Recht in de schedel
Hafid Bouazza
In The Clockwork Testament or: Enderby’s End (1974) van Anthony Burgess, het derde deel van een vierluik over de picareske lotgevallen van de teruggetrokken, onhygiënische, boerende, winderige en masturberende dichter F.X. Enderby, wordt de antiheld in New York bezocht door een vrouw die hem dood wil schieten omdat zijn poëzie haar naar het hoofd is gestegen. Haar man spoorde haar aan de gedichten te lezen tijdens hun huwelijksreis. De gevolgen waren catastrofaal, zoals de vernederde dichter zal ondervinden. Zoals veel in de boeken van Anthony Burgess (1917-1993), is dit voorval gebaseerd op autobiografie. In werkelijkheid wist de auteur de vrouw te ontwapenen, in het boek wordt de mislukte aanslag afgesloten met seks, een triomf voor de eenzame Enderby, die geplaagd wordt door natte dromen – spermatorrea‘ in Burgess’ woorden, eveneens een autobiografisch detail.
Werkelijkheid werd fictie en in het jaar 2002 werd de fictie weer werkelijkheid toen Anthony Burgess (Faber and Faber) van Roger Lewis verscheen, een delirische caleidoscoop van een boek’, zoals de flaptekst vermeldt. Dat delirische klopt, want Roger Lewis vertoont tekens van waanzin: hij presenteert de uitzuigsels van zijn grote duim als feiten en haalt fictionele personages en de schrijver door elkaar. Zijn toon is er een van alsem, gal en doornappels. Het boek is geen biografie, maar een kritische beschouwing van leven en werk van Burgess; zonder kennis van diens werk is het warrige boek onbegrijpelijk.
Twintig jaar lang verdiepte hij zich niet alleen in het gigantische oeuvre van Anthony Burgess, maar volgde hij ook zijn omzwervingen over de wereld. Dat heeft zijn visie op de schrijver geen goed gedaan en zijn boek, hoewel het vermakelijke passages kent en her en der verrassende inzichten biedt, is geen eerbetoon geworden, maar een postume afrekening. Het lijk van de arme schrijver wordt vertrappeld onder Lewis’ globetrottersvoeten: hij noemt de schrijver niet alleen een lazy sod, maar ook een fucking fool. Maar waar het om gaat, is dat Lewis kennismaakte met het werk van Burgess tijdens een huwelijksreis (De vrouw uit dat huwelijk heeft zelfmoord gepleegd).
Het is blijkbaar gevaarlijk om het werk van Burgess tijdens een huwelijksreis te lezen, want het werk van Burgess bezingt niet de tederheid van de liefde, de mogelijkheid tot communicatie, de warmte van menselijke betrekkingen of de extase van de menselijke seksualiteit. Bij hem draait het om de intrinsieke eenzaamheid van de mens, de existentiële ellende, de symbiose van goed en kwaad, maar bovenal om de schuld, de erfzonde. Er is bijna geen boek of artikel van hem te vinden waarin het woord guilt niet voorkomt, tezamen met de vraag of de mens een vrije wil heeft, arbitrium liberum het Latijn is van belang.
Anthony Burgess werd in 1917 geboren in Manchester, dat hij prachtig weet te beschrijven. Toen hij nog een baby was, stierven zijn moeder en zijn zusje aan de Spaanse griep. Een eenzaam, hoogbegaafd kind, groeide hij op bij zijn stiefmoeder en vader, die barpianist was. De muzikaliteit en drankzucht erfde hij van hem. Burgess benadrukte altijd de Ierse bloedlijn van zijn grootvader, om zo een verwantschap te scheppen met James Joyce, die hij verafgoodde.
Hoe zou Burgess hierop gereageerd hebben, die Lewis persoonlijk heeft gekend en hem zelfs vaderlijk bejegende? Ongetwijfeld zou hij, die altijd vol zelfbeklag zat en aan paranoia grenzende achterdocht leed, hierin het zoveelste bewijs zien van de onwillige en onwelwillende ontvangst van zijn boeken. Hij voelde zich miskend, onbegrepen en misschien is dat ook zo.
Zelf zou ik Burgess te allen tijde aanbevelen, maar twintig jaar lang monomanisch met een auteur optrekken is vragen om moeilijkheden, zeker als je, zoals Lewis, lijdt aan overidentificatie met het object van je hartstocht en studie. Hoeveel schrijvers zouden een dergelijk liaison overleven? En hoeveel lezers?
O my God,’ Wignall said, who hasn’t been let down? But don’t think that it’s a system or a culture or a state or a person that does the letting down. It’s our expectations that let us down. It begins in the warmth of the womb and the discovery that it’s cold outside. But it’s not the cold’s fault that it’s cold.’ I was about to say, angrily, that we’d all let down our past, our culture, our faith when Sciberras saved me from public tears ’
Een fragment uit Earthly Powers (1980), het meesterwerk van Anthony Burgess en één van de beste romans ooit geschreven met één van de beste beginzinnen:
It was the afternoon of my eighty-first birthday, and I was in bed with my catamite when Ali announced that the archbishop had come to see me.’
En even verderop:
I lay a little while, naked, mottled, sallow, emaciated, smoking a cigarette that should have been postcoital but was not.’
Dit boek zou eens een keer in het Nederlands moeten verschijnen. Hierin komen alle thema’s en motieven van Burgess samen, in een stijl die viriel, ruw, maniakaal, lyrisch, bonkig en ronkend is, vol met wat Martin Amis garlicky puns noemt. Amis, een bewonderaar, is schatplichtig aan Burgess, zoals uit zijn laatste roman Yellow Dog blijkt, die dezelfde carnivore methodes hanteert. Ik zou zeggen: een groot boek van een groot schrijver.
Lewis is het hier niet mee eens. Volgens hem was Burgess geen groot schrijver, hoewel hij grootse boeken heeft geschreven. Voor hem is Earthly Powers meer een blauwdruk voor een grote roman. Hij is niet de enige die hem de status van groot schrijver ontzegt. Carel Peeters schreef in 1993 in Vrij Nederland een in memoriam waarin hij beweerde dat Burgess nooit tot de groten zal behoren omdat zijn personages te kil zijn en menselijke warmte ontberen. Een curieuze visie, want sinds wanneer wordt het talent van de schrijver beoordeeld aan de hand van het karakter van zijn personages? In elk geval bevindt hij zich hiermee in goed gezelschap: Vladimir Nabokov kreeg precies hetzelfde verwijt.
Nog merkwaardiger was de reactie van Kees Fens in de Volkskrant in een recensie van Lewis’ boek. Geschokt en geïrriteerd door de pogingen tot karaktermoord in dit boek, nam Fens het op voor de schrijver met de opmerking dat hij hierdoor Burgess bijna een groot schrijver ging vinden. Literaire status die afhankelijk is van dialectiek.
Dit sluit aan op de visie van Lewis, volgens hem zal Burgess niet tot het pantheon toetreden omdat hij weigerde zijn persoonlijke tragedies (hij groeide op zonder moeder, zijn eerste vrouw dronk zich dood) literair uit te buiten. Hij zou te cerebraal zijn. Met andere woorden: hij ontbeert human interest, existentiële diepgang. Zijn interesse, zijn enige interesse, is de taal en dat maakt hem onmenselijk. Geen schrijver staat boven de taal. Schrijvers zijn taal. Elke schrijver is zijn eigen taal.’ En:
…Poetry is made out of emotions,’ he pronounced.
Oh no,’ Enderby said. Oh very much no. Oh very very very much no and no again. Poetry is made out of words.’
Het zou Burgess ontbreken aan de artistieke huivering’, aan emoties. Als hij in You’ve Had Your Time (1990), het tweede deel van zijn prachtige bekentenissen (het eerste deel, Little Wilson and Big God, verscheen in 1987), de symptomen van levercirrose beschrijft, waaraan zijn eerste vrouw Lynne (Llewela Jones) zou overlijden, meldt hij dat de opgezwollen buik, ascites in medische termen, stamt van het Griekse askos, wijnzak. Dit zou niet alleen smakeloos zijn, maar een ontstellend gebrek aan medeleven verraden. De vraag is natuurlijk of een schrijver zijn allerindividueelste emoties voor zich mag houden of niet. Als we hier tranen en uitgerukte haren verwachten, komt Burgess met een etymologische verhandeling. Zou hier werkelijk sprake zijn van een gebrek aan humaniteit in plaats van een botsing tussen de voyeuristische nieuwsgierigheid van een lezer en de begrijpelijke terughoudendheid van de schrijver? Er zijn zielen die van hun privacy houden.
Kan het niet zijn dat een man hier wanhopig betekenis en nut probeert toe te schrijven aan een gruwelijke dood van een vrouw die hij hoe dan ook liefhad? Hier speelt weer de schuldvraag op en wordt de obsessie van Burgess voor de vrije wil van de mens duidelijk: had hij de dood van zijn vrouw kunnen voorkomen? Of is zelfdestructie de ultieme vorm van arbitrium liberum? Hij citeert veelvuldig een regel van Hans Sachs uit Die Meistersinger von Nürnberg: Wir sind ein wenig frei. Dit is echter fout, de citaat moet luiden: Sind sie ein wenig frei, de meesterzanger spreekt hier de vrouwen aan. Hoe toepasselijker zou het citaat zijn geweest als hij die had gecontroleerd! Lazy sod.
Waar het hier echter om gaat, is, zoals hij schrijft in een andere context, dat door de dood recht in de schedel te kijken, je veel van zijn smerigheid weghaalt: wij, de achterblijvers of nabestaanden van de dode voelen ons schuldig, omdat er ruimte voor ons wordt gemaakt, maar we willen geen walging het schuldgevoel is al erg genoeg:
Cats and dogs die and are buried in the garden, but the death of a father or mother is usually a major event seen at close quarters and highly traumatic. We expect to feel guilty, because we, the children, are being made room for, but we do not expect to feel disgusted. The desperate asthma, the rattle, the rictus are so mechanical and depersonalizing, and the collapse of the excretory system, with its aftermath of a ruined mattress waiting days for the garbage cart, is a sub-Rabelaisian joke in very bad taste.’
Toen zijn zoon Paolo (waarschijnlijk niet van Burgess al zegt hij dat hij iets van zijn neus had’) een zelfmoordpoging ondernam, sprak de vader: Hij kan nooit iets goed doen.’
Voor Rabelais was een mens een vat vol drek en urine met een sublieme geest. Die geest probeert Burgess te vangen in woorden, een vorm van transsubtantiatie. Taal was voor hem de spiegel van het menselijke brein. Zijn fascinatie voor de eucharistie en de implicatie van kannibalisme ervan (hij beweert ooit een stuk mensenvlees te hebben gegeten) worden het mooist uitgewerkt in zijn sciencefiction roman The Wanting Seed (1962), waarin de overheid de overpopulatie tegengaat door een verbod op bevalling, door homoseksualiteit te promoten (It’s sapiens to be homo’) en oorlogen te organiseren tussen mannen en vrouwen, waarbij de slachtoffers worden geprepareerd tot voedsel en ingeblikt (de implicatie, zoals hij elders uitlegt en denkt in de roman te hebben gebruikt, hetgeen niet zo is, is dat munch en Mensch dicht bij elkaar liggen). Waarom zou je elke zondag in de kerk het lichaam van Jezus eten en zijn bloed drinken, al is het in effigie, en geschokt zijn door werkelijke antropofagie? In Earthly Powers keert dit terug.
De herhaling is belangrijk in het werk van Burgess belangrijk en vermoeiend. Het is verbazingwekkend dat een overproductieve schrijver die werkelijk alles lijkt te hebben gelezen dat ooit gepubliceerd is en die over elk onderwerp schreef, zo relatief beperkt is in zijn thematiek. Hij gaf toe dat zijn productiviteit (hij schreef duizend woorden per dag en aan verschillende boeken tegelijk) een gebrek aan introspectie met zich meebrengt. Er was geen rustpunt tussen het ene boek en het andere, daarbij kwamen nog de artikelen, de essays voor verschillende kranten, zowel Engelse, Amerikaanse als Italiaanse, de lezingen en colleges op verschillende universiteiten, de vertalingen en de scenario’s voor theater, film en musical. Hij deed ook nog het huishouden, zijn tweede Italiaanse vrouw was niet het schoonmaaktype. En laat ik niet vergeten dat hij ook muziek componeerde.
Zo vloeit het ene boek uit het andere voort en vloeien de zinnen van het ene werk naar het andere. Hij wilde herinnerd worden om zijn volgende onvertaalbare zin: She breathed on him (although a lady should not eat, because of the known redolence of onions, onions) onions. (Een lezer gaf mij deze vertaling van wat ik een onvertaalbare zin achtte: ‘In haar adem rook hij (al mijdt volgens de etiquette een dame, vanwege de geur van uien, uien) uien’.) Maar deze zin komt in zeker drie boeken voor. Het moet uit wanhoop zijn dat hij vond dat een schrijver niet alleen aan de hand van zijn kwaliteiten beoordeeld diende te worden, maar ook naar omvang en variatie. Dat laatste is niet zijn sterkste kant, de voorlaatste is zijn kenmerk bij uitstek en van het eerste heeft hij genoeg.
Dan weer wees hij erop dat hij tien jaar (soms werd dit vier jaar) aan zijn magnum opus had gewerkt. Kwantiteit kan uiteraard voor bewondering zorgen als het caleidoscopisch is, maar die kwantiteit wordt teniet gedaan door een gebrek aan variatie en de vele overlappingen. Lees bijvoorbeeld zijn vele artikelen over Frankrijk en de Franse taal; hij zegt steeds dezelfde dingen op een niet altijd andere manier: vertrouw nooit een taal die aqua tot eau verbastert. Een hoogst citeerbare zin.
Burgess de scepticus die misschien wel de katholieke kerk zijn rug toekeerde, maar nooit bevrijd werd van de schuldige tintelingen tussen de schouderbladen, vond in de literatuur een substituut voor religie en godsdienstige ijver. Niet alleen schiep hij een wereld, enkel uit taal, het schrijven was een daad van verzet tegen de dood, een ritueel van substantiatie: het papier is zijn lichaam, de inkt zijn bloed. Hij geloofde heilig in de verlossing van het woord, tegenover de sterfelijkheid van de mens stond de eeuwigheid van taalbouwsels, taal vormde de aders en het hart en de ziel van de mensheid. Leven is schrijven, daarbuiten is er de afgrond van de wereld zonder begrip en met zijn afgrijselijke eenzaamheid. Veel belangrijker nog is dat alleen een leven in de taal bescherming biedt tegen tirannieke tijd. Alleen zo kon hij verder leven in een tijd waarin Lynne nog niet gestorven was. Taal triomfeert over tijd. Op zijn sterbed (hij overleed aan longkanker) schreef hij nog het postuum uitgegeven Byrne: A Novel (1995, een novelle in dichtvorm).
Zijn bekentenissen beginnen met de volgende zin:
If you require a sententious beginning, here it is. Wedged as we are between two eternities of idleness, there is no excuse for being idle now.’
Dit is een duidelijke verwijzing naar het begin van Speak, Memory (The cradle rocks above an abyss, and common sense tells us that our existence is but a brief crack of light between two eternities of darkness.’), de autobiografie van Nabokov waarin deze het patroon, of het weefsel van de tijd poogt te ontrafelen. Zoiets was niet aan Burgess besteed, tijd was een angstaanjagende leegte die door ijver gevuld moest worden. Het bewustzijn moet tot een mechaniek, a clockwork orange, gereduceerd worden om de pijn uit te sluiten. Niet de pijn van zijn verlies van moeder, vrouw, vaderland, maar de pijn van het bewustzijn. Want de pijn van verlies wordt niet veroorzaakt door het verlies zelf, maar door het bewustzijn van dat verlies.
Het werk van Burgess kan gezien worden als een vlucht van een fysiologisch naar een linguïstisch bewustzijn een kreupele vlucht, om niet te zeggen mislukte. Wat lezers als Peeters en Lewis, denk ik, bij hem missen, is een inkijk in iets dat als ziel omschreven kan worden, of dat die van de schrijver is of van zijn personages. Maar wat maakt een literaire ziel? De taal of de (literaire) persoonlijkheid van de schrijver die als het laatste licht tussen de wolken van zijn stijl straalt? Daar worstelde Burgess mee en daar worstelen zijn lezers mee.
Ironisch genoeg heeft de rancuneuze kastijding door Lewis en de verdediging van Fens juist die menselijkheid naar bovengebracht die Peeters zo miste. Burgess blijkt, onder het masker van taalvirtuositeit en filologische kilheid, wel degelijk menselijk, want het beschermen waard en dus kwetsbaar. De bewonderaars wisten dat allang. Lees Beard’s Roman Women (1976), waarin het gemis van een overleden vrouw invoelbaar wordt beschreven, evenals de liefde voor een nieuwe vrouw:
He had her in his arms, flooding with relief, gratitude, lust, affection, anger at so long a deprivation, guilt inevitably at having rejected (for that was what the companionate marriage had been about) Leonora’s gross sick body, now very sharply presented to him in terms of this lissom healthy one. Her kiss tasted of toothpaste and wallfruit, one tracing of her warm back’s curve gently down to the waist and more opulently out to the buttocks made him whish to sob with a kind of complex emotion that seemed closer to a kind of cosmic rage than the humility of thankfulness at a bliss so long denied now to be openly granted. Anyway, it was a bliss prolonged ending in many kisses, for which he had not realized how hungry he was, and this meant words that were there corollaries, like my love and amore, darling and tesoro mio. .’
(Onnodig te zeggen dat Leonora zijn eerste vrouw was.)
Het einde van dit boek (Drank too much, of course, but it’s many a good man’s weakness.’) prikkelt de ogen en veroorzaakt een brok in de keel. En wie durft werkelijk te beweren dat Nothing Like the Sun (1964, over het liefdesleven van Shakespeare), zijn meest lyrische en sensuele boek, of A Dead Man in Deptford (1993, over Christopher Marlowe), Earthly Powers gebrek aan warmte’ vertonen? Kenneth Toomey, de tweederangs homoseksuele schrijver, de ik-persoon van de roman, is een sentimentele man, wanhopig op zoek naar liefde en worstelend met de religieuze en moralistische implicaties van zijn geaardheid.
Merk op dat alleen door een homoseksueel alter ego van zichzelf te creëren, Burgess in staat bleek te zijn diepgang te verlenen aan een personage en diens zoektocht naar veiligheid en erkenning in een chaos, die wereld’ wordt genoemd en geen veiligheid, noch liefde in overvloed heeft. Of anders gezegd: zijn transsubstantiatie is gelukt.
Wist u trouwens dat wereld’ afkomstig is van het Germaanse wer (man, vgl. Latijnse vir) en ald (leeftijd) en dus betekent: ‘de tijd die een mens leeft’? Burgess is aanstekelijk en wat hem tot een groot schrijver maakt, is zijn resonantie in de geest van de lezer het enige hiernamaals voor literatuur -: zijn taal zet zich om in mentale en imaginaire ervaringen die het landschap uitmaken van de lezer, woorden worden oorden in de geest; een metamorfose, de ultieme transsubstantiatie van inkt naar psyche – waartoe alleen grote schrijvers in staat zijn.
Hafid Bouazza (1970) schildert, componeert, kookt, goochelt, bedwelmt, prikkelt de zinnen en verruimt de geest met zijn woorden. Onderga zijn boeken. Dit is de herziene versie van een artikel dat op 23 november 2003 (een dag na Burgess’ tiende sterfdag) is gepubliceerd in NRC Handelsblad.
Algemeen, 27.11.2007 @ 16:19
7 Reacties
op 27 11 2007 at 22:36 schreef Anna:
waartoe alleen grote schrijvers in staat zijn
Daar behoor jij zeker toe. Dank voor dit prachtige artikel.
op 28 11 2007 at 16:15 schreef Max J. Molovich:
Je kunt ook zeggen dat de wereld bestaat sinds de mens leeft.
Prachtig stuk, doordrongen van oprechte bewondering van iemand die weet waarover hij het heeft, zonder dat het verzand in pathetische heldenverering. Mij rest niks dan een respectvol zwijgen. Hou dan ook uw bek, zult u zeggen. Goed punt.
op 29 11 2007 at 07:44 schreef Peter Breedveld:
Op aanraden van Hafid las ik afgelopen zomer Earthly Powers, inderdaad een verpletterend mooi boek. Eén van de mooiste (gruwelijkste) passages is die waarin een priester een gemarteld meisje (haar tanden zijn uitgetrokken) dwingt haar beul te vergeven. Tekenend voor de totale rücksichtloskeit waarmee (sommige) gelovigen hun boodschap van Liefde kunnen prediken.
op 29 11 2007 at 08:10 schreef Hafid:
En vergeet Hortense niet, de zus van Kenneth, een sterke persoonlijkheid, krachtig beschreven, voor wie hij een soort incestueuze liefde voelt en met wie hij zijn laatste dagen slijt (sterke hint van Nabokovs Ada); Burgess was gefascineerd door incest, zie zijn ‘structuralistische’ roman M/F (Male/Female? Of, zoals hij zelf zei: ‘Motherfucker’, maar het motto van het boek duidt op de muzikale term mezzo-forte), een al te geconstrueerd boek, maar wel het lezen waard. Nog een fragment uit het magistrale Earthly Powers (dat oorspronkelijk The instruments of the powers of darkness zou heten, uit Macbeth):
The tropical day as an allegory of life, starting in coolness and cleanliness and Edenic beauty and too soon continuing with sweat and the feel of grubbines and the shirt and shorts already defiled. It was very brief, the innocent watching of the sun lift on to the lovely green land from the verandah with toast and more tea. And then a Berlioz orchestra of brassy heat and a humidity in which hostile spores rode and danced and the colonial work of vainly trying to turn a wilderness into a garden until the convalescence of evening.[34:p.243]
Max en Anna: dank voor de complimenten (Anna geeft me alleen wat te veel eer).
op 29 11 2007 at 23:12 schreef Peter Breedveld:
De tegenstelling tussen de priester, Carlo Campanati en Kenneth Toomey intrigeert me het meest in het boek. Campanati, een ambitieuze, koude klootzak met een wonderlijke levensvisie: geboortegolven in de Derde Wereld, waar kinderen bij bosjes sterven, beschouwt hij als een zegen, want dat betekent meer zielen voor in de Hemel.
Toomey is een zachte, kneedbare man die veel liefde heeft weg te geven. Principes heeft hij niet. Hij weigert op te komen voor een lesbische schrijfster die aangeklaagd is wegens haar scandaleuze boek, omdat Toomey het boek zo slecht geschreven vindt. Om aan een gevangenisstraf in Nazi-Duitsland te ontkomen, houdt hij als prominente Brit graag een praatje voor de Nazipropradio.
Campanati is veel moediger, die aarzelt niet om een soldaat van Mussolini een knietje te geven en pleegt nogal boude verzetsdaden in de oorlog.
Dat is een van de mooie dingen aan Earthly Powers, dat het verschil tussen hufters en helden totaal onduidelijk is. Campanati oogst beurtelings bewondering en afschuw van de lezer. Toomey is nu weer sympathiek, dan weer wezelachtig.
op 30 11 2007 at 08:58 schreef Hafid:
Campanati, de sigaarrokende, whiskydrinkende, gokkende priester (die heilig verklaard moet worden, het hele boek is een getuigenis van zijn wonderlijke genezing van een opgegeven kind: daarom wil de aartsbisschop uit de beginzin de verteller zien) die heimelijk verliefd is op Hortense, die nog lesbische neigingen vertoont, is een meesterlijk personage.
En wat dat radiointerview betreft: zijn zinnen vormen een acrostichon als ‘fuck Hitler’ and ’the nazi’s are swines’ – of woorden van dergelijke strekking. Hij probeert een schrijver, die lijkt op Thomas Mann, uit Nazi-Duitsland te halen, maar hij weigert mee te gaan en draagt Kenneth op op zijn verwende, cleptomane, blonde zoon te passen, die zo humoristisch Engels spreekt: ‘It gives many people here’.
Het boek is bijzonder rijk en verveelt 649 pagina’s lang niet.
op 30 11 2007 at 11:13 schreef Peter Breedveld:
Als ik me goed herinner, geneest dat kind op hetzelfde moment dat Campanati’s broer eenzaam en gruwelijk sterft, als gevolg van de principiële opstelling die de veeleisende Campanati van iedereen verlangt.
Hafid, bij die passage over dat radio-interview heb je je vast afgevraagd wat jij zou doen in Toomeys situatie. Ik in elk geval wel. Ik zou het ook hebben gedaan, en misschien zou ik zelfs die verborgen boodschap niet hebben aangedurfd.
Zelfde met dat gedoe rond dat homo-boek. Zou je je nek uitsteken voor een slecht geschreven homoboek in een maatschappij waar nog op homo’s wordt gejaagd? En let wel, homoseksualiteit kwam je niet op een boete te staan, je ging de petoet in, en daarna was je voorgoed een paria.
Earthly Powers is op veel manieren een confronterend boek, ik werd voortdurend met mijn eigen tekortkomingen en opvattingen geconfronteerd, en dat is niet altijd even comfortabel. Ik had hetzelfde met de film A clockwork Orange (het boek heb ik niet gelezen). Misschien dat Burgess hier en daar om die reden veel weerstand oproept. Hij is niet harteloos, maar te eerlijk, en mijn ervaring is dat eerlijkheid nogal eens met harteloosheid wordt verward.
Zouden we bijna vergeten dat het boek barst van de humor, en dat ik vaak onbedaarlijk heb moeten grinniken om de slapstickachtige wreedheid waar Burgess goed in is.