Pulpman
Peter Breedveld
Illustratie: Peter Fendi?
Wat pulp is en waar de term vandaan komt, weet iedereen nou onderhand wel, al was het maar vanwege de korte, kernachtige definitie aan het begin van de film Pulp Fiction. Er is al een hele tijd (al vóór de film) een herwaarding van het pulpgenre gaande, en dat is waarschijnlijk vanwege het einde van het postmodernisme en de alomtegenwoordige postmodernistische, holle, laffe ironie. Mensen durven weer keuzes te maken en ontroerd te zijn en zoals Paul Auster al schreef in zijn autobiografische boek Hand to Mouth, leer je in één hard-boiled detective van Raymond Chandler meer over de mensheid dan in al het geneuzel van Sartre bij elkaar (ik parafraseer, heb Austers boek hier niet tot mijn beschikking).
Pulpman, het nieuwe stripblad van portretschilder Fred de Heij, van wie ik vorig jaar al het hilarische ’n Net Meisje de hemel in prees, druipt van nostalgie naar het oude pulpgenre, maar ook van die verdomde postmoderne ironie. In de redactionele intermezzo’s laat De Heij zich kennen als een serieuze liefhebber van oude pulpstrips als Tarzan en Terry and the Pirates, maar in de strips wordt korte metten gemaakt met iedereen die gelooft in heldenmoed, hoffelijkheid en het goede in de mens.
Fred de Heij
Daar moesten we maar niet teveel over zeuren, want Fred de Heij werkt ontegenzeggelijk op de lachspieren met zijn groteske sadisme. Net als in ’n Net Meisje is de timing en beeldregie weer feilloos, evenals het acteren’ van zijn personages, die weer breed gebarend en opgefokt tegen elkaar schreeuwen. En het zit m in de details, hè, die humor van De Heij. Dat-ie zijn piemel nog wel heeft, dát maakt de soldaat, die in de strijd al zijn ledematen is kwijtgeraakt, uiteindelijk hilarisch.
Pulpman bevat bijdragen van andere tekenaars, namelijk Gerard Leysens en Daniël Rosseels, die met een inktzwart verhaal over een schlemiel die schulden bij de maffia heeft, een lekker ouderwets, naargeestig pulpsfeertje weten neer te zetten. Het verhaal van Ben Vranken over zijn zus die van dansen houdt, is veel te existentialistisch en, vergeef me, arty-farty voor Pulpman, maar toch best leuk.
Gerard Leysens en Daniël Rosseels
Er staat ook een herdruk in van Sally the Sleuth, een verhaal uit 1934 dat zo dom en sexistisch is (en dús onweerstaanbaar), dat het moeilijk te geloven is dat de maker het niet allemaal ironisch heeft bedoeld, maar dat is tóch zo. Het waren andere tijden, half ontklede studentes die zich op de campus perverselingen van het lijf moesten zien te houden, waren in 1934 niet voor te lachen.
Dit was een positieve bespreking van weer een produkt van uitgeverij Xtra, en dat dient u te wantrouwen omdat Esther en Ger van Xtra goede vrienden van me zijn. Toch zweer ik dat die positieve besprekingen van mij oprecht zijn. Tussen alle rotzooi die stripuitgeverijen uitbrengen, komen de juwelen gewoon relatief vaak van Xtra, daar kan ik ook niks aan doen.
Bovendien zeg ik het ook als ik iets van Xtra slecht vind en uiteindelijk is het allemaal maar mijn mening. Of iets goed is of niet, maakt u tenslotte zelf uit.
De manier waarop in The New Yorker de film Watchmen wordt afgebrand, is erg grappig, maar Peter Breedveld heeft zich tijdens de drie uur durende film geen moment verveeld. Een ambachtelijk meesterwerk, zeg ik u!
Peter Breedveld, strips, 06.03.2009 @ 09:09