Palestijnen
Daniel T. Boom
Illustratie: Pieter Hogenbirk
‘De al dagen durende gevechten tussen beide Palestijnse partijen lijken tot een regelrechte burgeroorlog te leiden’, las ik gisteren in de Volkskrant. Als er iets het failliet van de Nederlandse journalistiek samenvat, is het deze zin wel. De gevechten duren niet al dagen, maar meer dan een jaar en al die tijd is het al een burgeroorlog. De verslaggevers hebben echter de kant van de Palestijnen gekozen en willen daarom de waarheid niet onder ogen zien. In het verhaal dat ze eigenlijk willen vertellen, komen geen Fatah- en Hamasterroristen voor die elkaar van de daken gooien. Geen wonder dus dat ze bij de Volkskrant verder nog schrijven dat ‘de media de gebeurtenissen volgen met dezelfde geschokte verslagenheid als de rest van de wereld’.
Het is mede dankzij de journalistiek dat de Palestijnen nooit kritisch hebben leren nadenken over Hamas en terrorisme. Ze hoorden van de westerse media altijd precies hetzelfde dat hun grootste extremisten ook altijd zeiden, namelijk dat hen niets te verwijten valt en dat Israël de grote boosdoener is. Dat is weliswaar schadelijk voor Israëls imago, maar het heeft de Palestijnen regelrecht in de afgrond gestort. Ik heb van dichtbij meegemaakt wat daar de consequenties van zijn.
Toen ik in Jeruzalem woonde, werkte ik in het Windmill Hotel. Al mijn collega’s daar waren Palestijnen. Mijn manager Taha, de mensen met wie ik in de receptie werkte, het personeel in de keuken, de eetzaalmanager, de schoonmakers en de reparatiedienst. De eigenaren van dat hotel waren de gebroeders Cohen. Als ’s ochtends de ene broer binnen wandelde, deed hij het licht in de lobby aan, schoof een schilderij recht en sloop naar z’n kantoor. Even later liep de andere broer binnen, die deed het licht dan weer uit, vroeg mij waarom de schilderijen scheef hingen en leende zichzelf 2000 shekel uit de kas. Ik kon vrij aardig opschieten met Youssuf, een christelijke collega bij wie ik nog een paar keer op bezoek ben geweest. Youssuf had twee banen. Als hij klaar was met z’n shift in het Windmill hotel, haastte hij zich naar een hotel om de hoek om daar verder te werken.
Met de Moslims waren de relaties wat minder vriendelijk, maar we spraken wel met elkaar. Toen Israël zich uit Libanon terugtrok, was de euforie groot. Alsof Hezbollah naar Jeruzalem optrok, zo blij waren ze. Toen de onderhandelingen in Camp David in augustus 2000 mislukten waren ze wederom euforisch gestemd. Ik begreep er helemaal niets van en mijn joodse collega’s waren allemaal depressief. Maar de Arabieren woonden allemaal in oostelijk Jeruzalem en hadden helemaal geen zin om in handen te vallen van Arafat. Dat was nieuw voor mij en ik had moeite ze te geloven. “Jullie willen toch een Palestijnse staat?” “Ja, maar wij willen in Israël blijven wonen, want hier verdienen we drie keer zoveel”.
Later werkte ik in het Prima Kings hotel, en daar waren de zaken anders ingedeeld. De Russen hadden de schoonmaak in handen, de Palestijnen de keuken, de receptie was gemengd gebied. De dag dat de tweede Intifada uitbrak, reed de ene na de andere ambulance langs het hotel. Toen we er twintig hadden geteld, wisten we dat er iets flink mis was. In de maanden die volgden raakte vrijwel iedereen in het hotel z’n baan kwijt. De toeristen kwamen niet meer en het hotel bleef zo goed als leeg. Ik was een van de weinigen die mocht blijven, omdat ik relatief veel talen sprak. Veel van de mensen die ontslagen werden konden geen ander werk vinden. De Russen werden met een busje uit Kiryat Gat gehaald, een wat achtergebleven stadje in de Negev, waar grote werkeloosheid heerst. De Palestijnen kwamen uit oostelijk Jeruzalem, waar ook niet zomaar ander werk te vinden was. Je verloor bovendien veel meer dan alleen je baan.
Iedereen at één keer per dag in het hotel, daarvoor betaalde je een symbolisch bedrag van een paar euro per maand, terwijl gasten al snel dertig euro per maaltijd kwijt waren. Ik heb door alleen in het hotel te eten enorm veel geld kunnen besparen. Toen de eerste grote massaontslagen vielen, driekwart van de keukenstaf werd er uitgegooid, kregen we te horen dat iedereen één maaltijd per dag mocht blijven komen halen, ook al waren we in feite ontslagen. Ik weet niet precies hoelang ze er mee zijn doorgegaan, maar in ieder geval een jaar, want zo lang heb ik er nog gewerkt.
Begin 1999 verhuisde ik en had een Israëlische verhuizer geregeld. Dat koste 1500 shekel (1 euro is 5 shekel). Het was vrijdagmiddag, vlak voor Shabbat. Ik had met mijn huisgenoten al onze spullen al naar beneden gehaald en we waren bezig die in de vrachtwagen in te laden. Tova, een 70-jarige Jemenitische dame van wie ik een paar jaar eerder een flatje had gehuurd, was er ook. Tova bemoederde mij en mijn huisgenoten, het was een lieve dame maar wel een beetje gestoord. Ik ging pinnen zodat ik geld had om de verhuizers te betalen. Toen ik terugkwam was de vrachtwagen weg en stond alles op straat. Tova had besloten dat 1500 shekel veel te veel was en had de verhuizers, zonder eerst te overleggen met mij, weggestuurd. Ik in paniek, want waar haal je op vrijdagmiddag, vlak voor Shabbat, nog verhuizers vandaan? “Niets aan de hand”, zei Tova . Ze sprong in een taxi en vertrok naar oostelijk Jeruzalem. Daar vond zij op een of andere manier twee Arabieren met een busje, die voor 600 shekel dat werk wel wilden doen. Met drie kwartier werken hadden ze een maandsalaris verdiend. De kosten in de Palestijnse gebieden zijn lager, je betaalt er minder huur en het voedsel is er goedkoper. In feite is het een lagelonenland om de hoek. Zij een maandsalaris, wij minder dan de helft kwijt, iedereen gelukkig. Ook dat was na het begin van de tweede Intifada afgelopen.
In diezelfde buurt reden af en toe Palestijnen in een busje rond met wat tweedehands meubelen die ze wilden verkopen. Ze hadden een megafoon en daarmee riepen ze “Alte Sachen, alte Sachen“. Dat is Jiddisch voor oude spullen’. Palestijnen die Jiddisch spreken – ik heb ze na het uitbreken van de tweede Intifada niet meer gezien.
Op een gegeven moment begonnen er dagelijks overal bommen te ontploffen. Ik woonde in het centrum van de stad, zo goed als tegenover Sbarro, waar op 9 Augustus 2001 vijftien mensen werden vermoord. Er is in die tijd een auto bij mij om de hoek geëxplodeerd. Ik werd ’s ochtends wakker en kon niet naar buiten, want de politie had de buurt afgezet omdat er overal niet ontplofte mortiergranaten lagen, die daar gedurende de nacht waren neergelegd. Café Moment, dat was gelegen tegenover het hotel waar ik werkte, werd opgeblazen. Een echtpaar vroeg mij op een zaterdagavond in het hotel of ze ergens gezellig konden uitgaan. Ik raadde ze de Russian Compound aan. Ik had nog geen taxi besteld of het bericht kwam binnen dat daar een café was opgeblazen – die twee zijn niet toen meer naar buiten gegaan.
Ik had in die tijd vaak nachtdienst en was dan om zeven uur ’s ochtends uur klaar. Dat was ideaal, want de meeste aanvallen kwamen na acht uur in de morgen, meestal in het centrum van waar ik woonde. Dus ik kwam thuis, ging slapen, hoorde een paar uur later de knal of de schoten – want dat gebeurde ook – checkte via het nieuws hoeveel mensen er waren vermoord en kroop mijn nest weer in. De zelfmoordaanslag van de dag’ hadden we dan weer gehad. Het leek alsof het dagelijkse kost was, maar ik heb ze bijgehouden en ik heb er in anderhalf jaar niet meer dan vijfentwintig meegemaakt.
Er wordt nu veel gesproken over de muur en de roadblocks en hoe moeilijk de Palestijnen het daardoor hebben, maar dat is allemaal onzin. Al ver voor de realisatie van de muur en de opgeworpen roadblocks sloeg de economische ellende toe. Dat gebeurde op het moment dat de Palestijnse terreurorganisaties de wandeling van Ariël Sharon aan de Tempelberg aangrepen om een oorlog tegen Israël te beginnen. Ik ben er zeker van dat als de Palestijnen een storm van kritiek over zich heen hadden gekregen, de tweede Intifada binnen een jaar voorbij zou zijn geweest. In plaats daarvan werden ze als helden verheerlijkt, had iedereen begrip en vond men dat Israël buitenproportioneel reageerde.
Israël raakte dankzij de negatieve berichtgeving hoe langer hoe meer geïsoleerd, wat de Palestijnen alle reden gaf om de wapens niet neer te leggen. Zo duurde het conflict veel langer dan nodig en bereikten de Palestijnen datgene wat Israël in veertig jaar niet gelukt was, namelijk de ondergang van de Palestijnse nationalistische beweging.
Ariël Sharon ligt in z’n coma en grijnst.
Daniel T. Boom (1972), heeft acht jaar in Israel gewoond en daar Engelse en Duitse literatuur gestudeerd. Hij is nu IT-er. Zijn devies: Aardbeien met slagroom.
Algemeen, 16.06.2007 @ 08:01
2 Reacties
op 17 06 2007 at 13:20 schreef Loor:
Mooi en leerzaam verslag, Daniël. Nu maar hopen dat de boodschap aankomt bij diegenen die blijven hameren op de ‘rechtvaardiging’ van het Palestijnse geweld.
op 17 06 2007 at 13:28 schreef Gielah Qara':
Beste Daniel T. Boom: Uitstekend verhaal!
Ik ken Jeruzalem erg goed en weet zodoende precies waar u gewerkt en gewoond hebt.
En ja… de westerse media en de linkse politici ( een onzalig conglomeraat)dragen een grote verantwoordelijkheid in deze.
Het is zoals Goebbels zei: "Als je een leugen maar vaak genoeg herhaalt, gaat iedereen erin geloven".
Wie zich voor zijn of haar meningvorming t.a.v. de Midden-Oosten problematiek enkel en alleen op de krant en de tv hier baseert, heeft per definitie een volkomen scheef idee over de werkelijkheid en helaas draagt het onderwijs dat ook weer over aan de jonge generatie.
Het is dan ook mijn mening dat – wil Nederland ooit nog herstellen van haar gehersenspoelde staat- het instellen van een goede, neutrale pers de allerhoogste prioriteit moet hebben.
Hoe?
Zijn er überhaupt nog niet-linkse journalisten voorhanden?
Uw verhaal hier geeft tenminste weer een beetje moed.
Todah rabba!