Commander Jim
Gin Hageman
Sierra Leone is een keihard land. Iedereen liegt, bedriegt, manipuleert, zoekt ruzie en schreeuwt tegen anderen om het minste geringste. Ik ben er inmiddels volkomen aan gewend geraakt. Ik zei het al een keer eerder; ze kunnen een meter van me vandaan iemand afranselen met een stok of suikerriet en ik kijk niet eens meer op of om.
Het tonen van enige zwakte is echt onmogelijk in deze samenleving. Ook voor mij. En ook daar ben ik aan gewend geraakt. Ik hoor mezelf af en toe de meest onmogelijke leugens vertellen, ik dreig een ander gerust zijn kop eraf te rammen als hij nog even doorgaat met treiteren, en ik ben inmiddels redelijk ongevoelig aan het worden voor graatmagere bedelaars in de straten van Freetown. Ik hoor iedere dag de meest vreselijke verhalen over de burgeroorlog, ik word dagelijks geconfronteerd met criminaliteit, wanhoop en gewelddadigheid. Ik ben gehard.
Maar vandaag brak volkomen onverwachts de grote verdedigingsmuur die ik om mezelf heen heb gebouwd resoluut doormidden. Vanmorgen, in alle vroegte, stond een ex-kindsoldaat bij me aan de deur. Een jongen van zeventien, die bekend staat onder de naam ‘commander Jim’, twee koppen kleiner dan ik, duidelijk ondervoed geweest tijdens zijn groeifase, mager, maar vrolijk. Het is niet de eerste ex-kindsoldaat die ik ontmoet, en voor meerderen van hen heb ik een hart ontwikkeld, maar er lag iets in de ogen van deze jongeman wat me greep.
Wat je moet weten is dat deze jongen één van de beruchtste en hardste strijders was tijdens de oorlog, binnen zijn leeftijdscategorie, hij heeft een hele reputatie. Toen hij zes was (hou me ten goede, iedereen liegt hier over zijn leeftijd, dus ik weet het niet 100% zeker) werd hij ontvoerd door de rebellen, werd met drugs geïnjecteerd en heeft onder hun leiding vele, vele misdaden begaan. Iets waar hij overigens trots over kan vertellen. Hij vond zijn verblijf bij de rebellen van begin tot eind afschuwelijk, maar hij roemt zijn eigen prestaties. “I was fierce,” vertelt hij me met een twinkeling in zijn ogen. Tijdens een treffen tussen de rebellen en de Civil Defence Forces werd hij gevangen genomen door de Kamajors (de groepering die ik onderzoek, en onderdeel van de Civil Defence Forces) die hem aan een test onderwierpen; als hij de schuilplaats van de rebellen zou verraden, dan zouden ze hem in leven laten.
Met een hele escorte aan jonge meisjes, omdat de rebellen graag jonge en verse (lees onbesneden) maagden verkrachtten, was dit voor hem de aangewezen manier zonder argwaan te wekken terug te keren naar de basis van de rebellen. Terwijl de rebellen zich opgewonden opmaakten om zich te goed te doen aan de meisjes omsingelden de Kamajors de basis en versloegen de rebellen. Commander Jim was gered. Vanwege zijn moed en medewerking werd hij ingelijfd bij de Kamajors, waar hij jarenlang aan het front vocht. Volgens zijn voormalige leidinggevende was hij de ‘bravest warrior’, ‘fierce’, ‘one of the best and strongest fighters’. En ook onder de Kamajors heeft Commander Jim behoorlijk wat bloedbaden aangericht, dit keer onder de rebellen en met de rebellen collaborerende overheidssoldaten.
Uiteraard is hij daar trots op. De wrede grijns op zijn gezicht als hij erover vertelt spreekt boekdelen. Maar toen ik hem vroeg hoe en waarom de rebellen hem ontvoerd hadden brak hij. Zijn ouders werden voor zijn ogen vermoord. Zijn moeder werd eerst een aantal dagen als slavin en ‘echtgenote’ gebruikt. Toen ze wilde ontsnappen schoten ze haar neer, in haar zij. Ze overleed voor de ogen van de jongen. Zijn vader werd leven verbrand. Een tactiek die de rebellen graag toepasten; mensen kregen een autoband om hun nek gehangen die in de fik gestoken werd. Een langzame en zeer pijnlijke verbrandingsdood is het gevolg. In één dag werd hij wees, ontvoerd naar de jungle en tot krijger gemaakt.
Als hij over zijn moeder vertelt springen de tranen hem in zijn ogen. De trieste blik in zijn ogen en zijn verslagen lichaamshouding maken ook bij mij de tranen los. De eerste keer. Want ik heb meer van dit soort verhalen gehoord, en tot nu toe heb ik ze met droge ogen aan kunnen horen. We hebben samen zitten huilen, Commander Jim en ik. Een ‘little big man’, een oorlogsmisdadiger, een dappere krijger, maar ook een jongen die niemand meer heeft die om hem geeft. Als ik zijn hand in de mijne neem kalmeert hij uiteindelijk. Want naast een meisje waar hij verliefd op was en die vorig jaar overleed aan sikkelcel-ziekte heeft hij sinds het overlijden van zijn moeder nooit meer iemand gehad die hem enige affectie heeft getoond.
We hebben het grootste deel van de dag samen doorgebracht. Hij noemt me ‘mommy’. Commander Jim wordt één van mijn belangrijkste informanten. Vanwege zijn leidinggevende positie over andere kindsoldaten bij de Kamajors is hij degene die hun wereld voor me kan ontsluiten. En dus gaat hij met me mee naar Bo in Februari. Ik heb geluk. Hij vindt me namelijk lief. En heel erg aardig. En dat is de enige reden waarom hij meewerkt, want hij heeft eerder met onderzoekers gewerkt, en met Westerse journalisten die hem stuk voor stuk beloften hebben gedaan waar ze zich niet aan hebben gehouden. Eén van de eerste dingen die ik hem vanmorgen vertelde was dat er bij mij niets te halen valt. Dat ik zelf een arme student ben en net als hijzelf moet strijden om mijn studie te kunnen bekostigen. Dat beviel hem. Hoewel hij natuurlijk graag ‘assistentie’ zou willen waardeert hij mijn eerlijkheid op dit gebied. Uiteraard ga ik ervan uit dat hij me binnen de kortste keren om dingen of geld zal vragen, dat is nou eenmaal de tweede natuur van iedere Sierra Leonees, maar voorlopig gedraagt hij zich voorbeeldig. Het voordeel van de twijfel dan maar.
Gin Hageman, studente culturele antropologie te Amsterdam, doet van december tot en met maart onderzoek naar (ex-)kindsoldaten in Sierra Leone. Via e-mail doet ze verslag van haar belevenissen. Meer op haar weblog.
Algemeen, 26.01.2007 @ 17:04
2 Reacties
op 28 01 2007 at 18:21 schreef Michiel Mans:
Ha Gin,
Ik denk dat Jim, als overlevingsstrategie, een overtreffende trap van jouw ‘gevoelloossheid’ heeft ontwikkeld. Veel keuze had hij daarin waarschijnlijk ook niet. Wij kunnen vanuit het reeds decennia vredige Nederland, ons moelijk inleven in de levens van hen die onder totaal andere omstandigheden leven, of opgroeien. Zowel waar het jou nu betreft, als Jim. Of een GI in Baghdad. Ook zo’n plek waar overlevingsstrategieen waarschijnlijk welig tieren. Aan alle kanten.
op 29 01 2007 at 15:10 schreef Metatron:
Gin:
Mijn nichtje is onlangs naar Sierra Leone vertrokken. Gaat daar vrijwilligerswerk doen voor een organisatie die zich inzet voor gehandicapten.
Ik was nogal cynisch over haar onderneming. Ik vroeg me af of mijn cynisme getuigt van laf gedrag en onverschilligheid. Als ik jouw nieuwsbrief lees, schrik ik eerder dan dat ik bewondering voor je heb. Maar ik heb het woord al gebruikt en dus is het door mijn hoofd gegaan. Bewondering. Maar ook verwondering. Meisje, wat haal je je toch op je hals. Enfin, je hebt er de leeftijd voor. De onverschrokkenheid die je etaleert zal wel leeftijdsgebonden zijn. Maar stieken bewonder ik wel je lef. Ik kijk uit naar je vorderingen.