Gérôme
Jean-Léon Gérôme (1824 -1904) moest niks hebben van het impressionisme van Monet en Manet. Hij bleef trouw neo-classicist. Zijn schilderijen neigen misschien naar kitsch, maar ze zijn wel erg mooi om naar te kijken.
Algemeen, 05.01.2008 @ 16:07
3 Reacties
op 06 01 2008 at 23:24 schreef Philippine:
Ja.
op 08 01 2008 at 15:20 schreef filantroop:
Het begrip kitsch heeft in de loop der kunsthistorie net zon ontwikkeling doorgemaakt als de kunst zelf. De van Dale heeft het zelfs over schijnkunst die van een vals sentiment getuigt.
Door vooringenomenheid zal het niet lastig zijn van sommige kunstuitingen te stellen dat ze mogelijk doorspekt zijn van vals sentiment. Maar of de kunstenaar zijn werk met een opzet van vals sentiment vervaardigde, kunnen we nooit met overtuiging vaststellen als de kunstenaar niet eerst op de divan van de zielenknijper gelegen heeft en dat toegeeft.
Veelal wordt met kitsch dan ook bedoeld kunst die dwars ingaat tegen de nieuwe orde van de tijd waarin het vervaardigd wordt. In de recente tijd impliceert dat vaak kunst die de dominantie van de avant-garde negeert en een eigen weg gaat. Veelal kunst die de logische chronologie van de stijlontwikkeling volgt, zoals dat in de schilderkunst eeuwenlang gebruik was. Soms uit eerbetoon voor de vroegere schilder, en soms uit zijn oeuvre citerend met een eigen interpretatie. Zie van Gogh die een werk van Millet herinterpreteert.
De kunst van Jean-Léon Gérôme zou men kitsch kunnen noemen omdat die niet meegaat met de nieuwe orde, die het impressionisme in de tweede helft van de negentiende eeuw leek te gaan worden. Echter, ten tijde van hoogconjunctuur van het impressionisme waren er nog talrijke andere stromingen actief. Zoals de schilders van de Pre-Raphaelite Brotherhood. Generatiegenoten van de impressionisten, die ondanks dat het impressionisme ook snel Engeland bereikte, er stoïcijns onder bleven.
Ook in Nederland was zon ontwikkeling zichtbaar, waar de schilders die door de kunstcriticus Santen Kolff als de Haagse School aangeduid werden, een Nederlandse variant van het impressionisme ontwikkelden, maar tegelijkertijd nog ruimte lieten voor andere stromingen in de schilderkunst, zoals de Romantiek, met schilders als Leickert, Schelfhout en Klinkenberg.
Bovendien was het impressionisme, althans datgene dat er algemeen onder gerangschikt werd, allerminst unaniem in schilderstijl, en naar mijn persoonlijke overtuiging, te zeer op Frankrijk toegesneden. We mogen ons afvragen hoe de Franse schilderkunst zich ontwikkeld zou hebben als Johan Barthold Jongkind niet richting Montmartre getrokken was en daar het lont in het culturele kruidvat gestoken had.
De negentiende eeuw was in veel opzichten rusteloos. Op nationale bewustwording geënte revoluties beïnvloedde ook de kunsten. De rusteloosheid tekende zich dus ook in de kunst af, na een eeuw van betrekkelijke stilstand. De schilderstromingen die voorheen soms een eeuw of langer duurden, ontstonden en doofden in tijdspannen van enkele decennia. Het symbolisme en de Jugendstil waren geen langer leven beschoren dan luttele de vijftien jaren.
Wie de naoorlogse periode in de twintigste eeuw beziet, moet vaststellen dat stromingen het amper enkele jaren uithouden en snel overvleugeld worden door nieuwe. Onder de doctrine dat kunst zich vernieuwen moet, gaat menig kunstenaar richting schavot om voor de nieuwe kunstenaar en zijn kunst plaats te maken. Controversiële en eigenzinnige kunst is niet meer van de hand van de vernieuwende kunstenaar, maar van de kunstenaar die zich tegen deze doctrine verzet. Hij gaat geheel zijn eigen weg, gespeend van overheidssteun en museale adhesie. Als kitsch bestaat, dan moet men zich afvragen of niet juist de avant-garde daaraan onderhevig is, want kunst die overheid en museum wil behagen zoekt geld.
En soms is het zelfs zo een kitsch dat het er ook uitziet als kitsch, zoals de knutsels van Jeff Koons.
op 08 01 2008 at 17:01 schreef DvR:
En soms is het zelfs zo een kitsch dat het er ook uitziet als kitsch, zoals de knutsels van Jeff Koons.
Ja, maar dát is dan weer kunst!