Lintje
Fred de Haas
Geachte heer Martinus,
Wat een verrassing dat u plotseling via de TV mijn Nederlandse huiskamer binnenkwam! Er valt altijd wel iets te lachen met U, dus ook ditmaal bereidde ik mij voor op een geestig intermezzo.
Wat u te zeggen had zou echter jammer genoeg een grote teleurstelling blijken en mij niet bepaald vrolijk stemmen. U stond voor de camera wat heen en weer te zwaaien met een Nederlandse ridderorde die u ooit had gekregen en zei iets over teruggeven’ en dat ze (?) niet beleefd waren tegen zwarte mensen’.
Ik besloot iets meer van uw vreemde gedrag te weten te komen en een dag later kon ik u beluisteren in een interview dat u had met de Curaçaose journalist Dick Drayer. Dat interview was zeer verhelderend. U wilde inderdaad uw lintje teruggeven vanwege het gebrek aan democratische gezindheid van Nederland en de vermeende poging van dat land om uw eiland opnieuw te koloniseren.
Meneer Martinus, u geniet, niet alleen op Curaçao, maar ook in Nederland, een goede reputatie als schrijver. U heeft hiervoor, en voor de verdienste die u heeft gehad voor Curaçao, dan ook volop erkenning gekregen in het Koninkrijk. Nederland heeft u een orde toegekend in de rang van Ridder in de Orde van Oranje Nassau. U heeft dat lintje niet geweigerd, hoewel uw verhouding met Nederland en de Nederlanders nu niet bepaald hartelijk was en de Nederlanders in 1992 niet aardiger of onaardiger waren dan nu.
In 2006 heeft men in Nederland uw boek Dubbelspel als boek van het jaar gekozen en in een miljoen exemplaren gratis verspreid. Men heeft u in Nederland uitgenodigd en gefêteerd en u heeft met dankbaarheid het aanbod aanvaard om drie maanden lang in een riant schrijvershuis in Amsterdam te verblijven waar u mocht doen, denken en schrijven wat u wilde.
Tot zover de heer Martinus als schrijver en de waardering die hij geniet in Nederland, een waardering en erkenning die hij zich kennelijk graag liet aanleunen.
Er bestaat echter nog een andere heer Martinus. Dat is iemand wiens andere persoonlijkheid men, edelmoedig als mensen soms zijn, vaak laat verdwijnen onder die van de schrijver: de rancuneuze, door het verleden gegijzelde, bijterige, inconsequente, tegenstrijdige, irrationele Frank Martinus.
Ik kan dit natuurlijk niet zomaar zeggen en moet dit op de een of andere wijze aantonen. Ik kan moeilijk in dezelfde fout vervallen als u, nietwaar? Daar gaan we dan.
In het interview met journalist Drayer maakt u zich kwaad over het feit dat de journalist uw ridderorde een lintje’ noemt. En u vindt het typisch Nederlands’ dat ze daar in Nederland – op die manier iets belangrijks tot iets kleins maken. Maar nog geen anderhalve minuut later u heeft dan inmiddels vergeten wat voor onzin u heeft uitgekraamd gebruikt u in datzelfde interview, gedachteloos het woord lintje’.
Zou het woord lintje’ dan toch een gewone benaming zijn, meneer Martinus, en heeft u weer eens iets tot een issue gemaakt dat het in werkelijkheid niet is? Maar u wilde natuurlijk hoogglans verlenen aan uw voorgenomen daad en het teruggeven van een lintje’ is op zich natuurlijk niet belangrijk genoeg Ja, nu begrijp ik het.
Meneer Martinus, er moet me nóg iets van het hart: waarom voert u toch al jaren een kruistocht tegen blank’ en waarom associeert u, zonder onderscheid van personen, die kleur toch altijd zo koppig en rancuneus met neo-kolonialisme? En als u zo’n hekel heeft aan alles wat niet bruin is, waarom belt u dan zo beleefd de voormalige kolonisator, de directeur van het kabinet van de Koningin, op om hem netjes te vragen hoe u de ridderorde op een elegante manier kan teruggeven? Keurig, meneer Martinus! Geen Nederlander had het u kunnen verbeteren! Elegant teruggeven! Zoiets heet een contradictio in terminis, meneer Martinus. Maar die zijn u op het lijf geschreven!
Nee, meneer Martinus, als u écht een daad had willen stellen dan zou u met wat partijgenoten en andere collega-lintdragers naar de Handelskade zijn gelopen en had u met een brede armzwaai uw decoratie in de Sint Annabaai gegooid, het water dat van Walbeeck in 1634 met zijn schepen doorkliefde om het begin van de kolonisatie in te luiden! En als u geluk had gehad was er misschien wel iets literairs gebeurd en had een vis het lintje opgegeten.
Want u weet wat er in zo’n geval kan gebeuren: een Curaçaose visserman had de vis kunnen vangen, u had hem op de markt van hem gekocht en thuis had u in de maag van de vis uw ordeteken weer teruggevonden. U zou dan de geschiedenis zijn ingegaan, niet als Het Vrouwtje van Stavoren’ maar als het Mannetje van Punda’. Dát was nog eens iets geweest! Maar ja, dat kan nu niet meer en u gaat keurig met een paar andere gedecoreerde oudere heren naar het Wilhelminaplein.
Meneer Martinus, wat mij ook van u tegenvalt, is dat u altijd op de man speelt. Ik herinner me dat u in de jaren ’80 een Curaçaose schrijver, de heer C. de H., ervan beschuldigde dat hij niet moest denken dat hij verstand van literatuur had omdat ie toevallig kruiden had bestudeerd (N.B. de heer C. de H. is apotheker van beroep). Dat geeft toch geen pas, meneer Martinus? U zegt toch ook niet dat Pierre Lauffer niet moet denken dat ie verstand heeft van poëzie omdat ie ambtenaar van de posterijen was?
Ook zegt u klagelijk in het interview dat er niemand in Nederland is die iets goeds heeft te melden over de Antillen. U weet dat u daarmee een aperte leugen debiteert. Omdat u een intelligent mens bent neem ik u dat zeer kwalijk en u zou daarvoor uw excuses moeten aanbieden.
U beschuldigt Nederland ervan dat het niet democratisch handelt Hoe democratisch bent u zelf, meneer Martinus?
U weet toch dat het Curaçaose volk op 8 april 2005 gekozen heeft voor autonomie binnen het Koninkrijk? U weet toch dat dit is vastgelegd in een slotverklaring die is ondertekend door acht Antilliaanse Bestuursorganen en door de eilandsraad van Curaçao in juli 2007 is bekrachtigd?
U kunt dat wel niet leuk vinden en u had liever gewild dat het volk voor volledige autonomie had gekozen, dat is uw goed recht, maar u zult zich wél bij de uitslag van dat referendum moeten neerleggen. Als goed democraat. Maar dat bent u niet. U beweert heel brutaal, in hetzelfde interview, dat u de uitlaatklep van het volk bent. Maar, meneer Martinus, u bent helemáál niet de uitlaatklep van het volk. U bent de uitlaatklep van uzelf!
U wilt volledige autonomie. En of Curaçao dat nu aankan of niet, nou, u ziet wel waar dat schip strandt. Als het maar een anti-Nederlandse beslissing is. U ziet nog liever dat het eiland bestuurd gaat worden door narcistische, larmoyante demagogen en volksmenners van het soort dat u aan het werk heeft kunnen zien tijdens de demonstraties rondom de Ronde Tafel Conferentie
U zou daar ongetwijfeld nog veel genoegen aan kunnen beleven. Het zijn dezelfde mensen die het funderend onderwijs naar de bliksem hebben geholpen door het Papiamentu in alle klassegroepen als instructietaal in te voeren. Zonder de leerlingen en de leerkrachten te voorzien van de benodigde leermiddelen! De situatie is nu zo erg uit de hand gelopen dat het Rooms-katholieke Schoolbestuur (met zestig procent van de scholen onder zich) het besluit heeft moeten nemen het Nederlands opnieuw in te voeren om de kinderen fatsoenlijk op te kunnen leiden en hen de weg te wijzen naar het vervolgonderwijs van de klasse Havo/VWO. Dat gaat namelijk niet alleen met behulp van het Papiamentu en onder de huidige Curaçaose omstandigheden, meneer Martinus! En u weet dat als geen ander. Maar daar horen we u niet over. Wilt u op die ingeslagen weg voortgaan?
Met alle respect voor de schrijver Martinus en vriendelijke groeten,
Fred de Haas volgt de ontwikkelingen op de Nederlandse Antillen vanuit Wassenaar op de voet.
Algemeen, 17.01.2009 @ 11:14