk – het hemd van het lijf vragen. Interesse impliceert nieuwsgierigheid. Dus Abel zou waarschijnlijk gericht zijn op de vraag: wie zit er eigenlijk tegenover mij? Waarom denkt zij wat ze denkt?
De kans is levensgroot dat Abel met name oog zou hebben voor datgene wat waarachtig is aan Christa’s ‘aanklacht’. De kans is klein dat hij belerend zou zijn, en Christa zou willen overtuigen van het ene gelijk, van wat waar is en wat waarheid is. Hij heeft immers een leven lang zélf geworsteld met de weerbarstigheid van waarheden, en bovenal met percepties op wat waar is, bedrieglijk als die soms blijken te zijn. Hij heeft ervaren hoe drammerig mensen daar van kunnen worden, staande in hun gelijk, als ‘met de hakken in het zand’. Niet echt vrolijkstemmend. Nee, Abel zou waarschijnlijk inzetten op de ‘punten van de kwestie’, dat wil zeggen: de punten die Christa inhoudelijk maakt. En die punten ten eerste scheiden van allerlei andere punten, die er bij veel Nederlanders vaak toe leiden elkaar vliegen af te vangen. Met als resultaat verwijdering, afstand, enzovoorts.
Eigen kind begraven
Abel zou geen vrees hebben de ‘allochtoon’ in Christa te zien. Daar zou hij niet aan voorbijgaan. Abel kent dat beeld. Hij zou misschien zeggen: ‘Na de oorlog heb ik nog vijfenveertig jaar geleefd: geleefd met de gedachte niet uitgeroeid te zijn. Zelf ben ik kind van Russisch-joodse immigranten. Dat heet tegenwoordig allochtoon van de tweede generatie.’ Daarmee smeedt Abel een bandje, met Christa. Hij zou zijn verhaal misschien kunnen vervolgen door te zeggen: ‘Op jouw leeftijd, voor de oorlog, had ik last van alledaags racisme. Op de lagere school, op de middelbare school, in het studentencorps: er was, niet heel extreem, sprake van antisemitisme. Zodanig toch, dat ik het gevoel kreeg thuis nooit thuis te zijn. Aldoor ontheemde…’
‘Weet je, Christa, ook ik weet hoe vol mensen zitten van die oorlog. Tijdens de oorlog heb ik vaak hoop geput, in bizarre en onmenselijke omstandigheden. Hoop geput uit het verlangen naar de tijd ná de oorlog. Het fijne is dat die tijd kwam, maar het gekke is dat toen die tijd bevroor: voor mij was er, als het ware, alleen nog maar een tijd van ná de oorlog. En zoals wij hier nu zitten, zoals ik nu tegenover U zit, is het nog altijd die tijd. Die tijd van ná de oorlog. Ziet U, ik denk dat daar gevaren aan kleven. En wat ik hoop is dat U dat heeft willen zeggen, want dan geef ik U een hand.’
Abel laat even een stilte vallen. Schrijvers weten wel raad met een stilte. Na een poosje wijst hij naar boven, en hij zegt glimlachend: ‘Daarboven volg ik jullie nog wel een beetje hoor. Ik lees nog wel eens wat. Zo las ik een paar jaar geleden een wanhoopskreet van een Afghaanse moeder. Zij zei: het verdriet van een moeder die haar eigen kind moet begraven, is overál ter wereld, voor élke moeder even onverteerbaar, onverwerkbaar, en even onrechtvaardig. Ongeacht waar haar wieg heeft gestaan! Ik had toen voor die dag genoeg gelezen. Haar verdriet is het mijne. En als ik U goed begrijp, is dat ergens ook Uw verdriet. Of wanhoop…’
Joodse moeder
Net op het moment dat Christa denkt dat Abel een nieuwe stilte laat vallen, gaat hij verder: ‘Daarom sta ik pal achter U. Of naast U, zo mag U het ook zien. Weet U, U doet mij denken aan een joodse moeder, die na een lezing van mij – over de oorlog ja – opstond in het publiek. Zij stelde mij een vraag. Eentje die uit haar tenen kwam. Zij klonk net zo wanhopig als die Afghaanse moeder. Zij vroeg mij: meneer Herzberg, vertelt U mij, hoe voorkomen wij dat onze kinderen opnieuw slachtoffers worden, van de beulen van morgen? Het werd stil in de zaal. Ik antwoordde haar, zonder aarzeling of twijfel, terwijl ik toch best een twijfelaar ben: mevrouw, ik denk dat U de verkeerde vraag stelt, en dat spijt mij oprecht. Uw vraag, onze vraag, moet mijns inziens luiden: wat kunt U zélf doen om te voorkomen dat Uw kinderen de beulen van morgen worden, die slachtoffers maken? Die vrouw ging weer zitten, verdween in het publiek. Ik heb haar niet meer gesproken, nooit meer gezien. Misschien zit ze nu een beetje tegenover me… En kunnen we een beetje bijpraten.’
Nou ja, zoiets dus. Ik kan mij voorstellen dat het gesprek tussen Abel en Christa zo zou kunnen verlopen, ergens in een schemerruimte tussen hemel en aarde. Of liever: dat Abel als levenswijze 123-jarige zo een gesprek in gang zou zetten. Beangstigend is de vraag wanneer we ons realiseren dat we – niet zomaar – blijken te leven in een tijd vóór ‘de’ oorlog. En ons afvragen welke oorlog dát is. Welke gevolgen die oorlog heeft, en voor wie. En of er dan ook nog een tijd komt, van ná de oorlog. Het heeft na de Tweede Wereldoorlog oorlogen geregend, tot op de dag van vandaag. Desalniettemin heeft ‘ná de oorlog’ onmiskenbaar een blijvende zeggingskracht. Hoe lang heeft het na de Eerste Wereldoorlog geduurd, dat mensen beseften dat ze niet meer in de tijd ‘ná de oorlog’ leefden, maar in de tijd ‘vóór de oorlog?
Onze manier van leven
We kunnen bij herdenken aandacht richten op datgene wat er is gedaan om een einde te maken aan ‘de’ oorlog, welke tijd er aanbrak ná de oorlog en welke verworvenheden ons dat opleverde. Dus óók wie dat ‘ons’ is, en wat dat ‘ons’ tot ‘ons’ maakt, of wat daar voor nodig is. Helaas is maar al te vaak het eerste dat een vreemdeling en vluchteling krijgt te horen, het gebod zich aan ‘ons’ aan te passen, zich te schikken naar ‘onze normen en waarden’, en ‘onze manier van leven’.
Bij uitstek is die houding voor de eiser comfortabel. Die kan het zich zo veroorloven passief te staan tegenover de ‘ontmoeting’ met de ander: die ander wordt geacht in actie te komen, door zich aan te passen aan mens- en wereldbeeld van de eiser. Lekker makkelijk. Maar ook: wat een nare manier van iemand ‘welkom heten’. Je vlucht voor vervolging en als je dan ergens heil vindt, veiligheid, wordt je als eerste voorgehouden wat jij, vreemdeling, allemaal hebt te moeten. Noem dat maar samenleving. Abel Herzberg zou er woest van worden. En helemaal wanneer de extreme variant daarvan opdoemt, die van assimilatie: dat mensen zover gaan zich kritiekloos aan te passen aan de dominante, zeg gerust heersende cultuur. Want dat ging de ‘aldoor ontheemde’ Herzberg een stap te ver.
Onlangs waren bij ‘Pauw‘ vier Nederlandse jongeren met Turkse achtergrond te gast, die hun mening gaven over de hatelijke opmerkingen die zij krijgen te verduren van columniste Ebru Umar. Eén van die jongeren, student economie Muhammed Kat, sneedt dat thema van assimilatie aan, en maakte op empathische wijze duidelijk hoe ver dat soms kan gaan: die eis van buitenaf om zich aan te passen. En de daarmee samenhangende vraag wanneer zij het dan eigenlijk ‘goed’ doen.
Zijn overbuurman aan tafel, werkzoekende Onur Durgunsu vulde uit eigen ervaring aan. ‘Je doet het eigenlijk nooit goed.’ Tekenend voor de empathie van Jeroen Pauw was dat hij dat voorbij liet waaien. Alsof het niet belangrijk was, niet urgent, niet een teken van onze tijd. Schrijnend.
Borrel pakken
Had Herzberg aan die tafel gezeten, dan had hij die waarschijnlijk dwars doormidden geslagen. Tegen die jongeren gezegd: ‘Kom, heren, we stappen op. Er valt hier niks te beleven. En niks te leren. Tegen dovemansoren spreken is zinloos. Laat ons de stad intrekken, ergens een borrel pakken. Er is vast nog wel een BN’er die een boek of cd heeft te verkopen, dus vol krijgen ze dit programma ook zonder ons. Weet je wat, ik ga voor. Volg mij.’
Met die jongeren, net als hij ‘aldoor ontheemden’, zou hij de tijd wel doorkomen. Misschien zou Christa kunnen inhaken. Ik vermoed van wel. De rede en de vrede zouden het weer snel in Herzberg winnen. Zoals Anet Bleich schreef in haar mooie bespreking van ‘Een wijze ging voorbij‘, de Herzbergbiografie van Arie Kuiper:
“Herzberg zette de woede dus opzij en gebruikte al zijn energie om te proberen te begrijpen wat de beulen had bezield. Hij meende ook een verklaring te hebben gevonden; die had hij al in hoofdlijnen geformuleerd in het vóór de oorlog verschenen artikel ‘Tussen kruis en hakenkruis‘ en hij werkte de gedachte nader uit in zijn Kroniek van de jodenvervolging. Het komt erop neer dat de nationaal-socialisten zich probeerden te ontdoen van de last van het geweten, van het onderscheid tussen wat mag en niet mag. De heiden in hen kwam volgens Herzberg in opstand tegen de christelijke moraal, die door de joden in de wereld was geïntroduceerd (in de vorm van de Tien Geboden).”
De beul in onszelf
Bleich merkt er meteen bij op: dat was niet het laatste woord dat er over die kwestie is gezegd en geschreven. Nee, het laatste zeker niet. Ook niet het ‘juiste’, want daar gaat het hier niet om. Het begint bij het stellen van de vraag, bijvoorbeeld de vraag die Herzberg die joodse moeder meegaf. In die zin de vraag uit het citaat hierboven: de vraag wat beulen bezielt. Daarmee ook onherroepelijk de erkenning van de beul in onszelf. Beulen die hakken, na zonden tegen de regels van wat mag en niet mag. De vraag waarom beulen gehoorzamen en hakken. De vraag naar de zin en onzin van regels, naar de speelruimte van vrijheid. De vraag die we ons stellen over onze eigen verantwoordelijkheid.
Ik denk dat het wel wat moois zou worden, Abel Herzberg, Christa Noëlla, en die vier ‘Neder-Turken’, in mijn verbeelding weggelopen bij ‘Pauw‘: Muhammed Kat, Onur Durgunsu, Ugur Yuksel en Nilay Külci. Bij elkaar opgeteld tellen de levens van Abels gesprekspartners dan bijna net zoveel jaren als Abel zelf. Misschien dat ze dan alsnog Salomon Zeitscheck kunnen helpen. Want die werd in Drie Rode Rozen, toen puntje bij paaltje kwam, afgewezen door nota bene de door hemzelf aangeschreven rechtbank: zijn nicht en haar vrienden in Israël. De aanklacht van Salomon werd na lang beraad niet ontvankelijk verklaard.
En daar zat ie dan, in Amsterdam. Wachtend op de dood. Door Jan en alleman in de steek gelaten. Wat zou er nog te herdenken zijn voor Holocaustoverlever Salomon Zeitscheck? Misschien dat Abel Herzberg het zou opwerpen als denkoefening. Leerzaam, dat weet ik zeker. En net als Abel even door de Facebook-timeline zou scrollen, zich verwonderend over het hedendaags technisch communicatievernuft, en zou vragen ‘Wie is in hemelsnaam die Ebru Umar?’ zou ik vragen of ik even mocht aanschuiven…
Ruud Hendriks’ filmkennis is fenomenaal. Je kunt vrienden met hem worden op Facebook.
Ruud Hendriks, 04.05.2016 @ 13:59
20 Reacties
op 04 05 2016 at 14:14 schreef Henrik:
Christa is niet de enige:
op 04 05 2016 at 14:48 schreef Thomas E:
Eigenlijk wel een goed idee: 2 minuten stilte om te overdenken hoe wij de beul in onszelf kunnen uitroeien. Dat is tenminste een concrete invulling van het ‘dit nooit meer’ thema, waar we volgens alle moralisten zo nodig bij stil moeten staan.
op 04 05 2016 at 16:26 schreef Theo van Ewald:
Syrische vluchtelingen hebben niets maar dan ook helemaal niets met de herdenking van de Tweede Wereldoorlog te maken. Want daar gaan de 4 en de 5e mei over.
Dus jammer voor alle veteranen uit later oorlogen of cirsisgebieden. Jammer voor ‘al het geweld op deze wereld’. Kies maar een andere dag hiervoor uit.
op 04 05 2016 at 17:10 schreef Rob van Kan:
Vier mij gaat niet alleen over de Tweede Wereldoorlog, Theo, al denkt iedereen van wel.
Elk land herdenkt diegenen die zij zelf de dood in gestuurd heeft, en elk land herdenkt de gevallenen in oorlogen waar ze bij betrokken is geweest. So far, so good, en daar is niks “wit” aan.
Geen enkel land echter gedenkt de slachtoffers van zijn eigen politiek, en dat zou een heel mooi, nieuw gebaar zijn. Een gebaar van erkenning van schuld, en van bezinning op het fenomeen oorlog.
Maar dan graag wel op een andere dag.
op 04 05 2016 at 18:10 schreef Hermann:
“Wij herdenken wat ons als Nederlanders bindt en waarvoor het Nederlandse volk zich moreel, emotioneel en historisch verantwoordelijk voelt.”
Uit: http://www.elsevier.nl/opinie/opinie/2016/05/wie-4-mei-boycot-toont-zich-onvolwassen-en-onnadenkend-301931/
Hoewel ik al heel lang in Nederland woon (om precies te zijn vanaf december 1959), heb ik niet de Nederlandse nationaliteit en nooit gehad ook. Welke plaats neem ik in om officieel de slachtoffers te kunnen gedenken?
op 04 05 2016 at 18:59 schreef Thomas E:
Officieel herdenken doe je alleen maar als je een openbare functie bekleedt lijkt mij, Hermann. Dan sta je nu als bobo op de Dam of zo. Gewoon privé herdenken kan natuurlijk iedereen, die zich op welke wijze ook betrokken voelt met de gevallenen of hun dierbaren. Ook als Duitser.
op 04 05 2016 at 20:09 schreef Riva:
Wauw, wat een waanzinnige column Ruud!
op 05 05 2016 at 08:04 schreef Hermann:
@Thomas E. U hebt volkomen gelijk met Uw opmerking – mijn bedoeling was anders, maar schreef dat niet. Ik wil niet als bobo (moet je daar geen Nederlander voor zijn? Nederlands-Argentijns is ook een mogelijkheid.) op de Dam of de Waalsdorpervlakte, staan, maar als burger zonder de Nederlandse nationaliteit, om de doden te herdenken.
Of is dat alleen voor Nederlanders voorbehouden; van Nederlanders voor Nederlanders?
En ja, omdat ik nog steeds de Duitse nationaliteit heb, is dat voor mij een prangende vraag. Word ik gezien als onderdeel van de Nederlandse maatschappij (ik werk hier, betaal belasting) of, als het puntje bij paaltje komt, niet. Ben ik dan weer de buitenlander, die zich niet met Nederlandse aangelegenheden moet bemoeien?
Wat zegt de Duitse Nationaliteit? Ik ben toevallig in Duitsland ter wereld gekomen, mijn moeder was Nederlandse. De ouders van mijn vader kwamen uit Frankrijk. Dat is niet aan mijn paspoort zo één, twee, drie af te lezen.
Van mijn Duitse paspoort zal ik nooit afstand doen.
Welnu, mag ik op de Dam als burger, maar geen Nederlander, gedenken of kan ik dat alleen privé (thuis, waar niemand het ziet?) doen?
op 05 05 2016 at 14:31 schreef Bill:
Niets nieuws onder de zon.
geboren en getogen in Liverpool, een klein vissersdorp op de noordwest kust van Engeland, ik had veel gezworven voordat ik in Amsterdam voet aan wal zette. Het zou ’n verblijf van 3 dagen zijn; het is 41 jaar geworden. Zo wit als een lelie ben ik en nogal netjes opgevoed. (OK ben GroenLinkser maar iedereen heeft recht op één afwijking.
Ik verricht vanaf Dag ! arbeid in loondienst, hoewel ik geen stem recht heb. Wat mij, als westerse allocthoon, fascineert is dat ik wel mag zeggen wat ik wil in het kader van “vrijheid van meningsuiting” behalve, BEHALVE, GVD, kritiek op the Nederlandse samenleving.
Dan mag ik ineens naar mn eiland oprotten en denk ik dat ik nog de Empire heb en ik wat te vertellen heb, enz.?
Dus, troost je Christa, you’re not alone. Ze doen het met ALLE allocthoonse dissidenten, zonder aanziens des persoons!
Een deze dagen ga ik toch terug naar Allocthonia…
op 05 05 2016 at 15:51 schreef Hermann:
@ Bill. Dank. Ja, het lijkt erop, dat heel veel Nederlanders dat met alle allochtone dissidenten doet.
Je mag wel stemmen, plaatselijk, maar bij de eerste Europese verkiezingen heb ik geen stembiljet gekregen – vergeten! Bij de volgende verkiezingen kon ik alleen op Nederlanders stemmen, terwijl ik geen recht heb om landelijk te stemmen. FUCK THEM.
En als ik een vraag stel (nog niet eens kritiek nota bene) of ik als Duitser aanwezig mag zijn bij de herdenking op de Dam, dan blijft het ook hier (tot nu toe) oorverdovend stil.
In de jaren ’70-’80-’90 durfde ik tegenover vreemden niet te bekennen, dat ik Duitser was. Zo schaamde ik me ervoor, terwijl ik na de oorlog ben geboren en niets voor te schamen had. Maar dat werd me wel duidelijk gemaakt.
Ik sta achter je Bill, Christa en al die anderen.
Vuile huichelaars, lees maar wat er langzaam naar boven komt:
http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Nederland/article/detail/4294627/2016/05/05/Radicale-Jodenhaters.dhtml
Nu zal ik wel een zak stront over me heen krijgen. Mijn stiefvader, toen boer, stuurde in de hongerwinter honend de ‘westerlingen’ weg, die om eten bedelden. Anderen ook! Zelf had hij toen nog nooit zo goed gegeten, zei hij.
op 05 05 2016 at 16:16 schreef Thomas E:
Ik had dezelfde ervaringen in Engeland, Bill. Ze zeiden het alleen iets beschaafder. Als zij zelf zaten af te geven op hun eigen land, en ik deed vervolgens ook een duit in het zakje, zeiden ze: ‘are you sure you want to stay here?’
Het is net zoiets als familie. Je mag zelf afgeven op je broers en zusters, maar als een buitenstaander het doet schiet je in de verdediging.
op 05 05 2016 at 17:44 schreef Hermann:
@Thomas E
Yes, in Engeland doen ze ’t ook, maar dan beschaafder.
U trekt de stoute schoenen in Nederland aan en schrijft ’t volgende (zie het stuk van Peter Breedveld: 4 en 5 mei, we hebben geen goed verhaal meer,om 12:56 uur):
“Ja beste criticasters, ik weet dat dodenherdenking 4 mei daar niet voor bedoeld is, maar ik heb gisteravond in de diverse speeches VEEL te weinig waarschuwingen gehoord dat we met onze houding tov andere culturen zoals de moslims, dezelfde beschamende kant van uitsluiting dreigen op te gaan.”
Wel mij op mijn plaats zetten, omdat ik onzorgvuldig heb geschreven (zo moeilijk lijkt het me niet om te begrijpen wat ik bedoelde gezien de link; U had er ook navraag naar kunnen doen), reageerde ik daarop met een zeer persoonlijke uitleg en een vraag en geeft U niet thuis.
Yes, in Engeland waar U bent geweest, had U dezelfde ervaring opgedaan als Bill in Nederland. Misschien bent U nog nooit in Duitsland geweest, maar daar had U beslist dezelfde ervaringen op kunnen doen.
Is dat nu de houding wat de Nederlander onder Nederlander-zijn verstaat? Hoe Bill (en anderen) hiertegenover staat weet ik niet, maar ik voel me door een koe onder gezeken.
op 05 05 2016 at 21:14 schreef Thomas E:
Sorry, ik snap niet wat je bedoelt, Hermann. Ik had ook helemaal niet de bedoeling om jou ‘op je plaats te zetten’ zoals je schrijft. Ik gaf gewoon antwoord op je open vraag.
op 06 05 2016 at 10:09 schreef Hermann:
@Thomas E. Als ik het goed begrijp, dan is Uw antwoord op mijn vraag, dat ik als Duitser (hoe was U er zo zeker van, dat ik de Duitse nationaliteit heb?) thuis moet herdenken – dat recht heb ik volgens U ook als Duitser. Dat is in ieder geval recht door zee en die mening respecteer ik. Let wel, ik heb geen antwoord van U op mijn vraag kunnen ontdekken, maar hierboven stelt U wel degelijk, dat U mij antwoord gaf.
Nu gaf @Bill in een zeer persoonlijke getuigenis aan, dat hij als onderdaan van het Engelse koninkrijk géén kritiek op de Nederlandse samenleving mag hebben, hoewel hij hier al 41 jaar leeft.
“Dan mag ik ineens naar mn eiland oprotten en denk ik dat ik nog de Empire heb en ik wat te vertellen heb, enz.?”
Maar ach, in Engeland doet men dat ook (Uw eigen ervaring) – normaalste zaak van de wereld dus en daarmee bagatelliseert U o.a. de hedendaagse ongebreidelde xenofobie in Nederland. En waaspraat U nog iets over ‘familie’.
@Bill is zo “wit als een lelie”, ik ook. Anderen, zoals Christa, niet. Maar we moeten, omdat we niet uit de Nederlandse klei getrokken zijn, onze bek houden als het over de Nederlandse samenleving gaat, terwijl wij er deel van uitmaken!
op 06 05 2016 at 11:54 schreef Thomas E:
Aan ‘Hermann’ met twee n-nen, plus je vele Duitstalige citaten, meende ik op te merken dat je een Duitser bent, Hermann. Had ook een Oostenrijker kunnen zijn.
Verder moet je niet zo zeuren. Je mag van mij overal herdenken waar je maar wilt. Als Prins Bernhard dat met zijn hardnekkige Duitse accent kon, dan kan jij dat ook. Dus ga volgend jaar gewoon naar de Dam. (zeg maar dat je van mij mag ;)
op 06 05 2016 at 16:16 schreef Hermann:
@ Thomas E
Ik ken Nederlanders die in Duitsland net over de Nederlandse grens wonen. Nog eind vorige eeuw dorsten ze niet tijdens 4 mei met hun auto (Duits nummerbord) naar Nederland te rijden, bang als ze waren, dat hun banden lek werden gestoken. (Ik kan me herinneren, dat Nederlandse kranten hier gewag van maakten.) Die waren echter wel de mening toegedaan, dat een Duitser niet bij een dodenherdenking aanwezig behoorde te zijn: de herdenking was in hun ogen een puur Nederlandse aangelegenheid. Dat beeld is begin deze eeuw veranderd, maar ook dat beeld is zich weer aan ’t verschuiven en wel in de richting van de vorige eeuw.
Dit schreef men nog in 2007 (Ik raad U aan tussen de regels door te lezen):
https://duitslandinstituut.nl/artikel/1318/duitsers-welkom-bij-dodenherdenking#
“Verder moet je niet zo zeuren” – zo werden en worden mensen afgeserveerd. Ik schat in, dat U jonger bent dan ik en meer met een ‘huidig’ oog naar Nederland kijkt, maar het heeft door Uw woord ‘zeuren’ voor mij geen zin deze discussie verder te voeren.
N.B. Prins Bernhard was er uit hoofde van zijn functie als Prins der Nederlanden. Dat was gewoon zijn werk.
op 06 05 2016 at 16:48 schreef sjonnie:
Ja Hermann, je moet gewoon je smoel houden.
Maar van thomas mag je wel gedenken, met een Duits accent, op de Dam nog wel.
Zie hier de bevestiging van jouw punt.
Gadverdamme thomas, je flikt het weer.
op 06 05 2016 at 16:55 schreef Thomas E:
Zeg Hermann, je gaat toch niet het volksgezegde over Duitsers en humor hier bevestigen hè?
op 06 05 2016 at 18:58 schreef Thomas E:
Ik heb absoluut niets tegen de Duitsers van nu. Wel tegen sjonnies.
op 08 05 2016 at 15:12 schreef sjonnie:
Dat beschouw ik als een compliment, thomas.
In plaats van toe te geven dat je raaskalt kom je alweer met een infantiel grapje.
Je lijkt wel een seniele huisarts, met een verslaving.