Home » Archief » Westerbork


[25.03.2008]

Westerbork

Jona Lendering


Paul Avril

Als er in 1941 literaire top-tiens hadden bestaan, zou het lijstje voor non-fictie zijn aangevoerd door De Tachtigjarige Oorlog van B.W. Schaper. Het boek over Neêrlands nationale oorlog tegen de Spanjaarden werd nog datzelfde jaar herdrukt en was zo succesvol dat de Duitsers het bekroonden met een verschijningsverbod. Daarbij bleef het. Gelukkig, want de goede Bertus Schaper zou zijn leven niet zeker zijn geweest als de bezetter had geweten dat hij zijn naam had uitgeleend aan iemand die onmogelijk onder eigen naam kon publiceren: aan Jacques Presser (1899-1970), leraar geschiedenis, socialist, lid van Ter Braaks Comité van waakzaamheid tegen het Nationaal-Socialisme en (volgens de Duitsers) jood.

Onmiddellijk na de Bevrijding werd de mystificatie uitgelegd, en vanaf dat moment was Presser – die de oorlog als door een wonder had overleefd – een van ’s lands bekendste historici. In 1946 verscheen zijn Napoleon. Historie en legende. Zelden is een geschiedkundige zo achter zijn schrijftafel gaan zitten met het idee zijn onderwerp tot op de grond toe af te branden: in feite had Presser natuurlijk Mussolini, Hitler en Stalin in het vizier. Niet dat hij ongeïnteresseerd was in de historische waarheid, maar in zijn perspectiefkeuze liet hij zich explicieter dan zijn collega’s leiden door de actualiteit. Zo was ook de Tachtigjarige Oorlog voor hem eigenlijk slechts een aanleiding geweest om het verslagen Nederlandse volk moed in te spreken. Van De nacht der Girondijnen, het boekenweekgeschenk dat ik onlangs herlas, valt iets soortgelijks te vertellen – maar daarover later.

Er waren in Pressers tijd veel historici die meenden dat de geschiedenis een bepaalde richting had: naar grotere vrijheid bijvoorbeeld, of naar de ontplooiing van een klassenloze samenleving. Zo niet Presser, die het historisch proces opvatte als zonder zin en de geschiedschrijving typeerde ‘als zingeving van het zinloze’. Het ging erom dat de historicus een verhaal zó presenteerde dat het de mensen overtuigde en hen hielp zich in de wereld te oriënteren. De historicus had in zijn visie niet alleen een verplichting tegenover de waarheid, maar ook – en misschien wel méér – een plicht tegenover zijn publiek.

Om te overtuigen diende de geschiedkundige de literaire kant van zijn ambacht te beheersen – wat helaas, zo meende Presser, te weinig het geval was. Zelf beheerste hij het volledige arsenaal van de romancier en benutte hij alle denkbare stijlmiddelen, ook sarcastische insinuaties die andere historici als te subjectief beschouwden en liever zouden vermijden – bijvoorbeeld de observatie dat keizer Wilhelm II, toen hij na de Eerste Wereldoorlog aan de Nederlandse grens asiel kwam vragen, voor het eerst heel Duitsland achter zich had.

Pressers sympathie ging niet uit naar de ‘grote mannen’ – hij verlustigde zich in het demythologiseren – en hij was vóór alles solidair met de slachtoffers. Die wilde hij hun stem teruggeven om daarmee zijn publiek ‘een geweten te schoppen’, zoals Louis Paul Boon het uitdrukte. Je zou Presser een seculiere rabbijn kunnen noemen, of iemand die een eigen invulling gaf aan het oersocialistische ideaal van verheffing van het volk. Daar is niets mis mee.

Zijn betrokkenheid bij de slachtoffers maakte hem tegelijk de meest en de minst geschikte kandidaat voor de overheidsopdracht om de geschiedenis te boek te stellen van ‘de vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom’, zoals de ondertitel van zijn meesterwerk Ondergang luidt. Zoals te verwachten viel is het grotendeels gebaseerd op dagboeken, brieven, autobiografische aantekeningen, memoires en andere egodocumenten. Hij was er vijftien jaar mee bezig, van 1950 tot 1965, en werd naar eigen zeggen bijna gek – een ervaring die meer historici hebben gehad bij het schrijven over wat in feite onbeschrijfelijk is.

‘De woorden zelf dreigen in staking te gaan en ik moet dit bericht toch in woorden opstellen; ik kan toch maar niet zinloos gaan lallen: groomp, zoert, sfalf, gierp. Ach, het zou misschien de enige taal worden die de situatie adequaat weerspiegeld … Schrijf ik grammaticaal correct, algemeen beschaafd, dan lijkt, wat ik vertellen ga, zeker nòg grotere nonsens.’

Deze passage is niet afkomstig uit Ondergang, maar uit De nacht der Girondijnen, de novelle die Presser wijdde aan het doorgangskamp Westerbork en in 1957 publiceerde als Boekenweekgeschenk. We zouden het boek geen recht doen als we het als gewoon literair werk recenseerden: daarvoor is het te zeer onderdeel van Pressers grotere project Ondergang en te veel zijn eigen egodocument. Het is in feite geen fictie – het is eerder een tekst waarin de historicus afrekent met zichzelf.

De hoofd- en ik-figuur van De nacht der Girondijnen is Jacques Suasso Henriques, geboren op 24 februari 1916 – wat betekent dat hij behalve Pressers voornaam ook zijn verjaardag deelt. En net als de schrijver is zijn personage geschiedenisleraar, wordt hij verliefd op een meisje uit zijn klas, en werkt hij tijdens de oorlog aan het Joods Gymnasium (dat in het echt Joods Lyceum heette). Anders dan de schrijver, die een onderduikadres vond, kiest de ik-figuur van de novelle ervoor de oorlog door te brengen in Westerbork, als adjudant van het hoofd van de Ordedienst, dat hij kent via een van zijn leerlingen. De OD bestond uit joodse gevangenen, die door de andere gedetineerden werden beschouwd als ‘de joodse SS-ers’. De ikfiguur noemt zijn aanstelling ‘een duivelspact’, om er meteen aan toe te voegen: ‘Ik trek het woord in, het is niet echt, het is literatuur.’ Hier herkennen we Pressers eigen, gek makende worsteling met de taal waarin hij de beschrijving van de ‘monsterachtige absurditeit’ moest gieten.

Wie wil weten hoeveel uit De nacht der Girondijnen fictie is, leze Ondergang. Zelfs het hondje van de kampcommandant is een historisch figuur. Wel zijn de namen soms veranderd: de leider van de OD, in de novelle Siegfried Cohn genaamd, heette in het echt Arthur Pisk, kampcommandant Schaufinger heette eigenlijk Gemmeker, en het Joodse psychiatrische ziekenhuis dat de OD ontruimt stond niet in Deventer maar in Apeldoorn. De ik-figuur van De nacht der Girondijnen zegt naar aanleiding van die gebeurtenis iets wat Presser zelf vermoedelijk in Ondergang had willen zeggen, maar ongeschikt zal hebben gevonden voor een wetenschappelijke publicatie:

‘Er bevonden zich onder deze zieken niet weinig gezonden, gezonden, ja, maar die toch nog gek genoeg waren geweest om argeloos te veronderstellen, dat een volk van dichters en denkers de primitieven kon evenaren, voor wie geesteszieken taboe zijn en een voorwerp van genegenheid en verzorging.’

Presser had het gevoel dat hij in de oorlog en bij het schrijven van Ondergang veranderde van een assimilant in een jood: deels tot jood gemaakt door de bezetter, deels uit eigen overtuiging. Een soortgelijke ontwikkeling ondergaat Jacques Suasso, die in Westerbork contact krijgt met een rabbijn, die hem zijn eerdere weerzin tegen het jood-zijn doet verliezen.

Een laatste overeenkomst die toont hoezeer het boekenweekgeschenk van 1957 een deel was van het grotere project Ondergang, is de obsessieve aandacht voor de grens tussen enerzijds het wetenschappelijk beschrijven en registeren en anderzijds het beoordelen en het zin-geven-aan. Presser zou het eens zijn geweest met Primo Levi, die het had over een grijze zone tussen goed en kwaad, waar slachtoffers en daders niet meer van elkaar te scheiden zijn. Jacques Suasso schrijft in De nacht der Girondijnen:

‘Het enige wat ik voor de tiende, voor de honderdste maal zou willen herhalen, is dat dit alles waar is, dat dit zo en niet anders is geweest. Vraag me dan verder niets meer, ik weet het niet. Ik ga nu, al schrijvend, immers steeds meer beseffen, dat ik mezelf hoogstens nog herken. Maar kennen, neen, mezelf kennen, doe ik niet, waarachtig niet.’

Hetzelfde valt te lezen in de beroemde laatste zin van het eerste deel van Ondergang, waarin Presser niet en wel oordeelt over de voorzitters van de Joodse Raad:

‘De voorzitters namen in mei 1943 de verantwoordelijkheid op zich voor de samenstelling van de gevraagde lijst [met te deporteren joden], zeer tegen hun wil en in het besef van de vreselijkheid van de tot hen gerichte eis. De historicus stelt vast, dat op die lijst van 7000 twee namen niet voorkwamen: die van Asscher en Cohen. Hij stelt het vast. Meer niet.’

Hoewel Jacques Suasso en Jacques Presser dezelfde persoon lijken, gaan ze gedurende de oorlog een andere weg. Waarom is De nacht der Girondijnen dan een egodocument? De reden is de dood van Pressers echtgenote Debora Appel. Hij had haar leren kennen toen ze bij hem in de klas zat; enkele jaren na haar eindexamen waren ze getrouwd; het huwelijk was gelukkig tot zij op 18 maart 1943 werd gearresteerd en ter vergassing afgevoerd. Presser noemt haar aan het einde van Ondergang en laat haar in de novelle terugkeren onder twee namen: als Ninon de Vries, die door haar oud-leraar de trein wordt ingedragen, en als Dé – zoals Debora door vrijwel iedereen schijnt te zijn genoemd. Het is geen toeval dat de ik-figuur van De nacht der Girondijnen zijn verslag doet in maart ’43.

Een incident met de rabbijn brengt Jacques Suasso ertoe partij te kiezen tegen zijn superieuren, in de wetenschap dat het hem zal komen staan op een treinrit naar Sobibor. Hij zal uiteindelijk met Dé sterven – iets waarvan Jacques Presser moet hebben gedacht dat het was wat eigenlijk had horen gebeuren: ‘Waaraan ontleen ik het recht te overleven en heb ik genoeg gedaan om hen die de ramp niet hebben overleefd te redden?’

De nacht der Girondijnen moet voor Presser een soort ventiel zijn geweest. Het was, hoe morbide dat ook moge klinken, voor de auteur van Ondergang noodzakelijk alsnog bij zijn geliefde in Westerbork te zijn, omdat hij alleen op die manier de betrokkenheid vorm kon geven die nodig was om ‘de tolk [te] zijn van hen, die, tot een eeuwig zwijgen gedoemd, alleen hier en nu, alleen deze éne keer, zich nog eens konden doen horen’. Pas toen zijn gemoed was geklaard kon hij de benodigde wetenschappelijke distantie opbrengen om Ondergang te voltooien. De nacht der Girondijnen is minder literatuur dan de neerslag van een therapeutische oefening.

Het resultaat was enerzijds een geschiedkundige studie die het niveau der academische wetenschap verre overstijgt, en anderzijds een novelle die zich onttrekt aan een gewone literaire beoordeling. Niet dat er niets over de stijl, de structuur en de plot te zeggen zou zijn (de eerste pagina is bijvoorbeeld weinig effectief en het is gemakzuchtig een Bijbel symbool te laten staan voor Suasso’s toenadering tot het Jodendom). Maar die zaken doen nauwelijks terzake. Het boekje kan namelijk niet los worden gezien van het wetenschappelijk geschiedwerk en de persoonlijke lotgevallen van de auteur, en dáár zal de recensent aandacht aan moeten besteden. De nacht der Girondijnen Pressers poging zichzelf en de lezers, murw gebeukt door Ondergang, moed in te spreken: de mens houdt – om een rabbijns spreekwoord aan te halen – altijd de mogelijkheid het goede te doen. Maar de historicus had een deels fictieve tekst nodig om dat credo quia absurdum iemand in de mond te kunnen leggen – en dat werd de rabbijn: ‘Blijf vertrouwen op je medemensen. En vooral op de gewone mensen.’

Jona Lendering is oudhistoricus, heeft een eigen school en werkt momenteel aan een boek over de invloed van de Islam op Europa, waarvan hij de hoofdlijn al eens uiteenzette op Frontaal Naakt. De Nederlandse literatuur is zijn hobby; een eerdere versie van dit stuk publiceerde hij op Recensieweb.

Jona Lendering, 25.03.2008 @ 21:31

[Home]
 

14 Reacties

op 25 03 2008 at 23:19 schreef Sikbock:

Goed stukkie! Wel een beetje lang * vraagt zich of of de oorlog anno 2008 door de derde en vierde generatie al verwerkt is of juist wordt levend gehouden *

op 26 03 2008 at 09:05 schreef filantroop:

Het boekenweekgeschenk van Jacques Presser heeft een koesterend plekje in mijn boekenkast, evenals “Ondergang” en “Amerika. Van kolonie tot wereldmacht”.
De column hierboven verdient naar mijn oordeel ook zo’n plekje.

op 26 03 2008 at 15:08 schreef Paardestaart:

Kijk aan! Sickbock had liever gezien dat het verleden antiseptisch verpakt op de schroothoop van de geschiedenis werd bezorgd; dat er van hogerhand een uiterste houdbaarheidsdatum aan verleend werd?

Als het nabije verleden nog leeft wees dan blij dat talentvolle overlevenden de moed en de ausdauer hebben gevonden hun wederwaardigheden te boek te stellen; anderen door schrik en medelijden dan ook nog tot enig inzicht te verleiden is vermoedelijk te veel gevraagd in deze dagen van bijdehandte onnozelheid

Aan de andere kant: het is de ontzagwekkende onnozelheid van mensen die menen dat alles ‘verwerkt’ kan worden die maakt dat de geschiedenis steeds opnieuw kan beginnen..

op 26 03 2008 at 16:55 schreef Theo Ichtus:

@ zieke bok

Wie de geschiedenis niet kent is gedoemd haar te herhalen. Erger nog: wie haar wel kent soms ook…

Persoonlijk vind ik de slotzin al voldoende beloning om de wat langere leesinspanning volstrekt te rechtvaardigen.

op 26 03 2008 at 21:47 schreef Sikbock:

@ Paardestaart: ik denk dat je mijn vraag een eigen inkleuring geeft. Geeft niks, maar je bent vooral in je eigen achtertuin aan het spitten..

@ Theo: kennis van het verleden garandeert geen resultaten in de toekomst. Als dat wel zo was zou ik gelijk aandelen gaan kopen

op 26 03 2008 at 21:47 schreef Sikbock:

en had ik al gezegd dat ik het een goed artikel vind?

op 27 03 2008 at 03:02 schreef Paardestaart:

Eh nee..Goed stukkie, noemde je het

En je vroeg je af of de oorlog anno 2008 door de derde en vierde generatie al verwerkt is of juist wordt levend gehouden
En daar antwoordde ik op.

Als ik graaf – in mijn tuin, of in de jouwe – dan doe ik dat met mijn armen, maar als ik iemand antwoord geef doe ik dat voornamelijk met mijn hersens – zou jij ook eens moeten doen.
Als je niks noemenswaardigs te zeggen hebt en bovendien te vadsig bent om te lezen, dan kun je beter zwijgen.

op 27 03 2008 at 09:38 schreef sikbock:

@ paardestaart: Ben je boos omdat ik een vraag stel? Of ben je boos omdat ik je "antwoord" (of wat daarvoor moet doorgaan) nogal gekleurd vind? Of ben je "gewoon" boos?

p.s. is lezen alleen aan slanke mensen voorbehouden?

op 27 03 2008 at 10:22 schreef Peter:

Een beetje poëzie, Sikbock, dat zou jij wel kunnen gebruiken. ‘Vadsig’ is niet simpelweg ‘dik’ en dat kennis van het verleden niks garandeert, is geen goed excuus om het verleden dan maar te begraven.

Wat de lengte van het ‘stukkie’ betreft: het is precies lang genoeg.

op 27 03 2008 at 11:51 schreef Sikbock:

* bladert woordenboek door * hmm

Kleine toelichting dan: als je harde schijf vol zit met informatie moet je af en toe es wat wissen. Als je dat niet doet zit ie vol en kan er niks meer bij. Dat is nogal onpraktisch.

Je kunt de inhoud van die harde schijf dan bv opschrijven in een boek. Sommige mensen doen dat ook. Volgens mij ( open deur) heet dat "verwerking".

Duidelijk zo?

op 27 03 2008 at 12:02 schreef Peter:

Volgens mij heet dat bewerking, Sik. Verwerking is een emotionele aangelegenheid. En wat de Tweede Wereldoorlog betreft: het lijkt me belangrijk om die op je harde schijf te houden en altijd overal mee te dragen. Er staan vast wel allerlei plaatjes op die je zou kunnen opslaan op CD-Rom en daarna wissen.

op 27 03 2008 at 14:51 schreef Philippine:

"In de Westerse wereld staat het iedereen vrij om over een bepaald geschiedkundig fenomeen te denken hoe hij wil…maar er is 1 onderwerp dat niet meer onderzocht mag worden en dat is de "holocaust", het dogma van de systematische uitmoording van 6 miljoen joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het is in de meeste Westerse landen verboden om aan dit "feit te twijfelen….Waar het mysterie van Golgotha als centraal geestelijk gegeven in de ontwikkeling van de mensheid voor allen een lichtend voorbeeld zou kunnen zijn…krijgen we nu een verhaal en geestelijk afstotingspunt, het zwarte gat in de mensheidsgeschiedenis waar iedereen in een grote boog om heen zou moeten lopen en dat de mensheid verenigt in een voortdurende haat tegen Duitsland. Zelfs voor de oorlog begon die haatpropaganda al. De Antichrist, die zo handig de zaken in hun tegendeel kan verkeren, probeert ook de Heilige Geest te vervangen door een zeer aards, zeer leeg gegeven, dat de naam holocaust heeft gekregen, weerom niet toevallig in het Engels klinkend als Holy Ghost". Citaat uit artikelen van de Brug, antroposofisch tijdschrift.

op 27 03 2008 at 14:53 schreef Sikbock:

"bewerken" is meer iets voor een klompenmaker peter. (normale) mensen "bewerken" zichzelf niet.

Ik bedoel dat sommige mensen "dingen" verwerken door ze "uit te drukken". dus door hun emoties, ervaringen etc op te schrijven.. (of door een schilderij te maken ofzo)

op 27 03 2008 at 17:09 schreef filantroop:

De antroposofen mogen vinden wat ze willen, maar er vindt nog steeds historisch onderzoek over de shoah plaats. En om dit onderwerp nog verder uit te diepen, wacht ons spoedig nieuwe historische documentatie.

De nogal enge schrijfsels gaan trouwens nog verder, Philippine:

“Want het is niet toevallig dat met de holocaust een voortdurende haat tegen het Duitse volk in leven wordt gehouden, tegen Duitsland als een gebied waarvoor de mensheid moet oppassen en waakzaam blijven. Zelfs vóór de oorlog begon die haatpropaganda al.
Vroeger werden in de bioscopen altijd nieuwsfilmpjes getoond vóór de eigenlijke film begon. In 1981 overleed Jack Glenn, de man die deze filmpjes maakte in de Verenigde Staten. Af en toe liet deze man wereldgebeurtenissen door acteurs naspelen in een toneeldecor. Eén ervan was het filmpje “Inside Nazi Germany”, gedraaid in 1938. Het bevatte een scène van een concentratiekamp, voor een stuk gefilmd op Staten-Island met New-Yorkse acteurs. Een groot deel van de film was opgenomen in het Derde Rijk door een free-lance cameraman, maar Louis Rochement, de producer, had het gevoel dat die film gecensureerd was door de Duitse autoriteiten en beval Glenn om de Nazi-brutaliteiten zelf in scène te zetten. Miljoenen Amerikanen die deze nieuwsfilmpjes in hun plaatselijke bioscoop bekeken waren overtuigd dat ze de realiteit zagen. Hoeveel dergelijke realiteiten die we tegenwoordig voorgeschoteld krijgen zouden niet het werk zijn van filmkunstenaars ?
Feit is dat de Geallieerden na de oorlog Hollywood-producers huurden om propagandafilms te maken in plaats van het filmmateriaal van het leger te gebruiken.”

Deze antroposofen hebben blijkbaar nooit van het kamp Oranienburg gehoord, waar al in de jaren dertig de nazi’s hun vijanden in opborgen. Het kamp dat in 1936 opgevolgd werd door Sachsenhausen.

En kennelijk hebben de antroposofen niet naar de beelden gekeken die bij de bevrijding door de Sovjets, Britten en Amerikanen gemaakt zijn van de kampen.

Nieuwe reactie
Naam:
E-mail:
Homepage:
  Afbeelding invoegen
 

 


Home

Archief

 

STEUN FRONTAAL NAAKT MET EEN TIKKIE!

 

 

OF VIA PATREON!

 

 

CONTACT
Stuur uw loftuitingen en steunbetuigingen naar Frontaal Naakt.

NIEUWSBRIEF
Ontvang gratis de Frontaal Naakt nieuwsbrief.

 

pbgif (88k image)
 

Let op: Toelating van reacties en publicatie van opiniestukken van anderen dan de hoofdredacteur zelf betekenen geenszins dat hij het met de inhoud ervan eens is.

 

pbgif (88k image)
 

MEEST GELEZEN IN NOVEMBER

O De lange arm van Tel Aviv

O Mjoenik

O Wierd Duk stuurt een vriendje om bij mijn baas te klagen

O Jij, racist, jíj bent het integratieprobleem

O Nederland gaat op moslimjacht

O Op de bres voor de domme lul

O De onwaardige discipelen van Theo van Gogh

O Maarten Wolterink

O Mag geen nazi zeggen

O Poepen doen we allemaal

 

MEEST GELEZEN EVER

O Caroline van der Plas, dwangmatige leugenmachine

O Caroline van der Plas is de Nederlandse Donald Trump

O YouPorn

O Iedereen haat Sander Schimmelpenninck omdat hij écht onafhankelijk is

O Wierd Duk de pro-Russische complotdenker

O Domme Lul

O Frans Timmermans kan het einde van de domrechtse ijstijd zijn

O Wierd Duk en Jan Dijkgraaf, hoeders van het fatsoen

O De koning van het uittrekken van de damesslip

O Haatoma

 

pbgif (88k image)
 

BLURBS
“How does it feel to be famous, Peter?” (David Bowie)

“Tegenover de enorme hoeveelheid onnozelaars in de Nederlandse journalistiek, die zelfs overduidelijke schertsfiguren als Sywert, Baudet en Duk pas ver in blessuretijd op waarde wisten te schatten, staat een klein groepje van ondergewaardeerde woestijnroepers. Met Peter op 1.” (Sander Schimmelpenninck)

“Frontaal Naakt dient een publiek belang” (mr. P.L.C.M. Ficq, politierechter)

“Peter schrijft hartstochtelijk, natuurlijk beargumenteerd, maar zijn stijl volgt het ritme van zijn hart.” (Hafid Bouazza).

“Ik vind dat je beter schrijft dan Hitler” (Ionica Smeets)

“Peter is soms een beetje intens en zo maar hij kan wél echt goed schrijven.” (Özcan Akyol)

“Jij levert toch wel het bewijs dat prachtige columns ook op weblogs (en niet alleen in de oude media) verschijnen.” (Femke Halsema)

“Literaire Spartacus” (André Holterman)

“Wie verlost me van die vieze vuile tiefuslul?” (Lodewijk Asscher cs)

“Pijnlijk treffend” (Sylvana Simons)

네덜란드 매체 프론탈 나크트(Frontaal Naakt)에 따르면, 네덜란드 라 (MT News)

“Echt intelligente mensen zoals Peter Breedveld.” (Candy Dulfer)

“De Kanye West van de Nederlandse journalistiek.” (Aicha Qandisha)

“Vieze gore domme shit” (Tofik Dibi)

“Ik denk dat de geschiedenis zal uitmaken dat Peter Breedveld de Multatuli van deze tijd is.” (Esther Gasseling)

“Nu weet ik het zeker. Jij bent de antichrist.” (Sylvia Witteman)

“Ik ben dol op Peter. Peter moet blijven.” (Sheila Sitalsing)

“Ik vind hem vaak te heftig” (Hans Laroes)

“Schrijver bij wie iedereen verbleekt, weergaloos, dodelijk eerlijk. Om in je broek te piesen, zo grappig. Perfecte billen.” (Hassnae Bouazza)

“Scherpe confrontatie, zelfs als die soms over grenzen van smaak heen gaat, is een essentieel onderdeel van een gezonde democratie.” (Lousewies van der Laan)

“Ik moet enorm lachen om alles wat Peter Breedveld roept.” (Naeeda Aurangzeb)

“We kunnen niet zonder jouw geluid in dit land” (Petra Stienen)

“De scherpste online columnist van Nederland” (Francisco van Jole)

“Elk woord van jou is gemeen, dat hoort bij de provocateur en de polemist, nietsontziendheid is een vak” (Nausicaa Marbe)

“Als Peter Breedveld zich kwaad maakt, dan wordt het internet weer een stukje mooier. Wat kan die gast schrijven.” (Hollandse Hufters)

“De kritische en vlijmscherpe blogger Peter Breedveld” (Joop.nl)

“Frontaal Naakt, waar het verzet tegen moslimhaat bijna altijd in libertijnse vorm wordt gegoten.” (Hans Beerekamp – NRC Handelsblad)

“De grootste lul van Nederland” (GeenStijl)

“Verder vermaak ik mij prima bij Peter Breedveld. Een groot schrijver.” (Bert Brussen)

“Landverrader” (Ehsan Jami)

“You are an icon!” (Dunya Henya)

“De mooie stukken van Peter Breedveld, die op Frontaal Naakt tegen de maatschappelijke stroom in zwemt.” (Sargasso)

‘De website Frontaal Naakt is een toonbeeld van smaak en intellect.’ (Elsevier weekblad)

“Frontaal Gestoord ben je!” (Frits ‘bonnetje’ Huffnagel)

“Jouw blogs maken hongerig Peter. Leeshonger, eethonger, sekshonger, geweldhonger, ik heb het allemaal gekregen na het lezen van Frontaal Naakt.” (Joyce Brekelmans)

‘Fucking goed geschreven en met de vinger op de zere plek van het multicultidebat.’ (jury Dutch Bloggies 2009)

Frontaal Naakt is een buitengewoon intelligent en kunstig geschreven, even confronterend als origineel weblog waar ook de reacties en discussies er vaak toe doen.’ (jury Dutch Bloggies 2008)

‘Intellectuele stukken die mooi zijn geschreven; confronterend, fel en scherp.’ (Revu)

‘Extreem-rechtse website’ (NRC Handelsblad)

‘De meeste Nederlanders zijn van buitengewoon beschaafde huize, uitzonderingen als Peter Breedveld daargelaten.’ (Anil Ramdas)

‘Peter Breedveld verrast!’ (Nederlandse Moslim Omroep)

‘Breedveld is voor de duvel nog niet bang’ (Jeroen Mirck)

‘Nog een geluk dat er iemand bestaat als Peter Breedveld.’ (Max J. Molovich)

‘Godskolere, ik heb me toch over je gedróómd! Schandalig gewoon.’ (Laurence Blik)

 

pbgif (88k image)
 

LINKS

 

 


 

(Advertentie)
 

 

 

RSS RSS