Closure
Loor
Het uitmaken met iemand met wie je niet eens een volwaardige relatie hebt gehad, is een lastig verhaal. Want hoe beëindig je iets wat nog niet eens begonnen is? Waarom schreeuwt een innerlijke stem op een goed moment dat datgene, dat eindeloos mag duren, eindig moet zijn? Dat het onmogelijke verruild moet worden voor het haalbare? En waarom voelt dat zo ongelooflijk veel zwaarder dan het loslaten van iets dat aan alle kanten is uitgezocht en uiteindelijk niet blijkt te werken?
Vragen die ik mezelf stel, nadat het object van mijn verlangen en ik hebben besloten tijdig afstand te nemen. Met pijn in het hart, maar ook met het opluchtende besef dat alles nog zeer overzichtelijk is gebleven. ‘Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald!’ roep ik nu heel dapper tegen mezelf. Ook met andere corny tegeltjeswijsheden probeer ik de leegte die ik voel op te vullen (wat vooralsnog niet lukt).
Na het versturen van mijn wijselijk geschreven afscheidsbericht had ik bedacht dat ik met een overweldigend gevoel van vrijheid de nacht in zou lopen, dat ik links en rechts om een boom of lantaarnpaal zou zwieren, dat ik zou denken: ‘dit is nu groots en meeslepend leven, Loor!’, dat ik ergens in een bruisende kroeg met volstrekte vreemden het glas zou heffen om een toost uit te brengen op mijn zojuist herwonnen onafhankelijkheid. En dat ik dan daarna, na glorieus om nog wat lantaarnpalen te hebben gezwierd, tevreden in mijn bed in slaap zou vallen, wetende dat het hele leven nog voor me ligt.
In plaats daarvan eindigde ik (terwijl het buiten nog niet-dramatisch licht was en ik om geen enkele lantaarnpaal had gezwierd) op de bank bij mijn zus, die van heel dichtbij in mijn oor gilde dat ze hoopte dat ik vooral duidelijk was geweest tegen het object van mijn verlangen (er zit veel assertiviteit in mijn familie). Daarna werd ik vroeg en rechtstreeks naar huis gestuurd om maar eens wat slaap in te halen, alwaar ik klaarwakker begon aan dit stukje.
Uiteindelijk viel ik gewoon in slaap. Zonder glorieuze glimlach op mijn gezicht en een beetje verdoofd, niet helemaal zeker van mijn eerdere beslissing om het onbekende onbekend te laten. Maar ook met de belofte van een nieuwe dag, waarop een volgend avontuur met onzekere uikomst me zal begroeten – perfect passend in het grootse en meeslepende leven dat ik voor ogen heb.
Loor (1967) is individualist tegen wil en dank. Ze heeft een broertje dood aan middelmatigheid. Ze is een warm, lief en mooi mens, maar niet geheel ongevaarlijk.
Algemeen, 18.09.2007 @ 10:58